1.1Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van der Wob BES wordt onder bestuursorgaan verstaan: de bestuursorganen van het olb die het rechtstreeks aangaat.
Op grond van artikel 2 betracht een bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak openbaarheid en verstrekt hiertoe informatie.
Op grond van artikel 3, eerste lid, kan een ieder verzoeken om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of tot de onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame departementen, diensten bureaus en instellingen. Op grond van het tweede lid vermeldt de verzoeker de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
Op grond van artikel 4 wordt de verzoeker indien het verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten die berusten bij een ander bestuursorgaan dan dat waarbij het verzoek is ingediend, zo nodig naar dat orgaan verwezen. Is het verzoek schriftelijk gedaan, dan wordt het doorgezonden onder mededeling van de doorzending aan de verzoeker.
Op grond van artikel 5, eerste lid, wordt de beslissing op een verzoek genomen door of vanwege het bestuursorgaan.
Op grond van artikel 8.21, eerste lid, van de Bw BES is het een ieder verboden hetgeen hem uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van de belastingwet over de persoon of zaken van een ander blijkt of wordt meegedeeld, verder bekend te maken dan noodzakelijk is voor de uitvoering van de belastingwet of voor de invordering van enige BES belasting. Op grond van het tweede lid geldt de geheimhoudingsplicht niet indien: a) enig wettelijk voorschrift tot bekendmaking verplicht; b) bij regeling van de Minister is bepaald dat de bekendmaking noodzakelijk is voor de vervulling van een publiekrechtelijke taak van een bestuursorgaan; c) bekendmaking plaatsvindt aan degene op wie de gegevens betrekking hebben voor zover deze gegevens door of namens hem zijn verstrekt. Op grond van het derde lid kan de Minister ontheffing verlenen van het in het eerste lid vervatte verbod.
2. Eiseres is onderworpen aan de toeristenbelasting en heeft daarover een geschil met de Heffingsambtenaar, dat in hoger beroep voorligt bij het Hof Belastingen. Met het oog op de onderbouwing van een beroep op het gelijkheidsbeginsel en de meerderheidsregel in die procedure heeft eiseres het verzoek gedaan.
3. Ambtshalve overweegt het Gerecht dat ‘de bestuurlijke aangelegenheid’ niet een bevoegdheid betreft van verweerder, maar van de Heffingsambtenaar, die immers zelfstandig bevoegd is ter zake van de uitvoering van de toeristenbelasting. Verweerder had het aan hem gerichte verzoek dan ook ter afdoening in handen moeten stellen van de Heffingsambtenaar. Nu verweerder in plaats daarvan onbevoegd het bestreden besluit heeft genomen, moet dat reeds daarom worden vernietigd.
4. Verder overweegt het Gerecht ambtshalve dat het verzoek niet als een verzoek om openbaarmaking op grond van de Wob BES aangemerkt kan worden, gelet op het oogmerk waarmee dat gedaan is, namelijk het verkrijgen van stukken van een wederpartij in een geschil voor de belastingrechter. In het kader van die procedure moet de Heffingsambtenaar alle op de zaak betrekking hebbende stukken overleggen en het is aan die rechter om, zo nodig desgevraagd, te beoordelen of de Heffingsambtenaar aan die verplichting gevolg heeft gegeven en daaraan zo nodig consequenties te verbinden.
Nu het verzoek weliswaar op de grondslag van de Wob BES is gedaan, maar niet als zodanig kwalificeert, is er geen aanleiding te bepalen dat verweerder het verzoek in handen moet stellen van de Heffingsambtenaar.
5. Ten overvloede overweegt het Gerecht nog dat de geheimhoudingsplicht op grond van artikel 8.21 van de Bw BES derogeert aan de Wob BES. Wat betreft een geschil over de toepassing van de geheimhoudingsbepaling kan uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter worden ingesteld. Gewezen wordt hier op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2010:BM1041) en de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2016:830), waaruit dat, met de nodige wijzigingen, volgt. 6. De slotsom is dat het beroep gegrond moet worden verklaard en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Er behoeft niet opnieuw op het verzoek te worden beslist.
7. Het Gerecht ziet aanleiding verweerder te veroordelen tot de betaling van de proceskosten van eiseres als na te melden. Voorts zal het Gerecht verweerder gelasten aan eiseres het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht te vergoeden.