ECLI:NL:OGEABES:2021:20

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
BON202000329
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunning voor bedrijfsmatig gebruik van elektrische motorboot in Lac Bay en gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 3 december 2021 uitspraak gedaan over een beroep van een besloten vennootschap tegen de gedeeltelijke afwijzing van haar aanvraag voor een vergunning voor het bedrijfsmatig gebruik van elektrische motorboten in Lac Bay. De eiseres, een onderneming die toeristische watersportactiviteiten aanbiedt, had eerder een vergunning gekregen, maar deze was door verweerder ingetrokken en vervangen door een nieuwe vergunning die het gebruik van elektrische boten in de groene zone van Lac Bay weigerde. Verweerder stelde dat het gebruik van gemotoriseerde vaartuigen schadelijk was voor het ecosysteem en dat er een toename van bedrijfsactiviteiten was die het beschermde natuurgebied overbelastte.

Eiseres voerde in beroep aan dat de belangenafweging van verweerder niet deugde en dat er sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel, omdat een andere onderneming wel een vergunning had gekregen voor het gebruik van een elektrische motorboot. Het Gerecht oordeelde dat de door verweerder gemaakte belangenafweging onvoldoende was onderbouwd en dat eiseres in een gelijke positie verkeerde als de andere onderneming. Het Gerecht vernietigde de bestreden beschikking en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuwe beschikking te nemen, rekening houdend met de in de uitspraak genoemde overwegingen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Uitspraak

in de zaak tussen:

de besloten vennootschap [BV],

gevestigd te Bonaire,
eiseres,
gemachtigden: mr. ir. T.L.H. Peeters en mr. S.L. Navia, advocaten,
en

het bestuurscollege van het openbaar lichaam Bonaire,

verweerder,
gemachtigden: mrs. F.E. de Bruijn en H.M. Weijand, advocaten.

Procesverloop

Bij beschikking van 18 juni 2020 (de bestreden beschikking) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een vergunning voor het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten in het onderwaterpark Bonaire gedeeltelijk afgewezen.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen haar bestuurders, de heer [C.W.S] en mevrouw
[Y.S.K.], bijgestaan door hun gemachtigde mr. Peeters. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Valdink, hoofd juridische zaken, en F. van Slobbe, beleidsadviseur natuur, bijgestaan door hun gemachtigde mr. Weijand.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Het Gerecht gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is een onderneming die op Bonaire toeristische watersportactiviteiten aanbiedt, onder andere snorkelen, zeilen, raften en kajakken. Zij biedt die activiteiten aan in Bonaire National Marine Park (BNMP). De Stichting Nationale Parken Bonaire (STINAPA) is aangesteld als beheerder van BNMP. Onderdeel van het BNMP is Lac Bay. Lac Bay is onderverdeeld in zes verschillende zones, aangeduid met een andere kleur. Per zone is bepaald welke activiteiten mogen plaatsvinden. Op 3 mei 2017 heeft eiseres een aanvraag ingediend bij verweerder voor verschillende bedrijfsmatige watersportactiviteiten. Bij beschikking van 19 november 2019 heeft verweerder aan eiseres een vergunning verleend. Bij de bestreden beschikking heeft verweerder die vergunning ingetrokken en een nieuwe vergunning verleend. Verweerder heeft eiseres onder andere vergunning verleend voor het begeleid kajakken in de groene zone van het Lac. De door eiseres gevraagde vergunning voor het varen in de groene zone van het Lac met de elektrisch gemotoriseerde rubberboten B-1271 en B-1272 is door verweerder geweigerd.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft aan deze weigering ten grondslag gelegd dat het gebruik van gemotoriseerde vaartuigen in de groene zone niet is toegestaan gelet op de zonering in het Lac. De zonering is ingesteld om de kwetsbare mangroven, het koraal en de diverse ander zeedieren en planten aldaar te beschermen. Elektrische boten, die volgens verweerder een dieper liggende voortstuwingsschroef hebben, woelen in hun vaart het onderwaterleven om, waardoor schade ontstaat aan mangroves, zeegras en overige aanwezige onderwaterflora en -fauna. Verweerder acht beperking van deze schade noodzakelijk. Volgens verweerder is er een toename van bedrijfsactiviteiten die tot overbelasting van het beschermde natuurgebied leidt. De oppervlakte van het Lac biedt nauwelijks ruimte voor uitbreiding zonder nadelige gevolgen teweeg te brengen voor het ecosysteem van het Lac. Verweerder heeft daarbij gewezen op een advies van STINAPA en de Commissie Natuurbeheer Bonaire (CNB).
Wat voert eiseres aan in beroep?
3. Eiseres voert in beroep aan dat de door verweerder gemaakte belangenafweging niet deugt en zij doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel.
3.1
Ten aanzien van de belangenafweging voert eiseres aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het belang van eiseres niet zwaarder weegt dan het belang van het behoud van de groene zone van het Lac. Vanzelfsprekend vindt eiseres dat behoud ook heel belangrijk, maar in de eerste plaats heeft verweerder onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van overbelasting van het beschermde natuurgebied. In de tweede plaats heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom een elektrische boot die met lage snelheid vaart meer schade aan het gebied zou toebrengen dan een tour van meerdere kayaks tegelijk. En in de derde plaats heeft verweerder onvoldoende meegewogen dat eiseres allerlei investeringen heeft gedaan in haar elektrische boten juist om het natuurgebied zo min mogelijk te belasten. Zo heeft zij een kooiconstructie om de propellers van de twee boten gerealiseerd en een veiligheidsmechanisme dat ervoor zorgt dat de propeller stopt als deze ondanks de kooiconstructie toch met de mangrove of een onderwaterdier in aanraking komt.
3.2
Eiseres voert verder in beroep aan dat verweerder gehandeld heeft in strijd met het gelijkheidsbeginsel door [M BV] ([M]) wel een vergunning te verlenen voor het bedrijfsmatig gebruik maken van een elektrische motorboot in het Lac.
Wat is de reactie van verweerder op de beroepsgronden van eiseres?
4. Verweerder heeft in het verweerschrift gesteld dat weliswaar de laatste formele studie naar de belasting van het gebied in 2012 is uitgevoerd, maar dat er voldoende andere informatie is om te concluderen dat er geen uitbreiding van bedrijfsactiviteiten meer mogelijk is. Verweerder wijst onder andere op het (concept) Natuurplan Bonaire 2018-2022. Verder wijst verweerder op de adviezen van de CNB en STINAPA die allebei deskundig zijn op dit gebied. Zij nemen beide de stelling in dat uitbreiding van bedrijfsactiviteiten niet meer mogelijk is zonder schade aan het gebied toe te brengen. Volgens verweerder is het varen met een elektrische boot nadeliger voor het gebied dan een tour met kajaks. Elektrisch boten varen sneller en bovendien raken de peddels van een kajak het water oppervlakkiger dan een diepstekende voortduwingsschroef van een elektrische motor. Ten aanzien van de propellerbescherming stelt verweerder in het verweerschrift dat eiseres haar niet eerder dan in deze beroepsprocedure heeft geïnformeerd over de propellerbescherming. Het had volgens verweerder op de weg van eiseres gelegen om dat bij de aanvraag te doen, zodat verweerder dat bij de beoordeling had kunnen betrekken. Volgens verweerder is van strijd met het gelijkheidsbeginsel geen sprake. [M] is al sinds 2004 actief in het Lac en heeft altijd gebruik gemaakt van één elektrisch gemotoriseerd vaartuig. Volgens verweerder is het gebruik van dit elektrisch aangedreven vaartuig bij wijze van uitzondering vergund aan [M] nu dit vaartuig een vaste ligplaats heeft in het Lac en ook wordt ingezet bij (reddings)operaties in het Lac die onder meer door STINAPA worden uitgevoerd. STINAPA heeft bovendien aangegeven geen klachten te hebben ontvangen over de bedrijfsactiviteiten van [M].
5. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat momenteel gewerkt wordt aan een beheersplan voor het Lac-gebied. De bedoeling is om in de toekomst niet meer dan vijf vergunningen te verlenen voor het bedrijfsmatig kanoën en kajakken in het gebied. Elektrische boten zullen niet langer worden toegestaan. De druk op het gebied is de afgelopen jaren flink toegenomen, verweerder had niet verwacht dat er zoveel vergunningaanvragen zouden komen. Verweerder hoopt het nieuwe beheersplan in de eerste helft van 2022 te kunnen afronden, maar zeker is dat nog niet. De vergunning die aan [M] is verleend, moet in historisch perspectief worden gezien. [M] is als eerste begonnen in het Lac met bedrijfsmatige activiteiten. Zij zijn gevestigd op loopafstand van het beschermde gebied en gaan ook daar te water, terwijl andere bedrijven het Lac in moeten varen. [M] was al actief in het gebied met een gemotoriseerde boot nog voor de wetgeving met vergunningplicht in 2010 tot stand kwam. De vergunning is verleend voor een periode van 5 jaar, daarna zal de situatie opnieuw bekeken worden.
Wat vindt het Gerecht?
6. Het Gerecht is van oordeel dat het beroep van eiseres slaagt.
6.1
Het Gerecht stelt vast dat [M] een aanvraag voor een vergunning heeft gedaan op 24 januari 2017 en dat bij beschikking van 6 februari 2018 aan [M] een vergunning is verleend voor de duur van vijf jaar voor onder andere het gebruik maken van een elektrisch aangedreven voertuig B957 in het Lac. Uit de vergunning kan worden afgeleid, en verweerder heeft dat ter zitting ook bevestigd, dat [M] met deze vergunning dezelfde bedrijfsmatige activiteiten kan uitvoeren in het Lac met een elektrische boot als door eiseres wordt beoogd. Het gaat dan niet om een eventuele reddingsoperatie, maar om het vervoeren van toeristen op de elektrische boot in het Lac. De aanvragen van [M] en eiseres zijn op 24 januari 2017 respectievelijk 3 mei 2017 ingediend en besluitvorming op beide aanvragen heeft nadien plaatsgevonden.
6.2
Naar het oordeel van het Gerecht maken de door verweerder genoemde omstandigheden niet dat eiseres niet in een rechtens gelijke positie verkeerde als [M] ten tijde van het doen van de aanvraag. Eiseres is net als [M] al langere tijd actief in het Lac en ook eiseres heeft eerder gebruik gemaakt van een elektrisch gemotoriseerd vaartuig. Dat het vaartuig van [M] een vaste ligplaats heeft in het Lac, is onvoldoende onderscheidend. En dat het vaartuig ook wordt ingezet voor (reddings)operaties in het Lac is niet relevant. Het vaartuig wordt door [M] immers ook gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoeren van toeristen in het Lac. Dat STINAPA geen klachten heeft ontvangen over de bedrijfsactiviteiten van [M] acht het Gerecht ook onvoldoende om te concluderen tot rechtens ongelijke gevallen.
6.3
Het Gerecht heeft begrip voor de ontwikkelingen in het Lac waar verweerder mee geconfronteerd wordt. Maar het ligt wel op zijn weg om daar op een passende manier mee om te gaan. Bijvoorbeeld door, zoals verweerder ook ter zitting heeft toegelicht, het opstellen van een beheersplan waarin op basis van deugdelijk onderzoek gemotiveerd de draagkracht van het gebied wordt omschreven, waarin duidelijke spelregels komen te staan over welke activiteiten wel of niet zijn toegestaan in het Lac en hoe de vergunningen die beperkt beschikbaar zijn in dit gebied zullen worden verdeeld. Verweerder heeft onvoldoende concreet kunnen maken wanneer dit beheersplan gereed zal zijn. Op dit moment zijn er geen spelregels over de verdeling van de beperkt beschikbare vergunningen.
6.4
Tegen de hiervoor geschetste achtergrond is het niet goed uit te leggen dat [M] wel en eiseres geen vergunning krijgt voor het varen met een elektrische boot in het Lac hangende het opstellen van het beheersplan.
Wat moet er nu gebeuren?
7. Het beroep is gegrond. De bestreden beschikking moet worden vernietigd voor zover daarbij de aanvraag van eiseres om een vergunning voor het varen in het Lac met de elektrisch gemotoriseerde rubberboten B-1271 en B-1272 is geweigerd. Dit gedeelte van de bestreden beschikking is in strijd met het gelijkheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Hoewel verweerder terecht opmerkt dat het op de weg van eiseres had gelegen om verweerder bij de aanvraag te informeren over de hiervoor genoemde kooiconstructie en de andere door eiseres genomen maatregelen, zijn dat wel omstandigheden waar verweerder bij het opnieuw beslissen op de aanvraag van eiseres rekening mee dient te houden. Het Gerecht draagt verweerder op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe beschikking te nemen op dit punt van de aanvraag van eiseres met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen.
8. Het Gerecht ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres bestaande uit gemachtigdensalaris. Deze worden met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht BES begroot op USD 782,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt USD 391,- wegingsfactor 1).

Beslissing

Het Gerecht:
  • verklaarthet beroep
    gegrond;
  • vernietigtde bestreden beschikking van 18 juni 2020 voor zover daarbij de aanvraag van eiseres om een vergunning voor het varen in het Lac met de elektrisch gemotoriseerde rubberboten B-1271 en B-1272 is geweigerd;
  • draagtverweerder
    opeen nieuwe beschikking te nemen op dit deel van de aanvraag van eiseres binnen zes weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak;
  • bepaaltdat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van USD 84,- aan haar vergoedt;
  • veroordeeltverweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
    USD 782,-.
Aldus vastgesteld door mr. drs. S. Lanshage, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2021, in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open binnen
zes wekenna de dag van bekendmaking van de uitspraak. Zie hoofdstuk 5 War BES.