In deze zaak, geregistreerd onder nummer BON202300125, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 2 oktober 2024 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde, beiden woonachtig te Bonaire. Eiser, vertegenwoordigd door mr. L.F.F.M. Drissen, heeft vorderingen ingesteld tegen gedaagde, die in persoon procedeert. De procedure is voortgekomen uit een samenlevingsrelatie en betreft een afrekening van leefkosten en terugbetalingen.
In het tussenvonnis van 29 mei 2024 is overwogen dat de primaire en subsidiaire vorderingen van eiser niet toewijsbaar zijn, waardoor alleen de meer subsidiaire vordering aan de orde is. Deze vordering betreft een betaling door gedaagde aan eiser van USD 161.487,45, waarvan USD 84.674,50 toewijsbaar is verklaard. Dit bedrag betreft een terugbetaling van directe betalingen door eiser op de bankrekening en creditcard van gedaagde. Eiser is gevraagd bewijs te leveren van kosten die hij heeft gemaakt voor de bouw van een zwembad en leefkosten, terwijl gedaagde is verzocht om nieuwe transactieoverzichten van haar betaalde leefkosten te verstrekken.
Gedaagde heeft na een eerste uitstel om een akte te nemen, een tweede uitstel aangevraagd, wat is geweigerd. Hierdoor kon niet van het door haar gestelde bedrag aan leefkosten van USD 33.709,00 worden uitgegaan. Het gerecht heeft besloten om uit te gaan van het door eiser erkende bedrag van USD 9.961,81. Eiser heeft een akte genomen met producties, waarop gedaagde met een antwoordakte kan reageren. De zaak is verwezen naar de rol van 30 oktober 2024 voor deze reactie, terwijl verdere beslissingen zijn aangehouden.