De beoordeling
13. Hoewel de akte van schuldbekentenis van 3 februari 2019 niet is voorzien van een goedschrift in de zin van art. 137 lid 1 Rv BES, en dus geen dwingend bewijs oplevert, staat niet ter discussie dat [gedaagde] op 3 februari 2019 US$ 1.196 aan [eiser] en [huisgenoot van eiser] schuldig was.
14. Vaststaat ook dat de partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] zijn schuld zou aflossen door het verrichten van klussen. Uit de akte blijkt echter niet welke klussen hij zou moeten verrichten en welk loon daarvoor zou worden gerekend, en gesteld nog gebleken is dat daarover later afspraken zijn gemaakt.
15. [ [eiser] stelt aanvankelijk, in het verzoekschrift, dat [gedaagde] na 3 februari 2019 helemaal geen klussen heeft verricht en dus het volledige bedrag schuldig is, maar erkent later, in reactie op de conclusie van antwoord, dat hij wel taken heeft verricht, maar alleen huishoudelijke taken. Zij stelt echter dat dat uitsluitend als dank voor jaren van goede zorg was, en dat alleen maar op de schuld kon worden afgelost met werk dat zij zelf niet kon verrichten, zoals grind strooien, takken zagen, verven en de schoonmaak van het zwembad.
16. [ [gedaagde] stelt dat hij wel degelijk werkzaamheden voor [eiser] (en [huisgenoot van eiser]) heeft verricht. Hij stelt dat hij van 4 februari t/m 15 april 2019 elke dag bij [eiser] thuis was om schoon te maken, de honden te verzorgen, boodschappen te doen en andere klussen te verrichten. Hij heeft ter onderbouwing van zijn stelling in bijlage 2 bij de conclusie van antwoord app-communicatie tussen hem en [eiser] gedurende de periode van 4 februari 2019 t/m 15 april 2019 overgelegd.
17. Naar het oordeel van het gerecht verschaft die app-correspondentie een onthullend beeld van de verhouding tussen [gedaagde] en [eiser] (en [huisgenoot van eiser]).
Zo blijkt daaruit dat [gedaagde] in de periode van 4 februari 2019 tot half april 2019 vaak naar het huis van [eiser] en [huisgenoot van eiser] ging om daar werkzaamheden te verrichten, dit naast zijn reguliere werk. Dat dat frequent gebeurde, kan direct worden afgeleid uit de apps zelf, en dat het ook gebruikelijk was kan worden afgeleid uit apps van [eiser] als:
- “ Je hoeft morgen ochtent niet hierheen te komen” (app 6 februari 2019 om 20.12 uur),
- “ Hoe laat kom jij hier vanmogen” (app 22 februari 2019 om 6.50 uur),
- “ is weer onderweg dus je kunt als zij er is meteen weg maar jij komt vanmiddag als je klaar bent nog wel.ff terug” (app 23 maart 2019 om 12.52 uur),
- “ Red je het niet als je gewoon om 7:25 komt” (app 26 maart 2019 om 18.15 uur),
- “ Morgen ochtend hoef je niet hier te zijn maar wel in je pauze zwembad doen” (app 27 maart 2019 om 18.51 uur),
en de app van [gedaagde] op 7 maart 2019 om 15.13 uur: “[huisgenoot eiser] kwam thuis om 13:30 dus ze zei dat ik vanmiddag niet hoefde te komen”.
18. Verder blijkt uit die app-correspondentie dat [eiser] [gedaagde] vaak – haast dagelijks - verzoeken deed en zelfs opdrachten gaf en dat hij daaraan ook voldeed - zie onder meer de door hem geel gemarkeerde passages. Het ging bij die verzoeken en opdrachten niet uitsluitend, zoals [eiser] stelt, om huishoudelijke werkzaamheden als de verzorging van de honden, stofzuigen, verzorging van het zwembad, dweilen en het doen van boodschappen, maar om diverse, zeer verscheidene andere taken die niet als normale huishoudelijke werkzaamheden zijn te kwalificeren, zoals:
- het halen van medicijnen voor de hond (app 14 februari 2019),
- het kopen van een schermpje (app 19 februari 2019),
- het brengen van valletjes (app 22 februari 2019),
- het opmeten van een horloge in een winkel (apps 26 en 27 februari 2019),
- het afhalen van een recept voor [eiser] (app 28 februari 2019),
- het ophalen van de auto (app 5 maart 2019),
- het halen van afhaalmaaltijden (app 8 maart 2019 ),
- het ophalen van een pakje bij DHL (app 27 maart 2019),
- het (wederom) afhalen van een recept voor [eiser] en het vervolgens ophalen van de medicijnen bij de apotheek (app 29 maart 2019), en
- het ophalen van een stick (app 12 april 2019).
Bij de uitvoering van deze klussen werd van [gedaagde] soms verlangd dat hij eerst bij [eiser] langs reed om haar ID op te halen en heeft hij ook overigens veel tijd moeten besteden aan reizen (en benzinekosten moeten maken).
19. [ [gedaagde] stelt verder dat [eiser] heeft erkend dat bedragen moeten worden afgetrokken voor werkzaamheden in de bewuste periode en onderbouwt dit met een in bijlage 3 bij de conclusie van antwoord overgelegde, niet-gedateerde brief van [eiser], met als eerste zin “
Je hebt getekend voor een openstaande schuld van $ 1235.” en waarin zij verder schrijft, samengevat, dat:
- die schuld wordt vermeerderd met US$ 139 aan rente, US$ 200 aan schade en US$ 221 voor het bed tot in totaal US$ 1.795,
- [gedaagde] bepaalde klussen (trap, witte zuilen, houtwerk afdakje, ramen, hekwerk rond zwembad) niet heeft verricht of afgemaakt,
- [gedaagde] andere klussen (grind verdelen) niet goed heeft verricht,
- [gedaagde] tijdens het klussen de hele dag drank en eten kreeg, wat ook moet worden verrekend,
- voor werkzaamheden aan het zwembad US$ 200 in mindering wordt gebracht, en voor andere kleine klusjes, zoals het helpen met een afdak, eveneens US$ 200,
- voor het oppassen van de honden niets in mindering wordt gebracht omdat het huis steeds smerig was,
- [gedaagde] dus US$ 1.395 moet betalen.
De brief eindigt met de zin:
Jij hebt besloten per vandaag te stoppen met je aflossing dus per vandaag wil ik om 16.00 uur mijn geld.
20. In haar betwisting stelt [eiser] dat deze brief de schuldbekentenis van 17 juli 2018 betreft en dat het bedrag van US$ 1.235 wordt gevormd door de erkende schuld van US$ 1.633 minus de verminderingen met 2x US$ 200 voor het schoonmaken van het zwembad en andere kleine klusjes, maar dat acht het gerecht ongeloofwaardig, aangezien [gedaagde] toen niet heeft getekend voor een schuld van US$ 1.235, en de vermindering met 2x US$ 200 in de brief expliciet geschiedde op een totale schuld van US$ 1.795 en leidde tot een schuld van US$ 1.395.
Daarnaast heeft [eiser] geen verklaring gegeven voor (a) de slotzin die op zijn minst doet vermoeden, gelet op het feit dat [gedaagde] haar op 15 april 2019 heeft geappt dat hij geen klussen meer zal verrichten, dat die brief op die dag is geschreven.
Dit, gevoegd bij:
( b) de app-correspondentie van 15 april 2019, waarin [eiser] óók betaling op die dag vóór 16.00 uur eiste, en
( c) de app van [eiser] aan [gedaagde] op 15 april 2019 om 15.41 uur waarin [eiser] een bijlage stuurde met een brief die exact hetzelfde begint als de in bijlage 3 van de conclusie van antwoord opgenomen brief,
doet het gerecht concluderen dat die brief inderdaad, zoals [gedaagde] stelt, door [eiser] is geschreven (en verstuurd) op 15 april 2019.
Een en ander betekent niet alleen dat, anders dan [eiser] stelt, [gedaagde] óók werkzaamheden heeft verricht die volgens haarzelf zouden moeten leiden tot vermindering van zijn schuld, maar het betekent ook dat op de schuld van (niet US$ 1.235 maar) US$ 1.196 tenminste de door [eiser] geschatte bedragen van 2x US$ 200 in mindering moet worden gebracht, en dat zij dus hoogstens nog US$ 796 te vorderen zou hebben.
21. Het vorengaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] na 3 februari 2019 in opdracht of op verzoek van [eiser] (en [huisgenoot van eiser]) nog heeft verricht:
veel huishoudelijke werkzaamheden,
de andere werkzaamheden zoals beschreven onder 18, en
de werkzaamheden, beschreven in de brief in bijlage 3 van de conclusie van antwoord.
22. Vraag is of ook de tegenwaarde van de onder 21 onder a en b bedoelde werkzaamheden in mindering dient te worden gebracht op de schuld. Bij de beantwoording van die vraag komt het aan op de zin die de partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs mochten toekennen aan de bepaling dat [gedaagde] door het verrichten van klussen zijn schuld aan [eiser] en [huisgenoot van eiser] zou aflossen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In dit opzicht acht het gerecht relevant dat:
- [ gedaagde] niet meer, zoals voorheen, inwoonde bij [eiser] en [huisgenoot van eiser], en daarom geen reden meer bestond om als dank voor de gratis huisvesting allerlei (huishoudelijke) werkzaamheden te verrichten.
- [ eiser] zich tegenover [gedaagde] (en derden) profileert en profileerde als zijn weldoener, waardoor [gedaagde] een ruimhartige uitleg van het begrip “klussen” mocht verwachten.
Onder die omstandigheden mocht [gedaagde] er dan ook redelijkerwijs van uit gaan dat ook de overige werkzaamheden die hij in opdracht of op verzoek van [eiser] heeft verricht, bijdroegen aan een vermindering van zijn schuld.
23. Dit zo zijnde, en in aanmerking nemende dat door het ontbreken van een afgesproken uurloon moet worden uitgegaan van een redelijk uurloon - dat door het gerecht, rekening houdende met op Bonaire gangbare uurlonen voor zulk werk, wordt geraamd op US$ 10 - is wel duidelijk dat de hoeveelheid tijd die [gedaagde] na 3 februari 2019 voor [eiser] en [huisgenoot van eiser] heeft besteed aan de onder 21 onder a en b bedoelde werkzaamheden (waaronder begrepen het ten behoeve daarvan reizen) in elk geval een tegenwaarde vertegenwoordigt die het bedrag van US$ 796 ruimschoots overschrijdt. Dat betekent dat [gedaagde] reeds daarom niets meer aan [eiser] verschuldigd is, en dat dus in het midden kan blijven of de door [eiser] eenzijdig bepaalde tegenwaarde voor de onder 21 onder c bedoelde werkzaamheden van US$ 400 voldoende is.
24. Uit het voorgaande volgt dat de vordering zal worden afgewezen. [eiser] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.