ECLI:NL:OGEABES:2025:36

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
BON202300571
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst en bewijswaardering van werkzaamheden

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is behandeld, gaat het om een geschil tussen Citon Development N.V. en Lourdes Shopping Center B.V. over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst. De uitspraak dateert van 1 oktober 2025. Citon, de eiseres, heeft een vordering ingesteld tegen Lourdes, de gedaagde, met betrekking tot de betaling voor werkzaamheden die volgens Citon zijn uitgevoerd. De procedure omvatte een tussenvonnis van 28 mei 2025, waarin Citon werd opgedragen te bewijzen dat de werkzaamheden, zoals vermeld op een factuur van 26 februari 2023, daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Citon heeft verschillende producties ingediend ter ondersteuning van haar bewijsvoering, waaronder urenstaten en schriftelijke verklaringen van medewerkers. Echter, het gerecht oordeelt dat Citon niet in haar bewijsopdracht is geslaagd. De ingediende producties bieden onvoldoende bewijs van de uitvoering van de werkzaamheden, en de verklaringen zijn niet specifiek genoeg om de vordering te onderbouwen. Het gerecht concludeert dat Citon niet kan aantonen dat de door Lourdes betwiste werkzaamheden zijn verricht, en wijst de vordering op dat punt af. Daarnaast wordt de redelijkheid van de in rekening gebrachte prijzen voor de werkzaamheden beoordeeld. Het gerecht komt tot de conclusie dat de prijs voor het tegelwerk te hoog is en stelt een redelijke prijs vast. Uiteindelijk wordt Lourdes veroordeeld tot betaling van een bedrag van USD 16.257,08, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten van USD 1.716,00. Het vonnis is uitgesproken door rechter R.P.P. Hoekstra en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

Registratienummer: BON202300571
Datum uitspraak: 1 oktober 2025
VONNIS
in de zaak van
de naamloze vennootschap
CITON DEVELOPMENT N.V.
gevestigd en kantoorhoudend te Bonaire,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.M.A. van Lieshout,
tegen
de naamloze vennootschap
LOURDES SHOPPING CENTER B.V.
gevestigd en kantoorhoudend te Bonaire,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.D. van den Brink.
Partijen zullen hierna ook Citon en Lourdes genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 mei 2025
  • de akte van Citon d.d. 25 juni 2025
  • de antwoordakte van Lourdes d.d. 27 augustus 2025
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij het tussenvonnis is Citon opgedragen te bewijzen dat zij de op de factuur van 26 februari 2023 (hierna ‘de factuur’) vermelde werkzaamheden daadwerkelijk heeft uitgevoerd. Ter uitvoering van deze bewijsopdracht heeft Citon een tweetal producties (genummerd 10 en 11) in het geding gebracht. Productie 10 bestaat uit urenstaten, gekoppeld aan de factuur. Productie 11 bestaat uit een aantal in de Engelse en Spaanse taal opgestelde schriftelijke verklaringen van diverse personen.
2.2.
Citon is met de door haar in het geding gebrachte producties niet in het bewijs geslaagd. Daartoe wordt het volgende overwogen.
2.3.
Vooropgesteld wordt dat Lourdes in haar conclusie van antwoord onder punt 5 gespecificeerd heeft aangegeven welke werkzaamheden er volgens haar niet waren verricht. Het lag daarmee op de weg van Citon om bij haar bewijslevering dan ook specifiek op die werkzaamheden in te gaan.
2.4.
Productie 10 van Citon bestaat in de eerste plaats uit een verdere specificatie van de factuur waarop het per werkzaamheid in rekening gebrachte bedrag is onderverdeeld in een deel arbeid en een deel materiaal. Dit kan echter vanzelfsprekend, zonder onderliggende bewijsstukken met betrekking tot aangeschaft materiaal of ingezet personeel, niet bedragen aan het bewijs dat de betreffende werkzaamheden ook daadwerkelijk zijn verricht. Van het aangeschafte materiaal ontbreekt ieder bewijs. Met betrekking tot het ingezette personeel heeft Citon een urenoverzicht van diverse personen – kennelijk personeelsleden van Citon – in een periode augustus/december in het geding gebracht. Zoals Lourdes terecht opmerkt kan uit dit overzicht echter niet blijken welke specifieke werkzaamheden er nu wel of niet aan de 3 betreffende appartementen zijn verricht.
2.5.
Productie 11 van Citon bestaat uit een aantal schriftelijke verklaringen, deels in de Engelse en deels in de Spaanse taal. Met betrekking tot de verklaringen in de Engelse taal geldt dat deze – wat er verder ook van moge zijn – niets zeggen over welke specifieke werkzaamheden er al dan niet zouden zijn verricht; de heer [persoon] zegt weliswaar in zijn algemeenheid iets over ‘major and complete renovations’, maar is onvoldoende specifiek met betrekking tot de door Lourdes betwiste werkzaamheden. Met betrekking tot de verklaringen in de Spaanse taal geldt in de eerste plaats dat deze niet vertaald zijn in één van de voertalen van het gerecht. In de tweede plaats geldt dat deze verklaringen zijn afgelegd door personen die in dienstbetrekking staan of stonden van Citon. Dit betekent niet dat daarmee hun verklaringen niet de waarheid zouden zijn, maar wel dat hun verklaringen met behoedzaamheid moeten worden bezien. In dit geval zou dit betekenen dat het nodig is dat de rechter hen daadwerkelijk als getuigen onder ede kan horen en hen kan bevragen, in het bijzonder over de door Lourdes betwiste werkzaamheden. Citon heeft er echter voor gekozen om te volstaan met de ingebrachte schriftelijke verklaringen en heeft geen bewijs door het horen van getuigen aangeboden.
2.6.
Nu Citon niet in het haar opgedragen bewijs is geslaagd, zal haar vordering voor wat betreft de door Lourdes betwiste werkzaamheden moeten worden afgewezen. Dit betreft een bedrag van USD 28.530,00 (incl abb). Omdat Citon zelf in haar akte van 25 juni 2025 heeft gesteld dat zij ten onrechte een bedrag voor bouwtoezicht in rekening heeft gebracht en haar factuur daarom heeft aangepast tot een totaalbedrag van USD 49.334,80, resteert in beginsel een te betalen bedrag van USD 20.814,80.
2.7.
De vraag is vervolgens of Citon voor de door haar uitgevoerde werkzaamheden een redelijke prijs heeft gehanteerd. Lourdes is in haar conclusie van antwoord (onder punt 6) op dit punt ingegaan. Voor zover nu nog van belang stelt zij dat voor wat betreft het tegelwerk en het werk aan de elektra buitensporig hoge bedragen in rekening zijn gebracht.
2.8
Voor wat betreft het werk aan de elektra geldt dat Lourdes slechts heeft aangevoerd dat het ‘redelijk’ is er van uit te gaan dat Citon hier het dubbele heeft berekend van de gebruikelijke prijs omdat zij dit ook bij andere werkzaamheden zou hebben gedaan. Dit is geen toereikende onderbouwing van haar stelling. Het door Citon voor de elektra in rekening gebrachte bedrag zal dan ook als een redelijke prijs worden aangemerkt.
2.9
Voor wat betreft het tegelwerk geldt dat Lourdes een calculatie in het geding heeft gebracht van de heer [persoon 2] van Becab B.V., die een begroting van de werkzaamheden heeft gedaan. Hij komt voor het tegelwerk, wanneer hij de gemiddelde prijs daarvoor hanteert, uit op een bedrag van USD 12.392,00. Citon heeft voor het tegelwerk een bedrag van USD 23.600,00 in rekening gebracht. Het gerecht zal voor het bepalen van een redelijke prijs voor deze werkzaamheden uitgaan van het gemiddelde van deze twee bedragen, te weten USD 17.996,00. Daarbij wordt overwogen dat het redelijk is dat partijen, nu zij hebben nagelaten prijsafspraken te maken, daarvan allebei in gelijke mate ‘nadeel’ hebben. Lourdes zal moeten accepteren dat zij meer dan de gemiddelde prijs betaalt, Citon dat zij minder dan de gewenste prijs ontvangt.
2.10.
Het voorgaande betekent dat er nog een bedrag van (23.600 – 17.996 =) USD 5.604,00 in mindering moet worden gebracht op het door Lourdes te betalen bedrag. Er resteert dus een te betalen bedrag van USD 15.210,08.
2.11.
Lourdes is over het te betalen bedrag de wettelijke rente verschuldigd vanaf 4 december 2023.
2.12.
Citon maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ad 15% van de hoofdsom. Lourdes betwist dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt. In het dossier bevindt zich een schriftelijke aanmaning door de gemachtigde van Citon van 8 september 2023; er zijn dus daadwerkelijk buitengerechtelijke werkzaamheden verricht. De vergoeding daarvoor bedraagt conform het Procesreglement 1 ½ punt van het toepasselijke liquidatarief. Voor dat tarief zal aansluiting worden gezocht bij het toe te wijzen bedrag in hoofdsom. De vergoeding bedraagt dan (1 ½ x USD 698 =) USD 1.047,00.
2.13.
Wat betreft de proceskosten betreft, wordt het volgende overwogen. Partijen zijn beiden gedeeltelijk in het gelijk en in het ongelijk gesteld. Dat zou aanleiding kunnen zijn de proceskosten te compenseren. Anderzijds heeft Citon wel op goede gronden een procedure moeten aanspannen om haar factuur (deels) betaald te krijgen. Dit betekent dat Lourdes in ieder geval de beslagkosten, het griffierecht, de explootkosten en het gemachtigdensalaris voor het verzoekschrift zal moeten vergoeden; voor het overige zal Citon de eigen kosten moeten dragen. Het door Lourdes te betalen bedrag bedraagt dan (424 + 276 + 318 + 698 =) USD 1.716,00.
3. De beslissing
Het gerecht,
3.1.
veroordeelt Lourdes om aan Citon tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van USD 16.257,08, te vermeerderen met de wettelijke rente over USD 15.210,08 vanaf 4 december 2023 tot de dag der algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt Lourdes in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Citon begroot op USD 1.716,00;
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoer bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.