In deze zaak heeft de besloten vennootschap [B.V.] beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten getroffen ondernemingen COVID-19 BES. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Economische Zaken en Klimaat, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de regeling, met name dat zij op de peildatum van 13 maart 2020 niet bekend was bij de Belastingdienst Caribisch Nederland en geen omzetverlies van minstens 30% had. Eiseres, die een sportschool exploiteert, heeft in beroep aangevoerd dat de minister in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel heeft gehandeld en dat de hardheidsclausule ten onrechte niet is toegepast.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat eiseres sinds haar oprichting een actieve onderneming is geweest en dat zij hoge vaste lasten heeft. De rechter oordeelde dat de minister onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de conclusie dat eiseres geen omzetverlies heeft geleden. Bovendien heeft het Gerecht geoordeeld dat de omstandigheden van de zaak rechtvaardigen dat de hardheidsclausule wordt toegepast, ondanks dat eiseres niet aan alle voorwaarden voldeed. Het beroep is gegrond verklaard, de bestreden beschikking is vernietigd en de minister is opgedragen om binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen, waarbij de hardheidsclausule in acht moet worden genomen. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres.