6.1De bevoegdheid om een vergunning te verlenen voor het vestigen van een apotheek op Bonaire berust bij de minister. Dat volgt uit artikel 26a, eerste lid, van de Wgv. Die bevoegdheid brengt mee dat de minister verplicht is om tijdig én zorgvuldig op een vergunningaanvraag te beschikken. Het zorgvuldigheidsvereiste is in dit geval nader ingevuld in artikel 26a, zesde lid, van de Wgv. Voor de wetswijziging was daarin bepaald dat de minister voorafgaand aan zijn besluit een commissie moet horen, die bij AMvB is ingesteld. Deze verplichte advisering beperkt de bevoegdheid van de minister echter niet. Zij ontslaat hem ook niet van zijn verplichting om tijdig te beslissen. Wel dient de minister het belang van zorgvuldige besluitvorming in acht te nemen. Het enkele feit dat er een bij AMvB ingestelde adviescommissie ontbrak, betekent niet dat de minister geen zorgvuldig besluit had kunnen nemen. De ratio van artikel 26a, zesde lid – zowel in de oude als in de nieuwe versie – is dat de minister zich bij de beoordeling van de aanvraag laat adviseren door zorgvuldig geselecteerde deskundigen. In lijn met die ratio had de minister kunnen en moeten onderzoeken of hij zich langs andere weg kon laten adviseren. Dit heeft de minister ten onrechte nagelaten. De motivering van de minister dat hij niet bevoegd was om de aanvraag te beoordelen en deze daarom wel moest afwijzen, kan de afwijzing niet dragen. Het Gerecht zal de bestreden beschikking wegens dit motiveringsgebrek vernietigen en het beroep gegrond verklaren.
Kunnen de rechtsgevolgen van de bestreden beschikking in stand blijven?
7. Met het oog op een mogelijke definitieve beslechting van het verschil tussen partijen, zal het Gerecht beoordelen of de rechtsgevolgen van de te vernietigen bestreden beschikking in stand kunnen blijven.
8. De minister stelt zich op het standpunt dat de aanvraag, ook indien inhoudelijk beoordeeld, zou zijn afgewezen. Op grond van artikel 26a, vijfde lid, van de Wgv kan de minister de vergunning weigeren indien het belang van de volksgezondheid of het algemeen belang dit vordert. Volgens de minister doen beide weigeringsgronden zich in dit geval voor.
9. Eisers hebben de door de minister alsnog gegeven inhoudelijke redenen tot weigering van de gevraagde vergunning inhoudelijk betwist. Daarbij hebben zij gewezen op de huidige situatie, waarin op Bonaire nog slechts één apotheek operationeel is. Gelet op het aantal inwoners en de grote toestroom van toeristen, menen zij dat er sprake is van een reële behoefte aan een extra apotheek.
10. Het Gerecht overweegt als volgt.
11. De vraag of de vestiging van een extra apotheek op Bonaire aangewezen is, kan niet worden beantwoord zonder inzicht in de behoefte aan farmaceutische zorg op het eiland in relatie tot het bestaande apothekersaanbod. Die informatie is in dit geval onvoldoende voorhanden. Zo hebben eisers gewezen op de norm van één apotheek per 5.000 inwoners, aan welke norm momenteel (ruimschoots) niet wordt voldaan. De minister heeft in reactie daarop gesteld dat deze norm uitsluitend voor Curaçao geldt, maar heeft niet kunnen aangeven welke norm voor Bonaire van toepassing is. Daarnaast is het apothekersaanbod volop in beweging: op de zitting is gebleken dat recent op Bonaire apotheken zijn gesloten. Thans zou alleen de ziekenhuisapotheek nog functioneren. Het Gerecht is van oordeel dat, zolang geen duidelijkheid bestaat over een passende normering voor Bonaire en geen actueel zicht bestaat op het aantal functionerende apotheken, de door de minister aangevoerde gronden - te weten dat honorering van de aanvraag van eisers voor een (extra) apotheek op Bonaire in het algemeen belang noch in het belang van de volksgezondheid is - de inhoudelijke afwijzing niet kan dragen. Eisers beschikken over een reeds tot apotheek verbouwd pand, over een bevoegde apotheker en gekwalificeerd personeel, en kunnen op korte termijn openen op een locatie op Bonaire waar thans geen apotheek is gevestigd. Bovendien kunnen eisers – en daarmee ook de bewoners van Bonaire – profiteren van de schaalgrootte van de servicegroep van eisers hetgeen betekenis heeft voor bevoorrading en prijsstelling van medicijnen. Gelet hierop acht het Gerecht de inhoudelijk redenen voor weigering van de gevraagde vergunning zonder nadere motivering – die ontbreekt - niet steekhoudend en onvoldoende draagkrachtig.
Het Gerecht ziet dan ook geen aanleiding om de rechtsgevolgen van te vernietigen beschikking in stand te laten. Aangezien het Gerecht zelf niet beschikt over de kennis en expertise om op de vergunningaanvraag te beslissen, kan hij niet zelf in de zaak voorzien. Dat betekent dat de minister opnieuw op de aanvraag van eisers zal moeten beslissen.
Binnen welke termijn moet de minister opnieuw beslissen?
12. De vraag die het Gerecht ten slotte moet beantwoorden is welke termijn daarvoor moet worden gesteld. Het Gerecht heeft oog voor het belang van eisers bij een spoedige beslissing, maar wil geen onrealistisch korte termijn stellen die in de praktijk onhaalbaar is voor de minister. Op de nieuwe beslissing van de minister is het gewijzigde artikel 26a, zesde lid, van de Wgv van toepassing. Deze bepaling schrijft voor dat de minister voorafgaand aan zijn besluit een commissie moet horen die wordt ingesteld bij aanwijzingsbesluit van de minister. Ter zitting is namens de minister toegelicht dat het concept van dit aanwijzingsbesluit inmiddels aan de ministerraad is voorgelegd, en dat de verwachting is dat deze binnen enkele weken is vastgesteld. Zodra dit is gebeurd, zal de aanvraag aan de commissie worden voorgelegd met het verzoek om daarover zo spoedig mogelijk te adviseren. Gelet op dit tijdspad en de redelijke termijn die de minister gegund moet worden om tot een zorgvuldig besluit te komen, acht het Gerecht een termijn tot uiterlijk 1 september 2025 haalbaar.
Vergoeding van proceskosten en griffierecht
13. Omdat het beroep gegrond is, moet de minister het door eisers betaalde griffierecht van USD 84,- aan eisers vergoeden. Eisers krijgen ook een vergoeding van hun proceskosten. Deze vergoeding bedraagt USD 782,- omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen
(1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting, waarde per punt USD 391,-).