ECLI:NL:OGEABES:2019:67

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 augustus 2019
Publicatiedatum
19 augustus 2020
Zaaknummer
400.00122/19
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M.J. de Kort
  • M.D.M. Connor
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van hennep en munitie; overtreding van de Opiumwet en Vuurwapenwet

Op 15 augustus 2019 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het invoeren van hennep en het voorhanden hebben van munitie. De verdachte, geboren in 1975 en thans gedetineerd op Bonaire, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.J. Winkel. Tijdens de openbare terechtzitting op 25 juli 2019 eiste de officier van justitie, mr. M.A. Boheur, een gevangenisstraf van 21 maanden en onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen munitie. De verdachte werd beschuldigd van het invoeren van ongeveer 12,713 kilogram marihuana en het voorhanden hebben van 200 scherpe patronen kaliber 9mm. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de munitie en dat hij niet anders kon handelen toen hij zich daarvan bewust werd. Het Gerecht verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet had op het voorhanden hebben van de munitie, gezien de omstandigheden waaronder hij aan boord ging van de boot vanuit Venezuela.

Het Gerecht oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en de Vuurwapenwet. De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het Gerecht legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarvan een deel voorwaardelijk. Tevens werd de in beslag genomen munitie onttrokken aan het verkeer. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J. de Kort, bijgestaan door mr. M.D.M. Connor, en vond plaats in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Parketnummer: 400.00122/19

Uitspraak: 15 augustus 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum]) 1975 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring op Bonaire.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 juli 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.J. Winkel, advocaat op Bonaire.
De officier van justitie, mr. M.A. Boheur, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van eenentwintig maanden, met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen munitie.
De raadsman heeft zich ter zake van het onder 1 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechter. Ter zake van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsman primair bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken dan wel ontslagen van alle rechtsvervolging en subsidiair heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
Feit 1
dat hij, in of omstreeks de periode van 22 tot en met 23 april 2019, op het
eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, al dan niet opzettelijk heeft ingevoerd en/of doorgevoerd in de zin van
artikel 1 lid 2 van de Opiumwet 1960 BES en/of artikel 1 lid 3 Opiumwet 1960
BES, in ieder geval in zijn/hun bezit en/of aanwezig heeft/hebben gehad
(ongeveer) 12,713 kilogram marihuana, althans een hoeveelheid marihuana,
althans een hoeveelheid hennep en/ of hasjiesj en/ of marihuana en/ of
cannabis, althans van enige gebruikelijke bereiding, waaraan de hars die uit
hennep wordt getrokken, ten grondslag ligt, zijnde (een) middel(len) als
bedoeld in artikel 1 Opiumwet 1960 BES;
Feit2
dat hij, in of omstreeks de periode van 22 tot en met 23 april 2019, op het
eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, voorhanden heeft gehad 200 (tweehonderd) scherpe patronen (kaliber 9mm), in elk geval één of meer scherpe patro(o)nen (kaliber 9mm), zijnde munitie in de zin van de Vuurwapenwet BES.
Voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna aan dit vonnis toe te voegen aanvulling bevattende de bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande:
Feit 1
dat hij, in
of omstreeksde periode van 22 tot en met 23 april 2019, op het
eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans
alleen, al dan nietopzettelijk heeft ingevoerd
en/of doorgevoerdin de zin van
artikel 1 lid 2 van de Opiumwet 1960 BES
en/of artikel 1 lid 3 Opiumwet 1960
BES, in ieder geval in zijn/hun bezit en/of aanwezig heeft/hebben gehad
(ongeveer)12,713 kilogram
(marihuana
),
althans een hoeveelheid marihuana,
althans een hoeveelheidhennep
en/ of hasjiesj en/ of marihuana en/ of
cannabis, althans van enige gebruikelijke bereiding, waaraan de hars die uit
hennep wordt getrokken, ten grondslag ligt, zijnde
(een
)middel
(len)als
bedoeld in artikel 1 Opiumwet 1960 BES;
Feit2
dat hij, in
of omstreeksde periode van 22 tot en met 23 april 2019, op het
eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans
alleen,voorhanden heeft gehad 200 (tweehonderd) scherpe patronen (
(kaliber 9mm),
in elk geval één of meer scherpe patro(o)nen (kaliber 9mm)zijnde munitie in de zin van de Vuurwapenwet BES.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte niet op de hoogte was van het feit dat er een tas inhoudende munitie aan boord lag. Pas aan boord, bij het openmaken van de betreffende tas, kwam de verdachte dat te weten. Van opzet zijdens de verdachte op het voorhanden hebben van munitie is derhalve geen sprake geweest, aldus de raadsman.
Het Gerecht verwerpt het verweer op grond van de volgende overweging.
De verdachte stapte in Venezuela samen met de medeverdachte [medeverdachte] aan boord van een boot met eindbestemming Bonaire. Dat zij op een illegale wijze Bonaire zouden binnenkomen was van meet af aan bij de verdachte bekend. De verdachte was daarnaast ook van te voren bekend met het feit dat er marihuana (oftewel hennep in de zin van de wet) aan boord zou liggen. De verdachte heeft door aan boord te gaan en te blijven bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat op dezelfde wijze ook andere illegale goederen, waaronder munitie, Bonaire zouden worden binnen gevoerd. Door te handelen, zoals hij heeft gehandeld heeft de verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet gehad op het op enig moment voorhanden hebben van de aangetroffen en inbeslaggenomen munitie. Immers is het een feit van algemene bekendheid dat met boten vanuit het buitenland, waaronder Venezuela, naast illegale personen en verdovende middelen ook munitie wordt overgevaren naar Bonaire. Dat de verdachte zich pas op een later moment bewust werd van de aanwezigheid van de tas inhoudende munitie aan boord, doet aan het voorgaande niet af. Het tenlastegelegde medeplegen van munitiebezit kan derhalve wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Verweren ten aanzien van de strafbaarheid
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit, naar het Gerecht begrijpt, zal worden ontslagen van alle rechtsvolging. Hij heeft daartoe aangevoerd dat toen de verdachte zich bewust werd van de aanwezigheid van de munitie aan boord hij niet meer van boord kon gaan. Hij kon niet anders doen dan de daarna volgende instructies te volgen, aldus de raadsman.
Voor zover de verdediging een beroep op psychische overmacht wenst te doen overweegt het Gerecht als volgt. Een beroep op psychische overmacht kan alleen dan slagen wanneer er sprake is geweest van een zodanige van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet hoefde te bieden. Dit betekent dat het in zijn algemeenheid gaat om situaties waarin weliswaar bewust is gehandeld, maar dit handelen aan degene die de gedragingen heeft verricht niet kan worden tegengeworpen, omdat van hem redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij in die situatie anders zou handelen dan hij heeft gedaan. Wat betreft de stelling van de raadsman dat de verdachte toen hij zich bewust werd van de aanwezigheid van de munitie aan boord niet meer van boord kon gaan en niet anders kon handelen dan de daarna volgende instructies te volgen, is het Gerecht van oordeel dat dit niet aannemelijk is geworden. De verdachte heeft bewust de keuze gemaakt om aan boord te gaan en vervolgens aan boord te blijven, wetende dat er illegale goederen aan boord waren, waarvan later bleek dat daaronder de munitie zich bevond.
Nu in casu noch uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat er sprake is geweest van een zodanige van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet hoefde te bieden, zal het beroep op psychische overmacht worden verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 4, eerste lid, aanhef, onder A, van de Opiumwet 1960 BES en strafbaar gesteld in artikel 11, tweede lid van die wet, juncto artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht BES.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid, onder A van de Opiumwet 1960 BES.
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenwet BES en strafbaar gesteld in artikel 11 van die wet.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Medeplegen van een overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenwet, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf en/of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan de invoer van maar liefst 12,713 kilogram marihuana. Dat die invoer uiteindelijk is mislukt, is uitsluitend te danken aan het adequate handelen van de daartoe bevoegde autoriteiten. De ingevoerde partij hennep was qua hoeveelheid geschikt (en zonder twijfel ook bestemd) voor verdere verspreiding en handel. Het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit door verslaafden.
De verdachte heeft zich voorts samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van maar liefst tweehonderd scherpe patronen. De illegale handel in munitie is maatschappelijk onaanvaardbaar vanwege de grote dreiging die daarvan uitgaat voor de samenleving. Het is algemeen bekend dat er op Bonaire steeds meer overlast is van illegaal vuurwapenbezit. Daarom moet net zoals tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens ook tegen het onbevoegd voorhanden hebben van munitie streng worden opgetreden.
Bij de bepaling van de straf houdt het Gerecht rekening met de geringe rol van de verdachte bij de bewezen feiten en met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarbij neemt het Gerecht in acht dat de verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie.
Alles afwegende acht het Gerecht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
De in beslag genomen munitie is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Met betrekking tot deze voorwerpen is het onder 2 bewezen verklaarde begaan. Het ongecontroleerde bezit van de voorwerpen is bovendien in strijd met de wet en het algemeen belang. Het Gerecht zal de voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 17a, 17b, 17c, 38b, 38c en 59 van het Wetboek van Strafrecht BES, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
vierentwintig (24) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf een gedeelte, groot
zes (6) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
drie (3) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen munitie.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.J. de Kort, bijgestaan door mr. M.D.M. Connor, (zittingsgriffier), en op 15 augustus 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Bonaire met een directe beeld- en geluidsverbinding met het Gerechtsgebouw op Curaçao.
uitspraakgriffier: