ECLI:NL:OGEABES:2019:68

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 januari 2019
Publicatiedatum
21 augustus 2020
Zaaknummer
400.00075/17
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot diefstal van vee uit een weide op Bonaire

Op 17 januari 2019 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1980, die samen met medeverdachten werd beschuldigd van het medeplegen van poging tot diefstal van 24 geiten. De zaak kwam ter terechtzitting na een aanhouding op 15 januari 2017, waarbij de verdachte en medeverdachten werden betrapt met een zelfgemaakte val voor de geiten. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 2 dagen voorwaardelijk en 40 uren dienstverlening. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het tweede feit, dat betrekking had op het opzettelijk beschadigen van een geit. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte niet voldoende had bijgedragen aan het tweede feit en sprak haar daarvan vrij. Echter, het Gerecht achtte het eerste feit, de poging tot diefstal, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had samen met anderen een val gemaakt en de geiten bijeengedreven, met de intentie deze te stelen. De verdachte ontkende echter enige betrokkenheid bij de val en de diefstal, maar het Gerecht oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van 500 Amerikaanse dollar en 17 dagen hechtenis, met een proeftijd van 1 jaar.

Uitspraak

Parketnummer: 400.00075/17

Uitspraak: 17 januari 2019 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1980 in de [geboorte land],
wonende op [woonplaats], [adres]
.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.J. Winkel, advocaat op Bonaire.
De officier van justitie, mr. A.A.E. Martis, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende 40 uren dienstverlening in de vorm van onbetaalde arbeid zal verrichten, met dien verstande dat die werkzaamheden binnen 9 maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis dienen te zijn voltooid.
De raadsman heeft primair bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. Subsidiair heeft hij een strafmaatverweer gevoerd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
Feit 1
dat zij, op of omstreeks 15 januari 2017, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, al dan niet uit een weide/kunuku, een of meer stuk(s) vee, te weten 24 geiten, althans een of meer geit(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan naam [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededaders,
samen met een of meer anderen, voorzien van gereedschap en goederen om een val te maken naar die weide/kunuku is gegaan en/of de plaats voor de val heeft schoongemaakt en/of aldaar een val heeft gemaakt en/of dat vee heeft opgejaagd in de richting van de val en/of het vee heeft tegengehouden en/of verhinderd om een andere richting op te lopen dan waar de val is gelegen en/of het vee heeft vastgebonden en/of dat vee onder zijn/hun bereik heeft gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 323 jo 324 aanhef en onder sub 1 en sub 4 jo. 49 jo. 47 Wetboek Strafrecht BES)
subsidiair
dat [medeverachte 1] en/of [medeverdachte 2], op of omstreeks 15 januari 2017, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, al dan niet uit een weide/kunuku, een of meer stuk(s) vee, te weten een of meer geit(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan naam [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededaders,
samen met een of meer anderen, voorzien van gereedschap en goederen om een val te maken naar die weide/kunuku is gegaan en/of de plaats voor de val heeft schoongemaakt en/of aldaar een val heeft gemaakt en/of dat vee heeft opgejaagd in de richting van de val en/of het vee heeft tegengehouden en/of verhinderd om een andere richting op te lopen dan waar de val is gelegen en/of het vee heeft vastgebonden en/of dat vee onder zijn/hun bereik heeft gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen en aldaar opzettelijk behulpzaam is geweest door samen met die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] naar de plaats van voornoemd misdrijf te gaan en/of (vervolgens) aldaar aldan niet samen met [medeverdachte 2] de geiten tegen te houden en/of te verhinderen om weg te lopen en/of te dwingen in de val te blijven, zodat die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] de geiten vast kon(den) binden en/of ten behoeve van die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op de uitkijk te staan;
(artikel 323 jo 324 aanhef en onder sub 1 en sub 4 jo. 49 jo. 47 jo. 50 Wetboek Strafrecht BES)
Feit 2
dat zij, op of omstreeks 15 januari 2017, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een dier, namelijk een geit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(artikel 366 lid 1 en lid 2 jo. 49 Wetboek van Strafrecht BES)
Voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
Het Gerecht overweegt hieromtrent het volgende.
Op 15 januari 2017 werd de verdachte samen met de medeverdachten in een kunuku gelegen te [buurt] aangehouden. Met een zelfgemaakte val waren de erfomheiningen vastgebonden, waardoor de aldaar aanwezige geiten geen andere kant op konden dan in de val lopen. Verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben meer dan 15 met touw vastgebonden geiten liggend op de grond aangetroffen. In totaal werden 24 geiten in beslag genomen, waaronder één dode geit met een door de gezaghebber van Bonaire afgegeven oormerkteken. De overige 23 geiten hadden geen gemerkte oren. [benadeelde 1], die de geiten aan hun ras en kleurcombinatie heeft herkend, verklaarde eigenaar van deze geiten te zijn. De dode geoormerkte geit, bleek later eigendom te zijn van [benadeelde 3].
Aan de verdachte is het medeplegen ten laste gelegd. Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Dit is slechts dan het geval als de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. de bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens en/of na het strafbare feit. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal dan moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Door de verdachte is verklaard dat zij samen met de medeverdachten naar de kunuku was gegaan en dat zij wist dat ze daarheen gingen om geiten mee te nemen. Volgens de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben zij, met z’n tweeën, de val gemaakt en gezet, de geiten bijeengedreven en vastgebonden. De verdachte was, volgens de verklaring van [medeverdachte 2], behulpzaam geweest door in de buurt van de val te blijven om te voorkomen dat de geiten naar een andere richting gingen. Het Gerecht neemt in aanmerking dat de geit die is doodgegaan, gelet op de verklaringen van de medeverdachten over hun wijze van handelen met betrekking tot de geiten, door die handelingen (het bijeendrijven van vele geiten in de beperkte ruimte van een val en deze hierna op de grond vastbinden) in ieder geval beschadigd is geraakt. De bijdrage van de verdachte is daarmee naar het oordeel van het Gerecht niet van voldoende gewicht geweest om te kunnen spreken van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking gericht op het plegen van het onder 2 ten laste gelegde dat dit medeplegen oplevert. De verdachte zal daarom van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling (tijds)verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:
dat zij, op
of omstreeks15 januari 2017, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door
haar,verdachte
,voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigeningweg te nemen,
al dan nietuit een weide/kunuku,
een of meerstuk
(s
)vee, te weten 24 geiten,
althans een of meer geit(en), in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan
naam[benadeelde 1] en
/of[benadeelde 3],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededaders,
samen met
een of meeranderen, voorzien van gereedschap en goederen om een val te maken naar die weide/kunuku is gegaan en
/ofde plaats voor de val heeft schoongemaakt en
/ofaldaar een val heeft gemaakt en
/ofdat vee heeft opgejaagd in de richting van de val en
/ofhet vee heeft tegengehouden en/of verhinderd om een andere richting op te lopen dan waar de val is gelegen en
/ofhet vee heeft vastgebonden en
/ofdat vee onder
haar/hunbereik heeft gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
;
subsidiair
dat [medeverdachte 1][medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], op of omstreeks 15 januari 2017, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen, al dan niet uit een weide/kunuku, een of meer stuk(s) vee, te weten een of meer geit(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan naam [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededaders,
samen met een of meer anderen, voorzien van gereedschap en goederen om een val te maken naar die weide/kunuku is gegaan en/of de plaats voor de val heeft schoongemaakt en/of aldaar een val heeft gemaakt en/of dat vee heeft opgejaagd in de richting van de val en/of het vee heeft tegengehouden en/of verhinderd om een andere richting op te lopen dan waar de val is gelegen en/of het vee heeft vastgebonden en/of dat vee onder zijn/hun bereik heeft gebracht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen en aldaar opzettelijk behulpzaam is geweest door samen met die[medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 2] naar de plaats van voornoemd misdrijf te gaan en/of (vervolgens) aldaar aldan niet samen met [medeverdachte 2] de geiten tegen te houden en/of te verhinderen om weg te lopen en/of te dwingen in de val te blijven, zodat die[medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 2] de geiten vast kon(den) binden en/of ten behoeve van die[medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 2] op de uitkijk te staan;.
Feit 2
dat zij, op of omstreeks 15 januari 2017, op het eiland Bonaire, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een dier, namelijk een geit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd; omwille van de leesbaarheid zijn ook wijzigingen aangebracht in de bewezenverklaring (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1] De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen op Bonaire.
1. Op 15 januari 2017 omstreeks 18.15 uur, werden de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] naar aanleiding van een melding bij de Centrale Meldkamer van de Politie gedirigeerd in de omgeving van een knoek ter hoogte van Rooi Lamunchi, waar een verdachte voertuig, een rood getinte dubbel cabine pick-up, geparkeerd stond en vermoedelijk diefstal van geiten gaande was. Zij hebben het volgende gerelateerd:
“Ter plaatse werden wij, verbalisanten, door de melder benaderd. Hij wees ons, verbalisanten, aan waar het voertuig geparkeerd stond. Wij, verbalisanten, troffen ter plaatse het voertuig aan. Na ongeveer 100 meter zagen wij, verbalisanten, drie personen staan en dat er enkele geiten voor deze personen op de grond lagen. Toen heb ik, verbalisant [verbalisant 3] de verdachten hardop aangeroepen. Wij, verbalisanten, zagen dat de verdachten probeerden te vluchten en één van hen in het bos ging. Ik, verbalisant [verbalisant 3], heb wederom de verdachten hardop aangeroepen. Wij, verbalisanten zagen dat de verdachten vervolgens zijn blijven staan. Wij, verbalisanten, zagen bij het benaderen van de verdachten dat het twee mannelijke en één vrouwelijke verdachte betrof. Ik, verbalisant [verbalisant 3], herkende één van de verdachten als [medeverdachte 1]. Wij, verbalisanten, zagen dat er heel veel geiten op de grond lagen. De geiten waren met touw vastgebonden. Wij, verbalisanten, zagen dat een hek was vastgebonden aan een hek van een andere knoek en dat het hek zodanig was vastgebonden en gezet, dat de geiten geen andere kant op konden. Tevens zagen wij, verbalisanten, twee kniptangen op de grond en een klein blauwe jug.
Ik, verbalisant [verbalisant 3], de melder en zijn zoon gingen kijken of ze enkele van de geiten konden herkennen. Wij zagen dat één van de geiten dood was en dat deze geit een oormerk had. De melder herkende het oormerk als van zijn broer [benadeelde 3]. De melder vertelde aan mij, verbalisant, dat de andere geiten volgens hem van [benadeelde 1].” [2]
2. Op 15 januari 2017 hebben de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en
[verbalisant 3] een hoeveelheid met touw gebonden geiten op de grond aangetroffen en in beslag genomen. Zij hebben het volgende gerelateerd:
“Er waren in totaal 24 geiten, waarvan 1 geit is doodgegaan.” [3]
3. Op 15 januari 2017 hebben de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en
[verbalisant 3] een klein water coolbox en twee tangen aangetroffen en in beslag genomen. Zij hebben het volgende gerelateerd:
“De verdachten die werden aangehouden hadden een klein water coolbox en twee tangen bij zich, die ze gebruikten om het hek vast te houden.” [4]
4. [ benadeelde 1] deed op 16 januari 2017 aangifte. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Op 15 januari 2017 werd ik door een bewoner uit de omgeving gebeld. Deze verklaarde aan mij zojuist te hebben gezien dat een aantal personen op mijn terrein achter mijn geiten aan zaten en vroeg mij ter plaatse te komen. Ter plaatse zag ik buiten de omheining van mijn erf een van draad gemaakte val in de vorm van een ‘V’ gespannen, enkele tangen en een waterkan. Ik telde vierentwintig geiten in de val. Ik zag dat de geiten op drie geitjes na op de grond lagen en bij hun poten waren vastgebonden. Ik zag dat één geit levenloos op de grond lag. Ik herkende de groep geiten welke in de val zaten als mijn geiten, behalve de dode geit, omdat ik elke dag intensief voor ze zorg en met ze bezig ben. Ik zag ook dat een gedeelte van mijn erfomheining welke aan de val grensde naar beneden gedeukt was. Doordat het gaas omlaag geduwd was konden de geiten makkelijk in de val lopen. Ik zag drie agenten met een man aanlopen, waarvan ik begreep dat hij één van de daders was. Ik herkende de man als [medeverdachte 1]. Mijn dochter vertelde later aan mij dat zijn achternaam [medeverdachte 1] is.” [5]
5. Op 16 januari 2017 werd aan [benadeelde 1] de geiten getoond. Hij heeft het volgende verklaard:
“U toont mij 24 geiten. 23 geiten van deze geiten herken ik als mijn eigendom. Ik herken deze geiten aan hun kleurcombinatie en ras. Ik ben in deze buurt de enige persoon in het bezit van geiten in deze kleurcombinatie. Ik heb deze geiten gisteren nog gezien op mijn terrein.” [6]
6. [ benadeelde 2] deed op 16 januari 2017 aangifte. Hij heeft bij die gelegenheid het volgende verklaard:
“Mijn vader heeft een knoek gelegen te [buurt]. Wij verzorgen deze knoek. Onze geiten hebben een oormerk onder de naam van mijn vader [vader benadeelde 2]. Op 15 januari 2017 kwam mijn oom bij mij thuis. Hij vertelde dat de politie mensen heeft aangehouden voor diefstal van geiten. Hij was zelf ter plaatse en heeft waargenomen dat één van de geiten dood was en dat de geit van mij was, omdat hij het oormerk bij de geit herkende. Toen mijn oom het oormerk en de kleur van de geit omschreef, wist ik meteen dat deze geit inderdaad mijn geit was.” [7]
7. De verdachte heeft op 25 januari 2017 het volgende verklaard:
“Ik ben samen met mijn man en [medeverdachte 2] naar de knoek gegaan. Ik wist dat mijn man geiten zou gaan meenemen. Mijn man en [medeverdachte 2] hebben de geiten vastgebonden.” [8]
8. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op 16 januari 2017 bij de politie het volgende verklaard:
“Ik ging met een vriend en mijn vrouw om mij te helpen. Wij hadden toen een val gezet en een aantal geiten gevangen. Tijdens het vangen was een geit doodgegaan.” [9]
9. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op 30 januari 2017 bij de politie het volgende verklaard:
“[Verdachte] is mijn vrouw en [medeverdachte 2] is mijn vriend. [medeverdachte 2] en ik hebben samen een val gemaakt. Toen wij klaar waren met de val gingen wij in de richting van de geiten om de geiten in de richting van de val te jagen. Toen wij de geiten in de val hadden gekregen begonnen [medeverdachte 2] en ik de geiten vast te binden. Toen wij wilden gaan beginnen om de geiten richting de auto te brengen, zag ik dat de politie ter plaatse kwam. Ik zag dat één van de geiten is doodgegaan. Ik denk dat toen ze in de val was gelokt zij al moe was en dat ze door de drukte van al de geiten op elkaar is doodgegaan. De kniptangen zijn van mij. Ik heb ze zelf daar naartoe meegenomen.” [10]
10. De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft op 25 januari 2017 bij de politie het volgende verklaard:
“bijnaam [medeverdachte 1] en ik hebben de val gemaakt. Ik moest met de pick-up gaan om de geiten te transporteren. Ik moest met een kapmes de plaats schoonmaken om de val te kunnen maken. [bijnaam medeverdachte 1] was degene die achter de geiten ging rennen zodat ze in de richting van de val konden komen. [verdachte] was in de buurt van de val gebleven om te voorkomen dat de geiten naar een andere richting gingen. Ik heb de geiten tegengehouden zodat [bijnaam medeverdachte 1] de geiten kon vastbinden. Ik weet dat een geit is doodgegaan. Hij ging dood doordat hij beneden al de andere geiten lag. Hij was door de massa van al de andere geiten doodgegaan. De koelbox was van mij en de twee tangen van [bijnaam medeverdachte 1].” [11]
Bewijs- en kwalificatie-overwegingen
Ten aanzien van feit 1 primair
Door de verdachte is, tien dagen na de aanhouding, bij de politie aangegeven dat zij samen met haar man, medeverdachte [medeverdachte 1] en een vriend, medeverdachte [medeverdachte 2], naar de knoek is gegaan om geiten te pakken en deze mee te nemen naar “[bijnaam opdrachtgever]” ([opdrachtgever]; hierna: [opdrachtgever]) opdat [opdrachtgever] zou bepalen welke van hem, [opdrachtgever], waren en welke niet en dat de geiten die niet van [opdrachtgever] waren teruggebracht zouden worden. Deze verklaring past bij de verklaring die haar echtgenoot, [medeverdachte 1] in latere instantie bij de politie heeft afgelegd (eerst heeft hij verklaard dat de geiten van hem zijn en dat hij deze naar zijn knoek wilde meenemen en dat [opdrachtgever] er niet van afwist dat hij geiten zou pakken). Het Gerecht begrijpt dat de verdachte stelt dat er geen sprake is van (een poging tot) diefstal. Het Gerecht neemt wel (het medeplegen van) die poging tot diefstal aan. Daarbij is het volgende van belang. De verklaring dat het pakken en meenemen van de geiten in opdracht/met toestemming van [opdrachtgever] zou zijn gedaan, kan niet bevestigd worden ([opdrachtgever] is inmiddels overleden) en wordt eerder ontkracht door de verklaringen van [opdrachtgever] bij de politie aangaande de geiten. Als hiervan wel uitgegaan zou moeten worden, blijft het gegeven dat de verdachten geiten pakten waarvan ze niet wisten dat deze van [opdrachtgever] waren, hetgeen neerkomt op het “met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen van een goed dat aan een ander toebehoort”. De verklaringen die de verdachte bij de politie heeft afgelegd over haar rol en wetenschap acht het Gerecht niet geloofwaardig. Ze verklaart dat ze niets van de val weet (terwijl de medeverdachten verklaren dat ze die val gemaakt en gezet hebben, waar de verdachte bij moet zijn geweest) en dat de ene geit al dood was toen ze aankwamen (terwijl de medeverdachten aangeven dat die geit tijdens het bijeendrijven dood is gegaan). Uitgaande van de handelingen zoals het Gerecht die kan vaststellen (het samen naar de knoek rijden met spullen om een val te maken/zetten, het de hele tijd aanwezig zijn en volgens de medeverdachten er zijn om te helpen (verklaring van [medeverdachte 1]) en om in de buurt van de val te zijn om te voorkomen dat de geiten naar een andere richting zouden gaan (verklaring van [medeverdachte 2]) en de bedoeling om samen met de vastgebonden geiten in de auto weg te rijden, concludeert het Gerecht dat er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking was.
Poging
Gelet op de wijze en plek waar de geiten werden aangetroffen door de politie en de handelingen waarmee de verdachte en de medeverdachten bezig waren (geweest) (het maken/zetten van een val, het bijeen drijven van de geiten, het tegenhouden/verhinderen van de geiten om ergens anders dan in de val te lopen en deze vastbinden) en hetgeen zij nog van plan waren te doen (de geiten in een auto laden en transporteren naar een knoek) gaat het Gerecht ervan uit dat het hier om een poging diefstal gaat en niet om een voltooide diefstal. De verdachte en de medeverdachten hadden zich, naar het oordeel van het Gerecht, op het moment van arriveren door de politie, nog niet een zodanige heerschappij over de geiten verschaft dan wel de geiten zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbenden onttrokken dat de wegneming als voltooid dient te gelden.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 323 juncto artikel 324 aanhef, onder sub 1 en sub 4, van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Medeplegen van poging tot diefstal van vee uit de weide.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in [het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging diefstal van 24 geiten uit een kunuku. Diefstal van vee uit een weide wordt hoger bestraft dan een “gewone” diefstal omdat, zoals uit de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid, deze vorm van diefstal een bijzondere bescherming verdient vanwege de omstandigheid dat in een weide doorgaans weinig toezicht wordt uitgeoefend en de bescherming dus “aan de openbare trouw is overgelaten”.
Het Gerecht constateert dat de redelijke termijn is overschreden. Voor wat betreft berechting in eerste aanleg heeft volgens vaste jurisprudentie als uitgangspunt te gelden dat behandeling van de zaak, inclusief het vonnis, afgerond dient te zijn binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen (in casu de dag van de aanhouding van de verdachte). Voor het eerst dagvaarden van de verdachte bijna twee jaar nadat de laatste onderzoekshandeling was voltooid, zijn geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen. De overschrijding en de gedateerdheid van de feiten maken, naar het oordeel van het Gerecht, de geëiste straf niet (langer) passend.
Het Gerecht heeft er rekening mee gehouden dat de verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. Verder heeft het Gerecht meegewogen het rapport van de reclassering van 18 december 2018 waarin ten aanzien van de verdachte geen criminogene factoren worden aangewezen en het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Alles in aanmerking genomen, zal het Gerecht, ook rekening houdend met haar aandeel in het geheel, een geheel voorwaardelijke geldboete opleggen met een proeftijd van 1 jaar.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 17a, 17b, 17c, 27, 28, 47 en 49 van het Wetboek van Strafrecht BES, zoals deze luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 ten laste is gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
US$ 500,00 (vijfhonderd Amerikaanse dollar), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
17 (zeventien) dagen hechtenis;
bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. G. Edelenbos, bijgestaan door R.A. Caupain, (zittingsgriffier), en op 17 januari 2019 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisanten in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Caribisch Nederland (Basis Politiezorg Bonaire) d.d. 27 maart 2017, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 2017000485_20170327_93310.doc.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2017, proces-verbaalnummer: 2017000485_ 20170115_234900.doc.
3.Proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagname d.d. 15 januari 2017, proces-verbaalnummer: 2017000485_20170115_235909.doc.
4.Proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagname d.d. 16 januari 2017, proces-verbaalnummer: 2017000485_20170116_3631.doc.
5.Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 januari 2017, proces-verbaalnummer: 2017000485_ 20170116_153319.doc.
6.Proces-verbaal van bevinding d.d. 16 januari 2017.
7.Proces-verbaal van aangifte d.d. 16 januari 2017, proces-verbaalnummer: 2017000485_20170116_ 172349.doc.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 januari 2017, proces-verbaalnummer 20172501.1000.311.135.
9.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 16 januari 2017, proces-verbaalnummer 2017000485_ 20170116_ 94303.doc.
10.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 30 januari 2017, proces-verbaalnummer 2017000485_20170130_100032.doc.
11.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 25 januari 2017, proces-verbaalnummer 2017000485_ 20170125_ 85134.doc.