In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 5 juni 2024 uitspraak gedaan over een verzoek tot toekenning van eigendom van een perceel grond gelegen in Cove Bay, Saba. Het verzoek is ingediend door de verzoekster, die sinds 1989 samen met haar overleden echtgenoot gebruik heeft gemaakt van het perceel. De echtgenoot, die in 2017 overleed, was de enige erfgenaam volgens testament. De verzoekster heeft het verzoek gebaseerd op artikel 3:200a van het Burgerlijk Wetboek, dat een regeling biedt voor langdurig onverdeeld gebleven nalatenschappen.
Tijdens de zitting op 29 mei 2024 zijn de verzoekster, het Openbaar Lichaam Saba (OLS) en andere belanghebbenden verschenen. Het OLS heeft betoogd dat de verzoekster geen gebruiker is van het perceel, omdat aanvankelijk op een naburig perceel was gebouwd dat in erfpacht was uitgegeven. De verzoekster heeft dit aanbod om erfpachter te worden afgewezen. Het Gerecht heeft de argumenten van beide partijen overwogen en vastgesteld dat er geen eigenaar van het perceel is ingeschreven in de openbare registers.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat de verzoekster als gebruiker kan worden aangemerkt, omdat haar echtgenoot afstammeling was van de oorspronkelijke rechthebbende. Het Gerecht heeft de eigendom van het perceel aan de verzoekster toegewezen en bepaald dat de beschikking openbaar bekendgemaakt moet worden. De beschikking is gegeven door mr. J. de Boer en is ter openbare terechtzitting uitgesproken.