ECLI:NL:OGEABES:2025:22

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
BON202500013 en BON202500095
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestuurscollege over openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur BES

In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire het beroep van de naamloze vennootschap Real Estate & Development Bonaire (Redeco) tegen twee beslissingen van het bestuurscollege van het Openbaar Lichaam Bonaire. Het beroep betreft een verzoek om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur BES (Wob). Redeco had op 15 februari 2024 een verzoek ingediend om openbaarmaking van alle relevante informatie met betrekking tot het project Boka Kadushi. Het bestuurscollege had op 28 maart 2024 een beslissing genomen op dit verzoek, waartegen Redeco beroep heeft ingesteld. Op 27 november 2024 heeft het bestuurscollege echter twee nieuwe beslissingen genomen, waarop Redeco op 6 januari 2025 pro forma beroep heeft ingesteld.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat het bestuurscollege ten onrechte artikel 12, eerste lid, van de Wob BES heeft ingeroepen om de openbaarmaking van de conceptbereidwilligheidsovereenkomst te weigeren. Het Gerecht oordeelt dat het document uitsluitend feitelijke gegevens bevat en geen persoonlijke beleidsopvattingen. De overige weigeringsgronden van de Wob BES zijn ook niet van toepassing. Het Gerecht verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beschikkingen van het bestuurscollege, waarbij het bestuurscollege wordt verplicht om de conceptbereidwilligheidsovereenkomst alsnog openbaar te maken. Tevens wordt het bestuurscollege veroordeeld tot betaling van proceskosten aan Redeco.

De uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 april 2025, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE

Uitspraak

in de zaken tussen:

de naamloze vennootschap Real Estate & Development Bonaire (Redeco),eiseres in BON202500013 en verzoekster in BON202500095,

gevestigd te Bonaire,
gemachtigde: mr. P.H. de Lange, advocaat,
tegen

het bestuurscollege van het Openbaar Lichaam Bonaire (het bestuurscollege),

verweerder,
gemachtigde: mr. L.M. Virginia, advocaat.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt het Gerecht het beroep van Redeco tegen twee beslissingen van het bestuurscollege op het verzoek van eiseres om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur BES (Wob). Daarnaast beoordeelt het Gerecht het verzoek van Redeco om het bestuurscollege te veroordelen in de proceskosten in het beroep met zaaknummer BON202500095 dat Redeco heeft ingetrokken.
1.1
Op 15 februari 2024 heeft Redeco het bestuurscollege verzocht om openbaarmaking op grond van de Wob BES van alle relevante informatie met betrekking tot het project Boka Kadushi (het Wob-verzoek). Bij beschikking van 28 maart 2024 heeft het bestuurscollege een beslissing genomen op dit verzoek. Het beroep van Redeco tegen deze beschikking is bij het Gerecht geregistreerd onder zaaknummer BON202400176 en is behandeld op de zitting van 29 november 2024.
1.2
Op de zitting van 29 november 2024 is gebleken dat het bestuurscollege op 27 november 2024 twee nieuwe beslissingen heeft genomen op het Wob-verzoek.
Redeco heeft op 6 januari 2025 pro forma beroep ingesteld tegen deze beschikkingen en dit op 5 februari 2025 aangevuld. Dit beroep is bij het Gerecht geregistreerd onder zaaknummer BON202500013.
1.3
Op de zitting van 29 november 2024 zijn tussen partijen afspraken gemaakt, die zijn neergelegd in een proces-verbaal. Naar aanleiding van deze afspraken heeft Redeco het beroep met zaaknummer BON202400176 ter zitting ingetrokken.
1.4
Op 20 februari 2025 heeft Redeco beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing van het bestuurscollege naar aanleiding van de tijdens de zitting gemaakte afspraken. Dit beroep is bij het Gerecht geregistreerd onder zaaknummer BON202500095.
1.5
Bij e-mailbericht van 13 maart 2025 heeft het Gerecht het bestuurscollege verzocht om de door Redeco in paragrafen 2.2.2 tot en met 2.2.4 van haar aanvullend beroepschrift genoemde stukken alsnog in te dienen, dan wel deze mee te nemen naar de zitting. Daarnaast heeft het Gerecht het bestuurscollege verzocht om uiterlijk op de zitting te reageren op de stellingen van Redeco zoals verwoord in paragraaf 2.3 (de gemaakte zoekslag) en paragraaf 2.4 (betrokken tijdsperioden).
1.6
Bij verweerschrift van 13 maart 2025 heeft het bestuurscollege gereageerd op zowel de beroepschriften als op de hiervoor genoemde e-mail van het Gerecht. Naar aanleiding van de tijdens de zitting van 29 november 2024 gemaakte afspraken heeft het bestuurscollege opnieuw een zoekslag verricht en aanvullende documenten openbaar gemaakt, met uitzondering van namen van personen. Deze documenten zijn als producties bij het verweerschrift in de procedure ingebracht.
1.7
Bij beschikking van 20 maart 2025 heeft het bestuurscollege deze zoekslag geformaliseerd en neergelegd in een beschikking. Uit het oogpunt van een efficiënte geschilbeslechting en met toestemming van partijen, wordt het beroep van Redeco met zaaknummer BON202500013 mede geacht te zijn gericht tegen deze nieuwe beschikking.
1.8
Het Gerecht heeft de beroepen op de zitting van 21 maart 2025 in het gerechtsgebouw te Bonaire behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Het bestuurscollege heeft op de zitting de niet openbaar gemaakte conceptbereidwilligheidsovereenkomst met toepassing van artikel 24, eerste lid, van de War BES aan het Gerecht overgelegd en het Gerecht toestemming gegeven om daarvan kennis te nemen. Desgevraagd heeft Redeco het Gerecht toestemming gegeven, als bedoeld in artikel 24, vijfde lid, van de War BES, om mede op grondslag van dit stuk uitspraak te doen.
1.9
Redeco heeft het beroep met zaaknummer BON20250095 op de zitting ingetrokken en het Gerecht verzocht om het bestuurscollege te veroordelen in de door Redeco gemaakte proceskosten.

Beoordeling door het Gerecht

Ten aanzien van BON202500013
Waar gaat het niet meer over in deze zaak?
2.1
Redeco heeft in haar aanvullende beroepschrift onder meer aangevoerd dat het bestuurscollege ten onrechte het besluit van de directeur R&O van 23 oktober 2023 niet openbaar heeft gemaakt. Daarnaast heeft Redeco aangevoerd dat het bestuurscollege niet inzichtelijk heeft gemaakt op welke wijze de zoekslag is verricht en tot welke datum is teruggezocht in de bestuurlijke informatie.
2.2
Tijdens de zitting heeft Redeco deze beroepsgronden ingetrokken, zodat deze geen nadere bespreken meer behoeven.
Wat houdt partijen nog wel verdeeld?
3. Het beroep van Redeco spitst zich toe op de al dan niet openbaarmaking van de conceptbereidwilligheidsovereenkomst. Redeco voert aan dat het bestuurscollege ten onrechte de conceptbereidwilligheidsverklaring niet openbaar heeft gemaakt. Voor zover de weigeringsgrond van artikel 12, eerste lid, van de Wob BES al van toepassing is, rechtvaardigt dit volgens Redeco niet de weigering tot openbaarmaking van het gehele document.
4. In het verweerschrift heeft het bestuurscollege de keuze om dit document niet openbaar te maken nader gemotiveerd. Daarbij beroept het bestuurscollege zich op artikel 12, eerste lid, van de Wob BES, waarin is bepaald dat in geval van een verzoek om informatie uit documenten die zijn opgesteld ten behoeve van intern beraad, geen informatie wordt verstrekt over tot personen herleidbare beleidsopvattingen. Het desbetreffende document is opgesteld voor intern gebruik en bestemd voor intern beraad. De tekst bevat commentaren op de concepttekst en bevat daarmee persoonlijke beleidsopvattingen. Voor zover sprake is van feitelijke informatie, is deze zodanig verweven met persoonlijke beleidsopvattingen dat ook deze informatie niet voor openbaarmaking in aanmerking komt.
5. Het Gerecht volgt het bestuurscollege niet in dit betoog en overweegt daartoe het volgende.
5.1
In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over tot personen herleidbare beleidsopvattingen. Onder intern beraad wordt verstaan het beraad over een bestuurlijke aangelegenheid binnen een bestuursorgaan dan wel een kring van bestuursorganen in het kader van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor die bestuurlijke aangelegenheid. Onder tot personen herleidbare beleidsopvatting wordt verstaan een opvatting, voorstel, aanbeveling of conclusie van een of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de daartoe door hen aangevoerde argumenten.
5.2
Artikel 12, eerste lid, van de Wob BES biedt daarmee de basis om documenten voor intern beraad die persoonlijke beleidsopvattingen bevatten te weigeren. Feitelijke gegevens zijn echter geen persoonlijke beleidsopvattingen en kunnen daarom niet op grond van artikel 12, eerste lid, van de Wob BES worden geweigerd. Feitelijke gegevens kunnen wel zodanig met die opvattingen zijn verweven dat het niet mogelijk is deze te scheiden. In dat geval kunnen ook die feitelijke gegevens met een beroep op dit artikel worden geweigerd. Een bestuursorgaan dient per zelfstandig onderdeel van een document voor intern beraad met informatie over een bepaalde bestuurlijke aangelegenheid, zoals alinea’s, te bezien of dit zelfstandig onderdeel persoonlijke beleidsopvattingen bevat en, wanneer in de opvattingen informatie van feitelijke aard is opgenomen, of de persoonlijke beleidsopvattingen zodanig met deze feitelijke gegevens zijn verweven dat deze niet zijn te scheiden. In geval van verwevenheid mag in beginsel het betrokken onderdeel van het document worden geweigerd op grond van artikel 12, eerste lid, van de Wob BES (zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:314).
5.3
Het Gerecht is, na raadpleging van de uitsluitend aan het Gerecht overgelegde conceptbereidwilligheidsovereenkomst, van oordeel dat het bestuurscollege ten onrechte artikel 12, eerste lid, van de Wob BES aan de weigering tot openbaarmaking ten grondslag heeft gelegd. Het document bevat namelijk uitsluitend feitelijke gegevens en geen persoonlijke beleidsopvattingen. Het Gerecht is van oordeel dat ook de overige in de Wob BES genoemde weigeringsgronden toepassing missen. Dat betekent dat het bestuurscollege het document ten onrechte niet openbaar heeft gemaakt.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep is gegrond. Het Gerecht zal de twee bestreden beschikkingen van 27 november 2024 en de bestreden beschikking van 20 maart 2025 vernietigen, voor zover daarin is geweigerd de conceptbereidwilligheidsovereenkomst openbaar te maken. Het bestuurscollege dient een nieuw besluit te nemen op het Wob-verzoek, waarin de conceptbereidwilligheidsovereenkomst alsnog openbaar wordt gemaakt. Om de mogelijkheid van hoger beroep niet illusoir te maken stelt het Gerecht hiervoor een termijn van vier weken vast. Deze termijn begint te lopen de dag nadat de termijn voor het instellen van hoger beroep ongebruikt is verstreken, dan wel - indien hoger beroep wordt ingesteld en wordt verzocht om een voorlopige voorziening te treffen – de dag nadat afwijzend op het verzoek om voorlopige voorziening is beslist.
7. Omdat het beroep gegrond is, moet het bestuurscollege het door Redeco betaalde griffierecht van USD 84,- aan Redeco vergoeden. Redeco krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten. Deze vergoeding bedraagt USD 782,- omdat de gemachtigde van Redeco een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor de zitting, waarde per punt USD 391,-).
Ten aanzien van BON20250095
8. Redeco heeft het beroep tijdens de zitting ingetrokken en heeft daarbij verzocht om het bestuurscollege te veroordelen in de proceskosten die door Redeco zijn gemaakt. Het bestuurscollege heeft zich niet tegen een proceskostenveroordeling verzet. Het Gerecht wijst het verzoek toe en begroot de proceskosten op US$ 195,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor deelname aan de zitting, waarde per punt US$ 391,-, wegingsfactor 0,25 in verband met de relatieve eenvoud van de zaak). Verder zal het Gerecht bepalen dat het bestuurscollege het door Redeco betaalde griffierecht ter hoogte van US$ 84,- aan haar moet vergoeden.

Beslissing

Het Gerecht:
Ten aanzien van BON202500013:
  • verklaarthet beroep gegrond;
  • vernietigtde bestreden beschikkingen voor zover daarin is geweigerd om de conceptbereidwilligheidsovereenkomst openbaar te maken;
  • bepaaltdat het bestuurscollege opnieuw moet beslissen op het Wob-verzoek, waarin de conceptbereidwilligheidsovereenkomst alsnog openbaar wordt gemaakt, binnen de onder 6. genoemde termijn;
  • veroordeelthet bestuurscollege tot betaling aan Redeco van haar proceskosten tot een bedrag van USD 782,-;
  • bepaaltdat de het bestuurscollege het door Redeco betaalde griffierecht van USD 84,- aan haar vergoedt.
Ten aanzien van BON20250095:
  • veroordeelthet bestuurscollege tot betaling aan Redeco van haar proceskosten tot een bedrag van USD 195,50,-;
  • bepaaltdat de het bestuurscollege het door Redeco betaalde griffierecht van USD 84,- aan haar vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Schaft, griffier.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen zes wekenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.