ECLI:NL:OGEABES:2024:54

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
17 juni 2024
Zaaknummer
EUX202400025
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J. de Kort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing regeling langdurig onverdeeld gebleven nalatenschappen

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend door een verzoeker, die tevens curator was van een nalatenschap. Het verzoek was gericht op de toepassing van artikel 3:200a van het Burgerlijk Wetboek, dat een regeling biedt voor langdurig onverdeeld gebleven nalatenschappen. De verzoeker stelde dat het perceel, gelegen aan de Oranjestraat te Sint Eustatius, onduidelijkheid vertoonde in eigendomssituaties en vroeg de rechter om de eigendom toe te wijzen aan de gebruikers van het perceel.

Tijdens de zitting op 27 mei 2024, waar zowel de verzoeker als de gemachtigde van het Openbaar Lichaam Sint Eustatius (OLE) aanwezig waren, werd het verzoek besproken. De verzoeker legde uit dat zijn ouders het perceel in 1952 hadden gekocht en dat er sindsdien verschillende gebouwen op het perceel waren gerealiseerd. Hij gaf aan dat hij bezig was met het aanvragen van een hypothecaire lening voor renovatiewerkzaamheden aan de gebouwen op het perceel.

Het OLE verwees naar de wettelijke bepalingen die hen als belanghebbende in deze zaak aanmerken. De rechter oordeelde dat het verzoek niet kon worden toegewezen, omdat de door de verzoeker voorgestelde stichting niet voldeed aan de eisen van toezicht zoals gesteld in de wet. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat er sprake was van een langdurig onverdeeld gebleven gemeenschap, aangezien de nalatenschap relatief recent was en het aantal deelgenoten beperkt leek. Uiteindelijk werd het verzoek afgewezen, en de beschikking werd openbaar uitgesproken door rechter M.J. de Kort.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Sint Eustatius

Zaaknummer: EUX202400025
Datum uitspraak: 5 juni 2024
Beschikking op het verzoek op grond van artikel 3:200a Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het perceel gelegen te
[Oranjestraat]te Sint Eustatius,
- register C, volume 10, number 15, groot 284 m2, meetbrief 032/2021, a building, a terrace and a yard.
- register C, volume 10, number 15, 430 m2, meetbrief 033/2021, a parcel of land, two buildings, a cistern, a restroom and a yard.
- register C, volume 10, number 15, groot 141 m2, meetbrief 034/2021, a building sit on flat land.
(3x) In the name of: […]
(3x) obtained at: notarial deed of sale and purchase.
Deed date: 25 Augustus 1952
[plattegrond]
van:
[VERZOEKER 1], voor zichzelf en in hoedanigheid van curator van (benoemd bij beschikking van 21 februari 2006 van het gerecht in Sint Eustatius):
[BELANGHEBBENDE 1], [BELANGHEBBENDE 2] en [BELANGHEBBENDE 3],
wonende te Sint Maarten,
verzoeker,
procederend in persoon,
met als in het geding verschenen belanghebbenden:
HET OPENBAAR LICHAAM SINT EUSTATIUS,
zetelend te Sint Eustatius, hierna: het OLE,
gemachtigde: mr. G.B. Simmons-De Jong.

1.Het procesverloop

1.1.
Verzoeker heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend.
1.2.
De openbare oproeping van belanghebbenden als bedoeld in artikel 200f lid 5 BW heeft plaatsgevonden door publicaties in de Staatscourant, de National Gazette en The Daily Herald, en door berichten op de website en de LinkedIn-pagina van het Hof en op de facebookpagina’s van Courthouse Sint Maarten, Courthouse Sint Eustatius, Courthouse Saba en Hof van Justitie Curaçao.
1.3.
De zaak is behandeld ter zitting van 27 mei 2024 in het Courthouse Sint Eustatius. Verzoeker en de gemachtigde van OLE zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. De notaris van Sint Eustatius is als informant gehoord. In aansluiting op de zitting is een bezichtiging ter plaatse gehouden.

2.De beoordeling

Het verzoek
2.1.
Verzoeker verzoekt dat het gerecht beslist over de eigendom van het perceel.
2.2.
Het verzoek is gebaseerd op de wettelijke regeling voor langdurig onverdeeld gebleven nalatenschappen (artikel 3:200a Burgerlijk Wetboek). Deze regeling is bedoeld om een oplossing te bieden voor terreinen met een onduidelijke eigendomssituatie en geeft de rechter de mogelijkheid grond aan ‘gebruikers’ toe te wijzen. Ook afstammelingen van de oorspronkelijk eigenaar kunnen als ‘gebruiker’ worden aangemerkt. De rechter kan ook grond toewijzen aan de overheid, die het vervolgens aan ‘gebruikers’ moet uitgeven in koop, erfpacht of huur, alles voor zover dat redelijk is.
Het perceel
2.3.
Het verzoek ziet op het perceel omschreven in de kop van deze beschikking.
De grondslag van het verzoek
2.4.
Verzoeker legt het volgende aan het verzoek ten grondslag:
2.4.1.
Het perceel genoemd in Rooibrief 1/1952 van 844m2 is door gevolmachtigde mr. C.G. Bunchamper op 27 augustus 1952 gekocht voor de ouders van verzoeker. Zijn ouders hebben op dit perceel gebouwd in de periode 1954 -1964 en hebben samen met hun acht kinderen in totaal 60 jaar op het perceel gewoond. Er zijn drie meetbrieven opgemaakt met betrekking tot het perceel:
- Meetbrief nummer 033/2021 ziet op [adres 2], het woonhuis is aangewezen voor de huisvesting van ouderen in het ‘Elderly Home Care Center’.
- Meetbrief nummer 032/2021 ziet op [adres 1], het huis wordt/werd verhuurd.
- Meetbrief nummer 031/2021: ziet op [straatnaam].
[belanghebbenden 1 en 2] hebben tot hun (tijdelijke) verhuizing in november 2023 aan de [adres 2]. Wijlen de moeder van verzoeker gebruikte het perceel aan de [straatnaam] voor het verbouwen van groente en fruit (in de tijd dat haar kinderen naar de basisschool gingen).
2.4.2.
Verzoeker is bezig met het aanvragen van een hypothecaire lening. De lening zal zijn bedoeld voor ‘engineering, designing, repairing, extension and renovation work on the buildings [adres 1 en 2]’.
2.4.3.
Er zijn in totaal zeven erfgenamen, maar volgens verzoeker zouden de percelen naar hem gaan. Hij is ook executeur van de nalatenschap van zijn moeder. Zijn moeder heeft een testament gemaakt.
2.4.4.
In zijn aanvulling op het verzoekschrift heeft verzoeker gesteld:
De broers en zussen willen de aandelen via een holding veiligstellen in het aandelenregister. Een stichting zal de economische eigenaar zijn en de vrijgestelde holding de vruchtgebruiker van de nalatenschap, ongeacht het type en de waarde van de aandelen in het bezit van de aandeelhouder, met uitzondering van aandelen aan toonder die geen deel uitmaken van de nalatenschap.
Het standpunt van het OLE
2.5.
Artikel 3:200f BW bepaalt dat het OLE in dit soort zaken belanghebbende is en moet worden opgeroepen. Artikel 3:200c lid 4 bepaalt dat de rechter het gevoelen inwint van het OLE over de eventueel noodzakelijke ontwikkeling van de onroerende zaak waarop het verzoek betrekking heeft.
2.6.
Ter zitting is namens het OLE gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht.
Kan de regeling inzake langdurig onverdeeld gebleven gemeenschappen worden toegepast?
2.7.
Het verzoek kan niet worden toegewezen. Verzoeker beoogt de onroerende zaak onder te brengen in een stichting, waarvan de opbrengsten uiteindelijk ten goede komen aan de deelgenoten. Dit is echter iets wat tussen de deelgenoten moet worden besproken en overeengekomen. De door verzoeker beoogde stichting is niet aan te merken als een onder toezicht staande stichting als bedoeld in artikel 3:200d BW BES.
2.8.
Voorts is in deze zaak onvoldoende gebleken dat het gaat om een langdurig onverdeeld gebleven gemeenschap aan de zin van artikel 3:200a en verder BW BES. De nalatenschap is relatief ‘jong’, en het aantal deelgenoten lijkt beperkt.
2.9.
Gelet op het voorgaande moet het verzoek worden afgewezen.

3.De beslissing

Het gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. de Kort, rechter, en in het openbaar uitgesproken.