ECLI:NL:OGEABES:2024:74

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
SAB202200018
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een perceel land op Saba tussen twee families met betrekking tot kadastrale grenzen

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is op 21 februari 2024 een eindvonnis uitgesproken in een geschil over de verdeling van een perceel land op Saba tussen twee families. De eiser, vertegenwoordigd door mr. S.J. Fox, vorderde dat de gedaagden, waaronder het Openbaar Lichaam Saba en de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers, zouden worden bevolen om over te gaan tot de opmeting van de buitengrenzen van het perceel. De eiser stelde dat deze opmeting noodzakelijk was voor de registratie in de kadastrale boeken en de uitgifte van een meetbrief. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. J.G. Snow, hebben echter aangevoerd dat de buitengrenzen van het perceel niet duidelijk zijn en dat zonder aanwijzing van deze grenzen door de eigenaren, het Kadaster geen rol kan spelen in de meting.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vorderingen van zowel de eiser als de tussenkomende partij, die ook betrokken was bij het geschil, moeten worden afgewezen. Het Gerecht stelde vast dat zolang de buitengrenzen niet zijn aangewezen of in rechte zijn vastgesteld, het Kadaster niet kan worden verplicht tot enige meting of registratie. De eiser en de tussenkomende partij werden als in het ongelijk gestelde partijen veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op $ 2.094,-, te delen tussen hen beiden. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 21 februari 2024.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SABA

Zaaknummer: SAB202200018
Vonnis d.d. 21 februari 2024
inzake
[naam],
wonende in Saba,
eiser,
gemachtigde: mr. S.J. FOX,
tegen

1.HET OPENBAAR LICHAAM SABA,

zetelend in Saba,
gedaagde 1,
niet verschenen,

2.DE DIENST VOOR HET KADASTER EN DE OPENBARE REGISTERS,

zetelend in Den Haag, mede kantoorhoudende in Saba,
gedaagde 2,
gemachtigde: mr. J.G. SNOW,
en met als tussenkomende partij
[naam],
tussenkomende partij,
wonende in Saba,
gemachtigde: mr. E.E.S. MOENIR-ALAM.
Partijen zullen hierna [eiser], het Openbaar Lichaam, het Kadaster en [tussenkomende partij] worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit:
  • het vonnis in het incident d.d. 18 juli 2023;
  • zijdens het Kadaster: de akte na comparitie en antwoordconclusie in het incident;
  • zijdens [tussenkomende partij]: de antwoordakte;
  • zijdens [eiser]: de antwoordakte.
1.2.
De uitspraak van het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet zijn betwist.
2.2.
Bij vonnis van dit Gerecht d.d. 18 mei 2015, dat in kracht van gewijsde is gegaan, is verklaard voor recht dat het perceel vermeld in de notariële akte d.d. 12 december 1974 (ingeschreven op 20 februari 1975 in Register C, deel 8 nr. 122 van het Kadaster) en op de daarbij behorende kadastrale tekening door verkrijgende verjaring in eigendom is verkregen door, ieder bij helfte, [eiser] en [tussenkomende partij], en dientengevolge bij helfte valt in de nalatenschappen van [eiser] en [tussenkomende partij].

3.Het geschil

3.1. [
eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden te bevelen om binnen veertien dagen na het vonnis over tot te gaan tot de opmeting c.q. verificatiemeting – “conform het kadastrale kaartje conform de [bijgevoegde] producties 1 en 2” met registratie daarvan in de boeken van het Kadaster en uitgifte van een meetbrief aan [eiser], welke uitgifte binnen uiterlijk drie maanden na de aanvang van de metingen zoals gevorderd zal geschieden, dit alles op straffe van een direct opeisbare dwangsom van US$ 5.000,- per dag(deel), zulks met veroordeling van gedaagden in de proceskosten van [eiser], te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.
3.2.
De vordering van [tussenkomende partij] is in het vonnis in het incident weergegeven.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tegen het Openbaar Lichaam wordt verstek verleend. [eiser] heeft geen grondslag vermeld wat betreft zijn vordering tegen het Openbaar Lichaam. Het heeft er alle schijn van dat [eiser] het Openbaar Lichaam en het Kadaster over één kam heeft geschoren. Die vordering wordt daarom als onrechtmatig en ongegrond afgewezen. Van proceskosten aan de zijde van het Openbaar Lichaam is geen sprake, zodat [eiser] niet behoeft te worden veroordeeld daarin.
4.2.
Het Kadaster voert aan dat het niet geheel duidelijk is waar de buitengrenzen van het perceel lopen. Zolang [eiser] en [tussenkomende partij], tezamen met de eigenaren van de naastgelegen percelen [1] , de loop van de buitengrenzen niet hebben aangewezen, is er voor het Kadaster geen rol weggelegd. De vorderingen van zowel [eiser] en [tussenkomende partij] dienen volgens het Kadaster daarom te worden afgewezen.
Het Gerecht volgt het Kadaster hierin. Zolang de buitengrenzen niet zijn aangewezen door de eigenaren van de betreffende percelen of die grenzen in rechte zijn vastgesteld, kan het Kadaster niet worden verplicht tot enige meting van de buitengrenzen van het perceel en registratie daarvan in de kadastrale registers noch tot het opmaken en afgeven van enige meetbrief met betrekking tot dit perceel. Daar komt inmiddels bij dat [eiser] en [tussenkomende partij] zelf het niet eens zijn over alle buitengrenzen. De vorderingen van [eiser] en [tussenkomende partij] zullen daarom worden afgewezen.
4.3.
Het Gerecht kan zich voorstellen dat deze uitkomst onbevredigend is voor [eiser] en [tussenkomende partij]. Zij dienen echter te beseffen dat eerst de buitengrenzen dienen te worden aangewezen c.q. in rechte dienen te worden vastgesteld, voordat het Kadaster zijn werk kan doen.
4.4. [
eiser] en [tussenkomende partij] zullen als de in het ongelijk te stellen partijen in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van het Kadaster tot op heden begroot op $ 2.094,- (tarief 5, 3 punten à $ 698,-). [eiser] en [tussenkomende partij] dienen ieder de helft hiervan te dragen, ofwel $ 1.047,-.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
wijst af de vorderingen van [eiser] en [tussenkomende partij];
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van het Kadaster tot op heden begroot op $ 1.047;
5.3.
veroordeelt [tussenkomende partij] in de proceskosten, aan de zijde van het Kadaster tot op heden begroot op $ 1.047.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2024.

Voetnoten

1.Volgens de zogenoemde tekening-2022 (zie de mail van de rechter d.d. 3 maart 2023 aan partijen) zijn dat aan de linkerzijde van het perceel de Saba Sulphur Mining Company, [naam 1], [naam 2] en de erfgenamen van [naam 3] en aan de rechterzijde [naam 4], terwijl de eigenaar van het onder het perceel gelegen stuk land grenzend aan de zee eigendom is van het Openbaar Lichaam.