ECLI:NL:OGEABES:2024:1

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
400.00340/19
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van meermalen verkrachten en ontuchtige handelingen, veroordeling voor bezit en vervaardigen van kinderporno

In deze strafzaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 3 januari 2024 uitspraak gedaan. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van het meermalen verkrachten van zijn minderjarige stiefdochter en het plegen van ontuchtige handelingen met haar. Tijdens de zitting op 13 december 2023 was de verdachte via videoverbinding aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman mr. A. Nicolaas. De officier van justitie, mr. L. Stroink, eiste een gevangenisstraf van drie jaren, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. Het Gerecht oordeelde dat er redelijke twijfel bestond over de feiten 1 en 2, en sprak de verdachte vrij van deze beschuldigingen. Echter, het Gerecht vond wel wettig en overtuigend bewijs voor feit 3, het bezit en vervaardigen van kinderporno, en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van drie weken. De uitspraak werd gedaan met inachtneming van de schending van de redelijke termijn van berechting, wat leidde tot een strafvermindering van een week. De zaak benadrukt de complexiteit van zedenzaken en de noodzaak van overtuigend bewijs.

Uitspraak

Parketnummer: 400.00340/19

Uitspraak: 3 januari 2023 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1983 op [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans uit andere hoofde gedetineerd in het huis van bewaring in Nederland,
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2023.
De verdachte is via videoverbinding bij de zitting aanwezig geweest en bijgestaan door zijn raadsman mr. A. Nicolaas, advocaat op Bonaire.
De officier van justitie, mr. L. Stroink heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van het voorarrest.
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit en subsidiair dat ten aanzien van feit 3 verdachte schuldig zal worden verklaard maar zonder oplegging van straf of maatregel.
Tenlastelegging
Aan de verdachte zijn de feiten ten laste gelegd die zijn vermeld op de dagvaarding en op vordering van de officier van justitie zijn gewijzigd. Afschriften van de dagvaarding en de vordering wijziging tenlastelegging zijn aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd is de verdenking dat verdachte:
in de periode van 18 augustus 2018 tot en met 1 juni 2019 zijn stiefdochter [slachtoffer] van toen 14 jaar (meermalen) heeft verkracht;
in de periode van 18 augustus 2018 tot en met 1 juni 2019 met diezelfde stiefdochter (meermalen) ontucht heeft gepleegd;
in de maand maart 2019 kinderporno heeft gemaakt of in bezit gehad door zijn minderjarige stiefdochter te filmen tijdens seksuele handelingen.
Vrijspraak van de feiten 1 en 2
Inleiding
Zedenzaken zijn bewijstechnisch lastige zaken. In dit geval is dat niet anders. Aan de ene kant zijn er de verklaringen van [slachtoffer], die zelf geen aangifte heeft gedaan maar wel, zowel tegenover de politie als tegenover verschillende andere personen, heeft verklaard dat haar stiefvader haar had misbruikt. Aan de andere kant zijn er de verklaringen van verdachte, die vanaf het begin stellig heeft ontkend. Het gaat om gebeurtenissen die zich zouden hebben afgespeeld begin 2019, inmiddels bijna vijf jaar geleden.
Het dossier
De zaak is gaan lopen toen de politie op 13 april 2019, na iets wat een verkeersruzie leek te zijn, sprak met twee jonge meiden op de achterbank van een auto. Een van die meiden, [slachtoffer] (toen 14 jaar oud) zei dat ze werd verkracht door haar stiefvader [verdachte]. [slachtoffer] is meegenomen naar het bureau waar zij meer uitgebreid heeft verteld over de verschillende keren dat haar stiefvader seks met haar had gehad in de maanden ervoor. Ze vertelt ook dat haar stiefvader haar heeft gefilmd toen ze seks had met haar vriendje. Deze verklaring van [slachtoffer] is in de vorm van een proces-verbaal van bevindingen achteraf opgetekend door één verbalisant.
Enkele dagen later, op 17 april 2019, wordt de politie gebeld door de school van [slachtoffer]. [slachtoffer] had op 16 april 2019 een gesprek gehad met de maatschappelijk werkster van school. Uit het schriftelijk verslag dat de maatschappelijk werkster hiervan heeft opgemaakt blijkt dat [slachtoffer] met name heeft gezegd dat zij haar stiefvader niet wil zien en niet naar huis wil, maar dat zij niet wil zeggen waarom. Uiteindelijk heeft [slachtoffer] iets op een briefje geschreven waaruit de maatschappelijk werkster begrijpt dat [slachtoffer] verkracht is door haar stiefvader (“
e tabata kue mi”). Het zou drie of vier keer gebeurd zijn.
Diezelfde dag, 17 april 2019, komen verdachte en zijn vrouw (de moeder van [slachtoffer]) uit eigen beweging naar het politiebureau. De moeder van [slachtoffer] vertelt dat zij veel problemen hebben met [slachtoffer] en dat zij veel liegt. Zij hebben al sinds februari 2018 contact met jeugdzorg vanwege de gedragsproblemen van [slachtoffer]. [slachtoffer] is grenzeloos en is boos omdat haar thuis dingen worden verboden. Volgens verdachte en zijn vrouw kloppen haar beweringen van seksueel misbruik niet. Verdachte vertelt wel dat hij [slachtoffer] inderdaad heeft gefilmd toen zij seks had met haar vriendje in haar slaapkamer. Dit heeft hij gedaan zodat hij aan haar moeder kon laten zien wat [slachtoffer] allemaal doet.
Op 25 juni 2019 is [slachtoffer] weer op het bureau, op uitnodiging van de politie. Zij wordt gehoord als slachtoffer/getuige en legt een uitgebreide en gedetailleerde verklaring af over de verschillende keren dat verdachte haar zou hebben verkracht of misbruikt. In totaal ongeveer negen keer. Ook gaat zij met de verbalisanten over het eiland rijden om de verschillende locaties waar de gebeurtenissen zouden hebben plaatsgevonden, aan te wijzen. Op diezelfde dag doet de oma van [slachtoffer] namens haar aangifte.
In de periode daarna hoort de politie nog drie getuigen:
1) [getuige 1], de vriendin van [slachtoffer] die ook bij het gesprek met de politie op de achterbank van de auto was op 13 april 2019,
2) het vriendje van [slachtoffer] [getuige 2], en
3) de moeder van [slachtoffer].
[getuige 1] verklaart dat zij op een nacht getuige is geweest van ontuchtige handelingen van verdachte zowel jegens haarzelf als jegens [slachtoffer]. Dat was na het stappen, toen verdachte hen had opgehaald met de auto. [getuige 1] verklaart ook dat zij niet meer bevriend is met [slachtoffer] omdat [slachtoffer] iets over haar gezegd heeft wat niet waar is.
[getuige 2] verklaart dat [slachtoffer] lief is, maar dat het slecht zit met haar eerlijkheid. Zij houdt niet van de waarheid zeggen. Zij heeft op school bijvoorbeeld een keer gezegd dat hij, [getuige 2], haar bovenlijf had ontbloot terwijl dat niet zo was. Hij vertelt dat hij van [slachtoffer] heeft gehoord dat haar stiefvader seks met haar had. En hij vertelt dat haar stiefvader inderdaad aan het filmen was toen hij met [slachtoffer] seks had in haar slaapkamer.
De moeder van [slachtoffer] verklaart op 2 oktober 2019 opnieuw dat [slachtoffer] een moeilijk kind is en dat zij veel liegt. Zij gelooft niets van het seksueel misbruik. Moeder vertelt ook over het seksleven van haar en verdachte, waaruit volgt dat verdachte vaak teveel pijn heeft om seks te kunnen hebben.
Verdachte is aangehouden op 3 september 2019. De politie heeft zijn telefoon onderzocht, waarop inderdaad een filmpje (in vier delen) staat van een jongen en een meisje die seks met elkaar hebben op een bed in een slaapkamer. Andere relevante dingen zijn op de telefoon niet gevonden, of in elk geval niet gerelateerd. Op 17 oktober 2019 heeft de rechter-commissaris de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst.
Wettig bewijs
De verklaringen van [slachtoffer] en verdachte staan lijnrecht tegenover elkaar. Over het filmen van de seks met het vriendje verklaren zij hetzelfde, maar verdachte heeft dit niet met seksuele motieven gedaan zegt hij, en al het andere wat [slachtoffer] verklaart is volgens hem niet waar.
De eerste vraag die het Gerecht moet beantwoorden, is of er wettig bewijs is voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde seksuele handelingen. Dit zijn de seksuele handelingen waarover [slachtoffer] heeft verklaard. Volgens het derde lid van artikel 385 van het Wetboek van Strafvordering BES kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Er is steunbewijs nodig.
Het steunbewijs hoeft bij zedenzaken niet per definitie te zien op de ontuchtige handelingen zelf. Het is voldoende wanneer de verklaring van aangeefster op concrete onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Als een verklaring van een getuige (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van aangeefster op het moment dat de strafbare feiten plaatsvinden, of vlak daarna, kan die waarneming voldoende steunbewijs opleveren voor het tenlastegelegde.
Het Gerecht stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer] op (belangrijke) punten inderdaad wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Met name de verklaring van [getuige 1] van 27 juni 2019 levert steunbewijs op. Zij verklaart immers dat zij een keer aanwezig is geweest bij de ontucht. Haar verklaring komt in grote lijnen overeen met wat [slachtoffer] verklaart over de keer dat [getuige 1] erbij was in de auto.
Daarnaast is er nog het filmen, wat wordt bevestigd door [getuige 2] en ook door verdachte zelf, die dit onderdeel niet ontkent. Al met al zou dat voldoende kunnen zijn om tot wettig bewijs van in elk geval feit 2, en mogelijk ook feit 1, te komen.
Maar is het ook overtuigend?
Wettig bewijs alleen is niet voldoende. Het Gerecht moet ook de overtuiging hebben dat iets echt is gebeurd. Honderd procent zekerheid is er (bijna) nooit, maar een voldoende ruime mate van zekerheid moet er wel zijn. Of, anders gezegd, het moet buiten redelijke twijfel zijn dat verdachte de feiten heeft begaan waar hij van wordt verdacht.
De verklaring van [slachtoffer] van 25 juni 2019 is uitgebreid en gedetailleerd, en komt zeker authentiek over. Het zou heel goed kunnen dat wat [slachtoffer] heeft verklaard, waar is. Maar er blijft ook de –reële – mogelijkheid open dat het
nietwaar is wat zij zegt. Want het valt op dat de verschillende mensen die over [slachtoffer] zijn ondervraagd, allemaal verklaren dat [slachtoffer] veel liegt. Niet alleen verdachte zegt dat, maar ook haar moeder, en haar vriendin [getuige 1]. En zelfs haar vriendje [getuige 2], die verklaart dat [slachtoffer] hem beschuldigde van een seksuele handeling die hij niet zou hebben gepleegd. Dat roept bij het Gerecht twijfels op over het waarheidsgehalte van haar verklaring.
Twijfels, die misschien weggenomen hadden kunnen worden als het Gerecht een uitgebreider dossier had gehad, of de verklaringen van [slachtoffer] beter had kunnen toetsen. Toetsing is in dit geval lastig, omdat de eerste ‘verklaring’ van [slachtoffer] van 13 april 2019 enkel is opgeschreven in de vorm van een proces-verbaal van bevindingen. Ook het verhoor van 25 juni 2019 is geen letterlijke weergave van wat [slachtoffer] heeft gezegd. Dat verhoor is een weergave in het Nederlands in de vertaling van de verbalisanten, van wat [slachtoffer] hen in het Papiaments heeft verklaard. Het verhoor is niet op audio of video opgenomen zodat het Gerecht het later zou kunnen terugluisteren of -kijken, of zodat het alsnog letterlijk had kunnen worden uitgewerkt.
[slachtoffer] was destijds 14 jaar oud. Uit het dossier volgt dat [slachtoffer] samen met haar oma naar het politiebureau is gekomen op 25 juni 2019, maar of oma bij het verhoor aanwezig is geweest, is niet helemaal duidelijk. Ook blijkt niet of de verhorende verbalisanten waren opgeleid om een 14-jarige te horen in een zedenzaak, of er een gedragsdeskundige aanwezig is geweest, of dat bijvoorbeeld gebruik is gemaakt van een speciale ruimte voor het horen van minderjarigen. Dit alles maakt dat het Gerecht de verklaring van [slachtoffer] met de nodige behoedzaamheid weegt.
Na haar verklaring van 25 juni 2019 heeft [slachtoffer] nimmer meer een verklaring afgelegd in deze zaak. Het Gerecht heeft overwogen of het zinvol zou kunnen zijn om [slachtoffer] alsnog als getuige te horen, of de getuige [getuige 1]. Maar na verloop van bijna vijf jaren, en de destijds jonge leeftijd van [slachtoffer] en [getuige 1], verwacht het gerecht niet dat zulke verhoren nog veel bijdragen aan de waarheidsvinding.
Conclusie
Al met al heeft het Gerecht reële twijfels. In deze situatie kan het Gerecht niet anders dan terugvallen op de grondregel van het strafrechtelijke systeem: in het geval van redelijke twijfel moet die twijfel in het voordeel van verdachte uitvallen. Het Gerecht zal verdachte daarom vrijspreken van de feiten 1 en 2.
Bewezenverklaring feit 3
Het Gerecht vindt – op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen – wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Hij, in de maand maart 2019 op Bonaire, een afbeelding, te weten een filmpje en een gegevensdrager, te weten een mobiele telefoon, bevattende een afbeelding heeft vervaardigd en in zijn bezit heeft gehad, terwijl op die afbeelding seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij meerdere personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet hadden bereikt, waren betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
- het vaginaal met de penis penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
1. Op 1 oktober 2019 heeft verbalisant [verbalisant 1] een Samsung Galaxy J6 plus, uitgelezen. Tevens heeft hij onderzoek verricht aan de bestanden van de GSM. Hij heeft geconstateerd dat de volgende beelden van belang zijn:
“[bestandsnaam 1].mp4, aangemaakt op 30-3-2019 te 17:48:53 uur.
[bestandsnaam 2].mp4, aangemaakt op 30-3-2023 te 17:54:39 uur” [2]
2. Op 27 september 2019 is [getuige 2], geboren op [geboortedatum] 2005, als getuige gehoord door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]. [getuige 2] verklaart het volgende:
“[slachtoffer] is mijn vriendin. Zij is 15 jaar oud. Toen zij woonachtig was in [woonplaats] (Bonaire) hadden wij seks. Dit heeft bij haar thuis in haar slaapkamer plaatsgevonden. Een keer was haar stiefvader thuis en hij had ons betrapt tijdens de seks. Hij had ons toen ook gefilmd. Wij zijn op bed gaan liggen. Ik was boven op haar. Ik had mijn penis in haar vagina gebracht en maakte steeds stotende bewegingen. Terwijl wij bezig waren, werd ineens de deur open gemaakt. Ik zag de stiefvader met zijn telefoon in zijn handen.” [3]
3. Op 11 november 2022, heeft verbalisant [verbalisant 2], naar aanleiding van het aantreffen van vier videobeelden in de GSM van verdachte de video’s bekeken. Hij heeft het volgende op de video’s gezien:
“2e video opname, geregistreerd onder: [bestandsnaam 1]
Film duurt 01.45 minuten.
Op de opname is te zien twee personen boven elkaar. Een jongeman in zijn ontblote bovenlijf. Deze jonge man ligt bovenop de andere persoon, stotende bewegingen te maken. Tegelijkertijd hoor je op de achtergrond een krakend geluid. Aan de hand van deze opname kan je uitmaken dat deze personen seksuele handelingen aan het verrichten zijn.
4e video opname, geregistreerd onder [bestandsnaam 2]:
Zie je een hand de deur open maken. Het is duidelijk te zien dat een meisje helemaal bloot op haar rug op het bed ligt en een jongeman boven op haar. Nadat de deur open gaat stopt de jongeman gelijk (…)” [4]
4
.De verdachte heeft ter terechtzitting het volgende verklaard:
“Het klopt dat ik [slachtoffer] heb gefilmd toen zij seks had met haar vriendje. Als bewijs voor haar moeder heb ik deze filmpjes gemaakt.” [5]
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte ook van het onder 3 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte met een ander doel dan het vervaardigen van kinderporno heeft gefilmd. Verdachte had geen opzet op het vervaardigen of aanwezig hebben van kinderporno. Verdachte heeft het filmpje ook niet openbaar gemaakt, maar alleen aan de moeder van [slachtoffer] (de vrouw van verdachte) laten zien.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Verdachte erkent dat hij [slachtoffer] heeft gefilmd terwijl zij seks had met haar vriendje. Verdachte wist dat [slachtoffer] onder de 18 was, net als haar vriendje, en dat hij dus seksuele handelingen van twee mensen jonger dan 18 jaar zou filmen en op zijn telefoon zou opslaan. In die zin is er zonder meer sprake geweest van opzet.
Verdachte heeft misschien niet de intentie gehad kinderporno te vervaardigen in de klassieke zin van het woord. Maar juridisch gezien is het filmen van seksuele handelingen van minderjarigen, behalve in heel uitzonderlijke gevallen [6] , wel het vervaardigen van kinderporno. Feit is dat verdachte een filmpje heeft gemaakt van minderjarigen die seksuele handelingen verrichten en hij heeft dit filmpje op zijn telefoon bewaard. Dat levert overtreding van artikel 246bis Sr BES op. Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 3 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 246bis van het Wetboek van Strafrecht BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in het bezit hebben.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het Gerecht gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Daarbij heeft het Gerecht rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zijn minderjarige stiefdochter gefilmd terwijl zij bij haar thuis in de slaapkamer seksuele handelingen verrichtte met haar vriendje. Hij heeft een filmpje hiervan gemaakt zodat hij aan zijn vrouw kon laten zien wat de stiefdochter in het huis deed terwijl zij er niet was. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan het vervaardigen en in het bezit hebben van kinderporno. Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn stiefdochter en haar toenmalige vriendje.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Persoonlijke omstandigheden
Verdachte heeft een blanco strafblad op Bonaire en is hier dus nog niet eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Momenteel zit verdachte in Nederland in voorarrest. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn geen bijzonderheden die in strafmatigende of strafverzwarende zin mee moeten wegen.
Op te leggen straf
Alles afwegende acht het Gerecht een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, passend en geboden.
Het Gerecht stelt vast dat er sprake is van een schending van het recht van de verdachte op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
Die redelijke termijn heeft een aanvang genomen op 3 september 2019, toen verdachte werd aangehouden. De behandeling van zijn zaak in eerste aanleg is eerst op 3 januari 2024 – en dus niet binnen twee jaar – met een eindvonnis afgerond. Het feit dat verdachte in Nederland verbleef en inmiddels in Nederland is gedetineerd, is daarvoor zeker niet de enige reden geweest.
Het Gerecht is van oordeel dat de overschrijding van de redelijke termijn in dit geval tot strafvermindering moet leiden, in die zin dat de gevangenisstraf met een week moet worden verlaagd.
Dat betekent dat het Gerecht de verdachte zal veroordelen tot drie weken gevangenisstraf.

BESLISSING

Het Gerecht:
  • Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
  • Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan;
  • Kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
  • Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
  • Veroordeelt de verdachte tot een
  • Beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
- Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.G.C. Groenendaal, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, zittingsgriffier, en op 3 januari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Caribisch Nederland, afdeling Jeugd & Zeden d.d. 11 november 2022, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 833_20221110_131912.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2019, opgenomen op p. 30 van het dossier.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 27 september 2019, p. 66 e.v. van het dossier
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2022, p. 32 e.v. van het dossier.
5.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 13 december 2023, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.
6.Hoge Raad 9 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:213.