Uitspraak
Parketnummer: 400.00197/22
Vonnis van dit Gerecht
[verdachte],
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de
6 (zes) jaren;
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze strafzaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 8 februari 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 8 augustus 2022 in internationaal water werd aangehouden op een go-fast boot met een aanzienlijke hoeveelheid marihuana aan boord. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 1622.4 kilogram marihuana, samen met anderen. Tijdens de zittingen op 24 november 2022 en 19 januari 2023 heeft het Gerecht de vordering van de officier van justitie, mr. M.A. Veneberg, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. A.T.C. Nicolaas, gehoord. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, omdat de Kustwacht Caribisch Gebied niet bevoegd zou zijn geweest om in Venezolaanse wateren op te treden. Het Gerecht verwierp dit verweer, oordelend dat de interceptie in internationaal water plaatsvond en dat het vaartuig stateloos was, aangezien het zonder vlag voer.
Het Gerecht achtte de verdachte wettig en overtuigend schuldig aan het opzettelijk aanwezig hebben van de marihuana. De rol van de verdachte werd als uitvoerend beschouwd, zonder dat hij betrokken was bij de voorbereiding van het transport. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de ernst van het feit, de hoeveelheid drugs en de rol van de verdachte. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Het Gerecht baseerde zijn beslissing op de artikelen 31 en 49 van het Wetboek van Strafrecht BES en de artikelen 4 en 11 van de Opiumlandwet 1960 BES.