ECLI:NL:OGEABES:2025:55

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
BON202500104
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzekerheid over beschikkingsbevoegdheid bij woningoverdracht en machtiging tot gelde maken

In deze zaak heeft eiser, wonend te Bonaire, een woning verkocht aan een derde partij, waarbij de koopsom op de kwaliteitsrekening van de notaris is gestort. De notaris heeft echter de koopsom niet doorbetaald aan eiser vanwege onduidelijkheid over de beschikkingsbevoegdheid van eiser. Eiser heeft de woning in 2024 verkocht, maar er zijn complicaties ontstaan door eerdere juridische procedures die de eigendom van de woning betrekken. Eiser heeft in 2017 een wilsverklaring afgelegd om de woning te kopen, maar de notaris heeft twijfels over de eigendom van eiser, aangezien de woning deel uitmaakt van de nalatenschap van zijn overleden vader. Het gerecht heeft geoordeeld dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen tot verklaring voor recht, omdat hij niet alle betrokken partijen heeft betrokken in de procedure. Echter, het gerecht heeft eiser wel gemachtigd om de woning te gelde te maken, gezien de impasse met de koper en de reeds betaalde koopsom. De notaris is niet verplicht om de koopsom aan eiser uit te betalen zonder duidelijke afspraken met de andere deelgenoten. Eiser is veroordeeld in de proceskosten van de notaris.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

zittingsplaats Bonaire

registratienummer: BON202500104
datum uitspraak: 29 oktober 2025
in de zaak van:
[Eiser],
wonend te Bonaire
eiser, hierna ook:
eiser,
gemachtigde: mr. E.J. Winkel,
tegen
[Gedaagde], in zijn hoedanigheid van notaris,
gevestigd te Bonaire,
gedaagde, hierna ook:
de notaris,
gemachtigde: mr. M.D. van den Brink.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van 25 februari 2025 met producties
  • de conclusie van antwoord met producties
1.2.
De comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2025. Daar zijn verschenen:
  • [eiser], bijgestaan door zijn gemachtigde
  • de notaris, bijgestaan door zijn gemachtigde
Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] productie 10 ingediend. Op de zitting heeft de gemachtigde van [eiser] mede aan de hand van spreekaantekeningen met producties het woord gevoerd.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.
De kern van de zaak
[eiser] heeft een woning verkocht en geleverd aan een derde. De koopsom is betaald op de kwaliteitsrekening van de notaris. De notaris heeft de akte van levering gepasseerd. De notaris heeft de koopsom niet doorbetaald aan [eiser] omdat bij de notaris onduidelijkheid is ontstaan over de beschikkingsbevoegdheid van [eiser].
2. De feiten
2.1. [
Gedaagde] is notaris op Bonaire.
2.2. [
eiser] heeft op 17 september 2024 een perceel grond met het daarop gebouwde, gelegen te Antriol op Bonaire, kadastraal bekend als afdeling 4, sectie E, nummer 10, groot 432 m² (hierna: de woning) verkocht aan [koper] (hierna: koper). [Koper] heeft de koopsom van USD 250.000, - gestort op de kwaliteitsrekening van de notaris.
2.3.
De akte van levering van de woning aan [koper] is op 21 januari 2025 ten overstaan van de notaris gepasseerd. In de leveringsakte is de overdracht van de woning door de vader van [eiser] (hierna [eiser] sr) op 5 februari 2008 aan [eiser] genoemd als aankomsttitel. Bij het titelonderzoek voorafgaand aan de levering aan [koper], had de notaris namelijk in de openbare registers een leveringsakte aangetroffen van 5 februari 2008 waarbij [eiser] sr. de woning aan [eiser] leverde.
2.4.
Daarna heeft de notaris ontvangen een eindvonnis van dit gerecht van 25 januari 2017 waaruit blijkt dat de woning op die datum onderdeel uitmaakte van de nalatenschap van [eiser] sr. [eiser] sr had ten tijde van zijn overlijden een echtgenote en in ieder geval vier kinderen, waaronder [eiser]. Aan dat eindvonnis is het volgende voorafgegaan waarover [eiser] de notaris niet had ingelicht.
2.5. [
eiser] sr is in 2010 overleden. De echtgenote en drie andere kinderen van [eiser] sr zijn in 2010 een procedure tegen [eiser] gestart. In hoger beroep heeft het Hof in een eindvonnis van 27 november 2012 voor recht verklaard dat de woning deel uitmaakt van de nalatenschap van [eiser] sr en dus niet [eiser] in eigendom toebehoort. Het Hof had namelijk het beroep van de echtgenote van [eiser] sr op de vernietigingsgrond van artikel 1:89 lid 1 BW BES gegrond verklaard, waarmee de verkoop door [eiser] sr aan [eiser] d.d. 5 februari 2008 was vernietigd. Dit vonnis is niet ingeschreven in de openbare registers.
2.6.
In 2013 is [eiser] een procedure gestart tegen de echtgenote van [eiser] sr. In die procedure zijn drie andere kinderen (die partij waren in de eerdere procedure) tussengekomen.
2.7.
In die procedure heeft dit gerecht in het eindvonnis van 25 januari 2017 de woning toebedeeld aan een broer van [eiser] (hierna: de broer) tegen de waarde door een taxateur als waarde in het economisch verkeer vast te stellen, onder de verplichting om, als hij de financiering op 31 maart 2017 rond heeft, de andere erfgenamen 1/6e deel van de overwaarde te betalen.
2.8.
In dat eindvonnis is voor het geval de broer zich de financiering van de woning niet op 31 maart 2017 heeft verzekerd voor de broer de volgende verplichting opgenomen:
C.
(…)
om de woning gedurende drie maanden na 31 maart 2017 aan de (andere) gerechtigden voor dezelfde prijs aan te bieden, waarna, indien één van deze andere gerechtigden de woning toegedeeld wenst te krijgen, deze gerechtigde ook de passiva van de gemeenschap zullen worden toegedeeld en deze gerechtigde[de broer]
en aan ieder der andere gerechtigden dan hemzelf of haarzelf het bedrag zal betalen dat[de broer]
aan ieder der andere gerechtigden zou hebben dienen te betalen indien hij[de broer]
de woning zou hebben toegedeeld gekregen.
D.
Bepaalt dat indien geen der gerechtigden de woning toegedeeld wenst te krijgen, deze door tussenkomst van[de taxateur]
(…) op de woningmarkt zal worden te koop aangeboden tegen de maximaal haalbare verkoopprijs (…)
2.9.
In dat eindvonnis van 25 januari 2017 heeft het gerecht verder bepaald dat het vonnis op grond van artikel 3:17 BW BES kan worden ingeschreven in de daartoe bestemde openbare registers. Dat is niet gebeurd.
2.10.
In een brief van 1 augustus 2017 heeft de gemachtigde van [eiser] aan de broer laten weten:
De datum van 31 juni is al verstreken zonder dat u de woning heeft aangeboden aan de erfgenamen, echter deel ik u mede dat (…) [eiser] de woning (…) wil kopen voor ANG 55.688,72 / US$ 31.286.
Vriendelijk verzoek ik u om ons kantoor te contacteren teneinde tussen u en cliënt een datum af te spreken voor het passeren van de notariële akte.

3.De vordering

3.1. [
eiser] vordert dat het gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat [eiser] door zijn wilsuiting in 2017 de woning conform de uitspraak van het gerecht toebedeeld heeft gekregen en als gevolg daarvan (enig) eigenaar van de woning is geworden en daarom beschikkingsbevoegd was om de woning aan [koper] over te dragen;
bepaalt dat dit vonnis op grond van artikel 3:17 BW BES kan worden ingeschreven in de daartoe bestemde openbare registers;
de notaris beveelt om de koopsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2025 voorvloeiende uit de levering van de woning, binnen twee dagen na betekening van deze uitspraak aan [eiser] uit te betalen;
e notaris veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
De notaris concludeert tot afwijzing van de vordering van [eiser], met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

4.De beoordeling

Verklaring voor recht en de inschrijving
4.1.
Omdat de verklaring voor recht het al dan niet bestaan van een rechtsverhouding vaststelt of de inhoud van een rechtsverhouding preciseert, moet de vordering tot verklaring voor recht, op straffe van niet-ontvankelijkheid, zijn ingesteld tegen allen die onmiddellijk bij de rechtsverhouding zijn betrokken.
4.2.
Dat heeft [eiser] niet gedaan. [eiser] wil in de verklaring voor recht vastgesteld wil zien dat hij eigenaar van de woning was toen hij de woning aan [koper] overdroeg vanwege het eindvonnis van 25 januari 2017 en het feit dat hij op 1 augustus 2017 aan zijn broer had laten weten de woning te willen kopen. [eiser] had daarom alle bij het vonnis van 25 januari 2017 betrokken partijen in rechte moeten betrekken. Daartoe behoort niet de notaris, terwijl [eiser] zijn vordering in deze procedure alleen tegen de notaris richt.
4.3. [
eiser] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn (primaire) vorderingen onder a en b.
Doorbetaling van de koopsom
4.4.
Anders dan [eiser] betoogt wordt met het eindvonnis van 25 januari 2017, waarin de nalatenschap wordt verdeeld, de woning nog niet overgedragen. Voor overdracht van de woning is daarnaast nog een levering nodig; een notariële akte van verdeling en levering en inschrijving daarvan in de daartoe bestemde openbare registers (artikel 3:186 lid 1 BW BES gelezen in samenhang met de artikelen 3:84 lid 1 en 3:89 lid 1 BW BES). Omdat vast staat dat die levering niet heeft plaatsgevonden, betekent dit dat [eiser] hoe dan ook niet alleen eigenaar van de woning is geworden. In het midden kan daarom blijven het antwoord op de vraag of de woning met de wilsverklaring van [eiser] van 1 augustus 2017 op grond van het eindvonnis van 25 januari 2017 aan [eiser] is toebedeeld.
4.5.
Het voorgaande brengt mee dat de woning nog steeds in een gemeenschap valt waarvan [eiser] één van de deelgenoten is. [eiser] heeft daarom geen recht op betaling van de koopsom zoals hij vordert.
Hoe nu verder?
4.6.
Hoewel de vorderingen van [eiser] niet kunnen worden toegewezen zoals [eiser] die heeft ingesteld, kan wel het mindere worden toegewezen in die zin dat [eiser] wordt gemachtigd om de woning te gelde te maken als bedoeld in artikel 3:174 BW BES.
4.7.
Dat kan worden toegewezen omdat de inmiddels ontstane impasse met de [koper] die de koopsom voor de woning reeds heeft betaald en aan wie de woning is geleverd naar het oordeel van het gerecht heeft te gelden als een gewichtige reden als bedoeld in artikel 3:174 BW BES. Deze te verstrekken machtiging maakt [eiser] in ieder geval beschikkingsbevoegd tot de (al verrichte) levering waarmee de woning aan [koper] wordt overgedragen.
4.8.
Het voorgaande betekent alleen nog niet dat de notaris ook de koopsom moet uitbetalen aan [eiser]. Met de te verstrekken machtiging wordt het gemeenschappelijke onroerend goed immers niet verdeeld, doch slechts vervangen door een gemeenschappelijk geldbedrag. Tot de koopsom is daarom niet zonder meer alleen [eiser] gerechtigd. Hoewel het gerecht begrijpt dat de notaris wil weten aan wie hij bevrijdend kan betalen, kan het gerecht daar niet in voorzien, alleen al niet omdat de andere deelgenoten niet in deze procedure zijn betrokken. [eiser] en de notaris zullen afspraken moeten maken over de voorwaarden waaronder dit bedrag kan worden uitbetaald, rekening houdend met de belangen van de andere deelgenoten. Indien de notaris dit bedrag in depot moet houden, zal [eiser] de daarvoor geldende voorwaarden moeten accepteren.
Proceskosten
4.9. [
eiser] zal als de hoofdzakelijk in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van de notaris worden vastgesteld op USD 1.396, - aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief 5 van USD 698, - per punt). De daarover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.

5.De beslissing

Het gerecht:
5.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen onder a en b;
5.2.
verleent machtiging ex artikel 3:174 BW BES aan [eiser] om het door hem aan [koper] verkochte en geleverde perceel grond met het daarop gebouwde, gelegen te Antriol op Bonaire, kadastraal bekend als afdeling 4, sectie E, nummer 10, groot 432 m² te gelde te maken door dit aan [koper] over te dragen tegen de koopsom van USD 250.000, -;
5.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de notaris begroot op USD 1.396, - aan salaris van de gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der voldoening;
5.4.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, rechter, en uitgesproken op 29 oktober 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.