ECLI:NL:OGEABES:2024:147

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
BON202300125
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake afrekening samenlevingsrelatie met betrekking tot leefkosten en terugbetalingen

In deze zaak, geregistreerd onder nummer BON202300125, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 2 oktober 2024 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde, beiden woonachtig te Bonaire. Eiser, vertegenwoordigd door mr. L.F.F.M. Drissen, heeft vorderingen ingesteld tegen gedaagde, die in persoon procedeert. De procedure is voortgekomen uit een samenlevingsrelatie en betreft een afrekening van leefkosten en terugbetalingen.

In het tussenvonnis van 29 mei 2024 is overwogen dat de primaire en subsidiaire vorderingen van eiser niet toewijsbaar zijn, waardoor alleen de meer subsidiaire vordering aan de orde is. Deze vordering betreft een betaling door gedaagde aan eiser van USD 161.487,45, waarvan USD 84.674,50 toewijsbaar is verklaard. Dit bedrag betreft een terugbetaling van directe betalingen door eiser op de bankrekening en creditcard van gedaagde. Eiser is gevraagd bewijs te leveren van kosten die hij heeft gemaakt voor de bouw van een zwembad en leefkosten, terwijl gedaagde is verzocht om nieuwe transactieoverzichten van haar betaalde leefkosten te verstrekken.

Gedaagde heeft na een eerste uitstel om een akte te nemen, een tweede uitstel aangevraagd, wat is geweigerd. Hierdoor kon niet van het door haar gestelde bedrag aan leefkosten van USD 33.709,00 worden uitgegaan. Het gerecht heeft besloten om uit te gaan van het door eiser erkende bedrag van USD 9.961,81. Eiser heeft een akte genomen met producties, waarop gedaagde met een antwoordakte kan reageren. De zaak is verwezen naar de rol van 30 oktober 2024 voor deze reactie, terwijl verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Registratienummer: BON202300125
Datum uitspraak: 2 oktober 2024
VONNIS
in de zaak van
[eiser],
wonende te Bonaire,
eiser,
gemachtigde: mr. L.F.F.M. Drissen,
tegen
[gedaagde],
wonende te Bonaire
,
gedaagde,
thans procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 29 mei 2024
  • het bericht van desisteren van mr. Buwalda voor [gedaagde] van 20 juni 2024
  • de akte van [eiser] van 28 augustus 2024
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis is overwogen dat de primaire en de subsidiaire vorderingen van [eiser] niet toewijsbaar zijn, waardoor thans alleen de meer subsidiaire vordering aan de orde is, inhoudende de betaling door [gedaagde] aan [eiser] van USD 161.487,45. In het tussenvonnis is overwogen dat daarvan in ieder geval een bedrag van USD 84.674,50 toewijsbaar is. Bij dat deel van de vordering gaat het om een terugbetaling van een aantal directe betalingen van [eiser] op de bankrekening en de creditcard van [gedaagde]. Met betrekking tot het andere deel van de vordering zijn partijen in het tussenvonnis in de gelegenheid gesteld zich over een aantal onderliggende zaken uit te laten. Daarbij gaat het om een uitlaten door [eiser] over hoe hij bewijs wil leveren van de door hem betaalde kosten voor het zwembad van USD 18.993,00, waarbij in het bijzonder de vraag speelt of de bankopnames waarop hij in dit verband heeft gewezen ook daadwerkelijk voor (de bouw van) het zwembad zijn aangewend. Verder gaat het om een uitlaten door [eiser] over het door hem gestelde bedrag aan leefkosten van USD 115.984,48, meer specifiek over de vraag hoe de door hem overgelegde transactieoverzichten van zijn Vault card relateren aan het door hem opgestelde kostenoverzicht dat hij heeft ingebracht als productie 6 en het door hem bijgewerkte overzicht dat hij heeft ingebracht als productie 27, welke laatste niet goed leesbaar is en waarvan in hetzelfde vonnis is gevraagd om daarvan een nieuw afschrift in te brengen. [gedaagde] is op haar beurt in het tussenvonnis in de gelegenheid gesteld om nieuwe transactieoverzichten te verstrekken van de door haar betaalde leefkosten van USD 33.709,00 vanaf de datum dat partijen in de woning zijn gaan wonen. Daarbij is haar de instructie gegeven om de daarin vermelde kosten volledig zichtbaar te maken. Dat is bij de tot nog toe door haar overgelegde overzichten niet het geval geweest.
2.2. [
gedaagde] heeft na een eerste uitstel voor het nemen van een akte gevraagd om haar daarvoor een tweede uitstel te verlenen. Dat uitstel is haar geweigerd waarna zij geen akte meer heeft genomen. Het gevolg daarvan is dat thans bij gebreke van een voldoende onderbouwing niet van het door haar gestelde bedrag aan leefkosten van USD 33.709,00 kan worden uitgegaan. Bij de verdere beoordeling zal daarom van het door [eiser] in dit verband gestelde, en daarmee in zoverre door hem erkende, bedrag van USD 9.961,81 worden uitgegaan.
2.3.
Naar aanleiding van de instructies in het tussenvonnis heeft [eiser] een akte genomen met producties. [gedaagde] zal in de gelegenheid worden gesteld om daarop met een antwoordakte te reageren. Voor die instructie wordt verwezen naar het bepaalde in het tussenvonnis onder 5.3, waaraan overigens niet afdoet dat [gedaagde] zelf geen eerste akte heeft genomen. Zij zal zich echter in haar antwoordakte strikt moeten beperken tot een reactie op de door [eiser] genomen akte. Er is geen gelegenheid meer om de in het tussenvonnis gevraagde overzichten alsnog in te brengen.

3.De beslissing

Het gerecht,
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 30 oktober 2024 voor een door [gedaagde] te nemen antwoordakte als bedoeld in artikel 2.3.,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.