ECLI:NL:OGEABES:2020:17

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 april 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
BON202000178 en -179
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Haan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake verbod op tewerkstelling van vreemdelingen zonder vergunning

In deze zaak hebben twee Venezolaanse vreemdelingen, verblijvend op Bonaire, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen tegen het verbod om zonder tewerkstellingsvergunning te werken. Dit verbod is neergelegd in de Wet arbeid vreemdelingen BES (Wav BES). De vreemdelingen hebben bij e-mail op 25 maart 2020 verzocht om een verklaring dat het verbod niet op hen van toepassing is. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. E. Brakke, heeft hen op 17 april 2020 laten weten dat het verbod wel degelijk van toepassing is en dat een gedoogverklaring niet aan de orde is. Hierop hebben de vreemdelingen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.

Het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft op 28 april 2020 uitspraak gedaan. Het Gerecht overweegt dat het antwoord van de verweerder niet gericht is op rechtsgevolg en dus geen beschikking is in de zin van de War BES. Hierdoor is het bezwaar van de vreemdelingen niet-ontvankelijk. Het Gerecht concludeert dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening, gezien de verwachte afloop van de bezwaarprocedure. De slotsom is dat het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen en er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt.

Uitspraak

Wet administratieve rechtspraak BES (War BES)

Uitspraak: 28 april 2020
Zaaknrs.: War BES BON202000178 en -179

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

zittingsplaats Bonaire

Beslissing op grond van artikel 85, eerste lid, met toepassing van artikel 87, derde lid, van de War BES
in het geschil tussen:

[eiser 1] en

[eiser 2],
beiden van Venezolaanse nationaliteit en verblijvend op Bonaire,
verzoekers (de vreemdelingen),
gemachtigde: mr. M. Bijkerk, advocaat,
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

verweerder,
gemachtigde: mr. E. Brakke, Hoofd RCN-unit SZW.

Procesverloop

Bij e-mail van 25 maart 2020 hebben de vreemdelingen verweerder verzocht om een verklaring dat het verbod neergelegd in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen BES (Wav BES) op hen niet van toepassing is, althans bij overtreding niet zal worden gehandhaafd.
Bij e-mail van 17 april 2020 heeft verweerder hen daarop geantwoord dat zij vreemdelingen zijn waarop het bedoelde verbod van toepassing is en dat een gedoogverklaring niet aan de orde is (het antwoord).
Bij e-mail van 17 april 2020 hebben de vreemdelingen daartegen een bezwaarschrift bij verweerder ingediend. Tevens hebben zij bij brief van 18 april 2020 het Gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft desgevraagd bij e-mail van 23 april 2020 gereageerd op het verzoek om voorlopige voorziening.
Verzoekers hebben bij e-mail van die datum daarop nog gereageerd.
Overwegingen
1. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de War BES wordt in deze wet en de daarop rustende bepalingen onder beschikking verstaan: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
Op grond van artikel 85, eerste lid, kan een beschikking waaromtrent een bestuurlijke heroverweging plaatsvindt als bedoeld in hoofdstuk 4, op verzoek van de bezwaarde geheel of gedeeltelijk worden geschorst op grond dat de uitvoering van de beschikking voor hem een onevenredig nadeel met zich zal brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen belang. Ook kan op zijn verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen ter voorkoming van onevenredig nadeel als in de eerste volzin bedoeld.
Op grond van artikel 87, derde lid, kan het Gerecht, indien het van oordeel is dat partijen er niet door in hun belangen worden geschaad, op het verzoek beslissen met terzijdestelling van de bepalingen over het horen van partijen.
1.1
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wav BES is het een werkgever verboden een vreemdeling arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning (het verbod).
Op grond van artikel 3, aanhef en onder c, is het verbod niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling ten aanzien van wie ingevolge bepalingen vastgesteld bij overeenkomsten met ander mogendheden dan wel bij een voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, een tewerkstellingsvergunning niet mag worden verlangd.
2. Naar het (voorlopig) oordeel van het Gerecht komt het bezwaar tegen het antwoord voor niet-ontvankelijkverklaring in aanmerking, omdat het antwoord niet op rechtsgevolg is gericht, en dus geen beschikking is in de zin van artikel 3, eerste lid, van de War BES, waartegen bezwaar openstaat.
Het antwoord betreft informatie over de reikwijdte van het verbod, die niet is gericht op het bewerkstelligen van rechtsgevolg in een concreet voorliggend geval. De vraag of voor de tewerkstelling van de vreemdelingen een vergunning nodig is, moet worden beantwoord in het kader van een aanvraag van een aspirant werkgever daarom. Los van een aanvraag (of handhavingstraject) kan verweerder daarover geen bindende uitspraken doen.
Al daargelaten dat een weigering te gedogen niet op rechtsgevolg is gericht, houdt de afwijzing verder ook geen weigering te gedogen in. Het verbod richt zich immers niet richt tot (de) vreemdelingen, maar tot aspirant werkgevers.
3. Reeds gelet op de verwachte afloop van de bezwaarprocedure bestaat er geen aanleiding voor het treffen van een voorziening. De slotsom is dat het verzoek met toepassing van artikel 87, derde lid, van de War BES kan worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht
wijsthet verzoek
af.
Aldus vastgesteld door mr. Haan en uitgesproken in het openbaar op 28 april 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen gewoon rechtsmiddel open.