ECLI:NL:OGEABES:2024:140

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
300.00017/24
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor internationale wapenhandel en ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1989 te Sint Eustatius, die werd beschuldigd van internationale wapenhandel. De verdachte was betrokken bij het medeplegen van het afleveren van vuurwapens en de poging tot invoer van vuurwapens, waarbij gebruik werd gemaakt van PGP-berichten. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 48 maanden, maar de verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk was in de vervolging. Het Gerecht oordeelde dat de rechtsmacht van de strafrechter te Bonaire van toepassing was, maar verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk voor bepaalde feiten, waaronder de strafbare voorbereiding van wapenhandel, omdat de maximumstraf in de Vuurwapenwet BES 6 jaar is. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten 1 en 2, maar niet aan feit 3. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, en de in beslag genomen telefoons werden verbeurd verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van de illegale wapenhandel en de risico's voor de veiligheid op de BES-eilanden.

Uitspraak

Parketnummer: 300.00017/24

Uitspraak: 19 december 2024 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1989 te St Eustatius,
wonende te St. Eustatius, [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring op Bonaire.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2024. Verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.M.A. van Lieshout, advocaat op Bonaire. Zij neemt waar voor de raadsvrouw van verdachte, mr. S.R. Bommel, advocaat op Sint Maarten.
De officier van justitie, mr. T.L.M. Keller, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van het voorarrest.
Haar vordering behelst voorts de teruggave van de in beslag genomen telefoons (4 stuks) aan verdachte.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 2 subsidiair en feit 3 bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is. Daarnaast heeft de raadsvrouw integrale vrijspraak bepleit en een verweer gevoerd over bewijsuitsluiting. De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, omdat er nimmer sprake is geweest van enige uitvoeringshandeling. Het is slechts gebleven bij gesprekken inclusief het versturen van foto’s.
Tenlastelegging
Aan verdachte zijn de feiten ten laste gelegd die zijn vermeld op de dagvaarding en op vordering van de officier van justitie zijn gewijzigd. Afschriften van de dagvaarding en de vordering wijziging tenlastelegging zijn aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:

Feit 1

primair: het medeplegen van het voorhanden hebben en/of afleveren van (een) vuurwapen(s) in de periode 1 mei 2023 tot en met 5 augustus 2024 te Sint Eustatius en/of Sint Maarten, en dat verdachte hiervan een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
subsidiair: medeplichtigheid aan voornoemd feit;

Feit 2

primair: poging tot het medeplegen van het voorhanden hebben en/of binnen doen komen en/of invoeren en/of uitvoeren en/of doorvoeren en/of aan meerdere personen die daartoe niet bevoegd zijn afleveren van vuurwapens in de periode 1 mei 2023 tot en met 5 augustus 2024 te Sint Eustatius en/of Sint Maarten, en dat verdachte hiervan een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
subsidiair: medeplichtigheid aan voornoemd feit;

Feit 3:

Het medeplegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van feiten die genoemd staan in de Vuurwapenwet BES en de Vuurwapenregeling BES in de periode 1 mei 2023 tot en met 5 augustus 2024 op Sint Eustatius en/of Sint Maarten.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Rechtsmacht
Vooropgesteld wordt dat indien een ten laste gelegd feit niet onder de rechtsmacht van de strafrechter te Bonaire (GEA BES) valt, dit niet tot de onbevoegd verklaring van het Gerecht moet leiden, maar tot niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie in de vervolging.
Uit de hierna te noemen bewijsmiddelen blijkt dat een deel van de feiten zijn gepleegd op Sint Maarten.
Artikel 5 sub 2 Wetboek van het Wetboek van Strafrecht BES zegt over de toepasselijkheid van de strafwet buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba het volgende:
“De strafwet van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is toepasselijk op den ingezetene van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba die zich buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba schuldig maakt:
2°. aan een feit hetwelk door de strafwet van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba als misdrijf wordt beschouwd en waarop door de wet van het land, waar het begaan is, straf is gesteld. (…)”
Verdachte woonde ten tijde van het plegen van de feiten op Sint Eustatius. Het Gerecht heeft zich ervan gewist dat op de aan verdachte onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde feiten, die naar het recht van de BES steeds een misdrijf opleveren, in Sint Maarten ook straf is gesteld. Gelet hierop is de strafwet van de BES-eilanden ook van toepassing op deze feiten en heeft het Gerecht in eerste aanleg van de BES-eilanden rechtsmacht.
Feit 2 subsidiair
De raadsvrouw heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging ten aanzien van feit 2 subsidiair, omdat een poging tot medeplichtigheid niet strafbaar is gesteld in het Wetboek van Strafrecht BES.
Het Gerecht overweegt hierover als volgt.
Onder feit 2 subsidiair is de medeplichtigheid aan poging tot het invoeren/ doorvoeren/voorhanden hebben van (vuur)wapens ten laste gelegd. Dit is, in tegenstelling tot een poging tot medeplichtigheid, wel strafbaar. Het openbaar ministerie is hiermee ontvankelijk in de vervolging van dit feit.
Beroep en/of gewoonte maken
Het openbaar ministerie heeft onder alle drie de feiten als strafverzwarende omstandigheid ten laste gelegd dat verdachte van het strafbare feit een beroep of gewoonte heeft gemaakt. In Nederland is in de Wet wapens en munitie deze strafverzwarende omstandigheid strafbaar gesteld in artikel 55 lid 4. Op Bonaire kennen we alleen de oude Vuurwapenwet BES en hierin is het niet opgenomen, maar de gewoonte wordt wel genoemd in de Vuurwapenwet BES. Gelet op het concordantiebeginsel kan daarom in dit geval deze strafverzwarende omstandigheden ten laste worden gelegd, aldus de officier van justitie.
Oordeel van het Gerecht
De Wet wapens en munitie is een Nederlandse wet en is niet van toepassing op Bonaire. Op Bonaire kennen we onze eigen Wetboek van Strafrecht en Vuurwapenwet BES.
In artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht BES is het legaliteitsbeginsel verankerd:
“Geen feit is strafbaar dan uit kracht van eene daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling.”
In de Vuurwapenwet BES is het beroep of gewoonte maken van de in die wet genoemde strafbare feiten, niet door de wetgever als strafverzwarende omstandigheid strafbaar gesteld. Op basis van het legaliteitsbeginsel kan strafbaarheid alleen worden bepaald door de wetgever en in dit geval heeft de wetgever dat niet gedaan. Het openbaar ministerie is daarom niet-ontvankelijk ten aanzien van de tenlastegelegde zinsneden: ‘
van welk feit verdachte (al dan niet) een beroep of gewoonte heeft gemaakt’.Zij heeft geen recht tot strafvervolging ten aanzien van dit punt.
Strafbare voorbereiding ten aanzien van vuurwapens?
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 3, voorbereidingshandelingen voor het invoeren/doorvoeren van (vuur)wapens, bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de strafvervolging van verdachte. De wet stelt alleen de voorbereiding van misdrijven strafbaar waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld. In dit geval gaat het om een misdrijf op grond van de Vuurwapenwet BES waarvoor slechts een gevangenisstraf van maximaal 6 jaren kan worden opgelegd. Het openbaar ministerie is daarom niet-ontvankelijk in de vervolging van dit feit, aldus de raadsvrouw.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van het concordantiebeginsel, het ten laste gelegde bestanddeel ‘
beroep of gewoonte maken’ook op Bonaire een strafverzwarende omstandigheid is waardoor de maximale gevangenisstraf acht jaar is. Zij verwijst hierbij naar artikel 55 van de Wet Wapens en munitie. Hierdoor voldoet het onder feit 3 ten laste gelegde wel aan de wettelijke vereisten voor strafbare voorbereiding op basis van art. 48a Wetboek van Strafvordering BES.
Oordeel van het Gerecht
Onder feit 3 wordt verdachte ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen ten aanzien van feiten die omschreven staan in de Vuurwapenwet BES.
In artikel 48a van het Wetboek van Strafrecht BES staat:
“Voorbereiding vaneen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, isstrafbaar,wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft.”
In artikel 11 van de Vuurwapenwet BES is als maximale gevangenisstraf op overtreding van deze wet een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren gesteld. Het Gerecht heeft zojuist al vastgesteld dat de strafverzwarende omstandigheid van artikel 55 van de in Nederland geldende Wet wapens en munitie op Bonaire niet geldt.
Gelet op de wettekst van artikel 48a Sr BES kan iets pas als strafbare voorbereidingshandeling worden gekwalificeerd, wanneer het gaat om een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld.
Dit betekent dat bij een eventuele bewezenverklaring van de onder feit 3 ten laste gelegde handelingen, het Gerecht nooit tot een te kwalificeren strafbaar feit kan komen omdat niet aan de wettelijke voorwaarde van artikel 48a Sr BES wordt voldaan. Dit zou, bij bewezenverklaring, alleen maar kunnen leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging. Vanwege praktische redenen verklaart het Gerecht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging ten aanzien van dit feit.
Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bijlage (bijlage II) bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. Deze bijlage maakt onderdeel uit van het vonnis.
Bewijsoverwegingen
Verweer strekkende tot bewijsuitsluiting van de image van de iPhone 11
Het Gerecht heeft geconstateerd dat in het dossier de toestemming ten aanzien van de overdracht van de image van de iPhone 11 ontbreekt. De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat ze mondeling toestemming heeft gekregen van officier van justitie mr. L.E. Stroink en dat dit per abuis niet in het dossier terecht is gekomen.
De verdediging heeft, in reactie op deze constatering, bepleit dat deze image van het bewijs uitgesloten dient te worden omdat de toestemming niet aan het dossier is toegevoegd. De raadsvrouw heeft niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat en op welke wijze het ontbreken van de toestemming verdachte heeft geschaad in zijn verdediging, of wat het nadeel is dat verdachte daarvan heeft ondervonden.
Onder deze omstandigheden ziet het Gerecht geen aanleiding om consequenties te verbinden aan het ontbreken van de (schriftelijke) toestemming in het dossier. Hierbij wordt opgemerkt dat het belang dat strafbare feiten onontdekt blijven in dit verband niet als een rechtens te respecteren belang kan gelden.
Bewijsoverweging feit 1 primair – Het medeplegen van het afleveren van een vuurwapen
Voor medeplegen van een strafbaar feit in de zin van artikel 49, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht BES is vereist dat verdachte daartoe met één of meer andere personen nauw en bewust heeft samengewerkt. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van verdachte van voldoende gewicht is. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit, maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verschillende gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt het Gerecht vast dat er daadwerkelijk een wapen is geleverd en dat verdachte bij deze levering een tussenpersoon is geweest. Uit het gesprek met Rasta Bwoyy in de periode 24 mei 2023 tot en met 3 juni 2023 volgt dat het wapen welke was geleverd, niet goed werkte waarna verdachte het probleem moest gaan oplossen. De afnemer(s) wilden hun geld terug of een ander wapen en verdachte fungeerde hierbij als tussenpersoon. Verdachte heeft dit zelf ook verklaard. Het Gerecht stelt vast dat verdachte een belangrijke rol heeft gespeeld bij de levering van het wapen, en dat die rol gekwalificeerd kan worden als medeplegen waardoor dit feit wettig en overtuigend is bewezen. Of verdachte zelf het wapen in handen heeft gehad, is hierbij niet relevant.
Bewijsoverweging feit 2 – Poging tot het invoeren/doorvoeren/afleveren van wapens
De vraag die het Gerecht ten aanzien van feit 2 primair moet beantwoorden is of in alle chats die verdachte gevoerd heeft, sprake is geweest van een begin van uitvoering. Ten aanzien van de volgende chatgesprekken komt het Gerecht tot een begin van uitvoering.
Gesprekken met [gebruikersnaam 1] in de periode 13 juni 2023 tot en met 15 september 2023 (medeplegen van de poging invoer van een Draco en AKA47)
Op basis van de chats en de verklaring van verdachte, die als bewijsmiddel zijn opgenomen in bijlage II bij dit vonnis, stelt het Gerecht vast dat verdachte een bestelling heeft geplaatst bij [gebruikersnaam 1]. Er wordt gesproken over een Draco en een AKA47. Verdachte wilde beide en twee van ze. [gebruikersnaam 1] laat weten dat het twee weken duurt voordat de wapens Sint Maarten kunnen bereiken. Uit de chats volgt dat er een betaling is gedaan en dat de wapens vanuit de Verenigde Staten naar Sint Maarten moest worden verzonden. Op een later moment informeert verdachte bij [gebruikersnaam 2] hoe het ervoor staat, omdat de persoon die deze wapens zou leveren ([…]) is weggevallen. Dit levert juridisch gezien medeplegen van een poging tot invoer van vuurwapens op.
Gesprekken tussen verdachte en [gebruikersnaam 3] in de periode 8 november 2023 tot en met 1 januari 2024, bestelling voor [gebruikersnaam 4]
Het Gerecht stelt op basis van de chats en de verklaring van verdachte vast dat verdachte bij [gebruikersnaam 3] een bestelling heeft geplaatst ten behoeve van ‘[gebruikersnaam 4]’ en dat hier ook een (gedeeltelijke) betaling voor is gedaan, maar dat de wapens nooit zijn geleverd en dat [gebruikersnaam 4] zijn geld terug wilde. Uit het dossier volgt verder niet waar de wapens vandaan zouden komen of waar de wapens vervolgens heen moesten. De invoer of uitvoer van deze wapens kan daarom niet worden bewezen, maar wel het medeplegen van een poging tot het afleveren van wapens.
Overige chats
Het Gerecht stelt vast dat er in het dossier veel meer chats zijn tussen verdachte en mogelijke afnemers en leveranciers, maar deze chats zijn niet concreet genoeg om een begin van uitvoering te kunnen vaststellen.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande:

feit 1 primair:

dat hij in de periode mei 2023 te Sint Eustatius en/of Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen, een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenwet BES, aan een of meerdere personen die daartoe niet bevoegd zijn, heeft afgeleverd;

feit 2 primair:

dat hij in de periode van 1 mei 2023 tot en met januari 2024 te Sint Eustatius en Sint Maarten, tezamen en in vereniging met anderen, telkens ter uitvoering van het door hem, verdachte, en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een of meerdere vuurwapens en ander soortgelijk voor bedreiging of afdreiging geschikte voorwerp(en) te weten (onder meer en/of in ieder geval):
  • één of meer (hand)vuurwapen(s) van het merk Glock;
  • één of meer (automatische) vuurwapen(s) (van het merk Draco en/of AR 15 en/of AKA 47 en/of werkend als een merk AR15 en/of AKA 47)
  • munitie
in te voeren en/of aan personen die daartoe niet bevoegd zijn, af te leveren, door:
  • berichten te sturen over de aankoop en verkoop en de vraagprijs en leveringstijden van de wapens en
  • contact te leggen en te onderhouden met de verkoper(s) en/of tussenperso(o)nen van de wapens en
  • over bestellingen van vuurwapens en/of munitie te communiceren en;
  • afbeeldingen te verzenden en/of te ontvangen en/of door te sturen naar de verkoper(s) en/of tussenperso(o)en en/of afnemers;
  • geld te verzamelen en te betalen ten behoeve van de levering van de
wapen(s) en/of munitie;
- meermaals te informeren naar de stand van zaken en/of beschikbaarheid van de bestelling en/of de levering van de wapens en/of munitie;
en
- met de verkoper een overeenkomst te sluiten en/of afspraken te maken om
het/de wapen(s) en/of de munitie te kopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Feit 1
Het onder feit 1 primair bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 6 van de Vuurwapenwet BES juncto artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht BES en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Vuurwapenwet BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Het medeplegen van overtreding van een verbod gesteld bij artikel 6 van de Vuurwapenwet BES.
Feit 2
Het onder feit 2 primair bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 1 Vuurwapenregeling BES en bij artikel 6 van de Vuurwapenwet BES juncto artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht BES en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Vuurwapenwet BES. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Het medeplegen van een poging tot overtreding van een verbod gesteld bij artikel 6 van de Vuurwapenwet BES,

en

het medeplegen van een poging tot overtreding van een verbod gesteld bij artikel 2 van de Vuurwapenregeling BES.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
Verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
De straf die aan verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen. Daarbij heeft het Gerecht in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een lange periode als tussenpersoon opgetreden in de wapenhandel op Sint Eustatius en Sint Maarten. Naast de chats die het Gerecht als bewijsmiddel heeft opgenomen in de bijlage bij dit vonnis, zijn er nog veel meer chats met ook andere potentiële verkopers of afnemers van (vuur)wapens en munitie. Verdachte ontkent dit niet. Verdachte heeft meermalen verklaard dat hij vindt dat hij geen belangrijke rol heeft gespeeld omdat hij alleen maar berichten (door)gestuurd heeft. Verdachte bagatelliseert hiermee zijn rol. Uit de vele chatgesprekken volgt dat hij juist een belangrijke rol heeft gehad door mensen aan elkaar te koppelen en deals te faciliteren. Verdachte heeft actief deelgenomen aan de illegale handel in vuurwapens en dit is maatschappelijk onaanvaardbaar.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens is een groot probleem op de BES-eilanden en Sint-Maarten. Het brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en veroorzaakt grote gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Het Gerecht rekent dit verdachte zwaar aan en oordeelt dat gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van lange duur met zich brengt.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de eis van de officier van justitie, 48 maanden gevangenisstraf, passend en geboden is. Verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Het gaat om vier telefoons:
iPhone 11
iPhone 14 Pro MAX
iPhone 15
iPhone SE
Het Gerecht is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat de telefoons niet teruggegeven kunnen worden aan verdachte. Verdachte heeft in deze telefoon allerlei contactgegevens van zowel afnemers als leveranciers van wapens. Het is daarom onwenselijk dat de telefoons worden teruggegeven.
De inbeslaggenomen telefoons zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. De voorwerpen behoren immers toe aan verdachte en met behulp daarvan zijn de bewezenverklaarde feiten begaan. Het Gerecht zal daarom de verbeurdverklaring gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31 en 35 van het Wetboek van Strafrecht BES zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Gerecht:
-verklaart het openbaar ministerie ten aanzien van feit 3 en ten aanzien van het in alle feiten opgenomen bestanddeel “
van welk feit verdachte (al dan niet) een beroep of gewoonte heeft gemaakt”niet-ontvankelijk in de strafvervolging;
-verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan;
-verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
-kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
-verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 maanden;
- beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
-verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten vier telefoons:
1) iPhone 11;
2) iPhone 14 Pro MAX;
3) iPhone 15;
4) iPhone SE.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.G.C. Groenendaal, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, griffier, en op 19 december 2024 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op Bonaire met een directe beeld- en geluidsverbinding met het Gerechtsgebouw op Sint Eustatius.