ECLI:NL:OGEABES:2025:63

Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
BON202200174
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een beperkte huwelijksgoederengemeenschap met betrekking tot onroerend goed en onderbedelingsvergoeding

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is behandeld, gaat het om de verdeling van een beperkte huwelijksgoederengemeenschap na een echtscheiding. De uitspraak is gedaan op 29 oktober 2025 en betreft de verdeling van verschillende onroerende zaken en de bijbehorende hypotheekschulden. De vrouw, eiseres in conventie, en de man, gedaagde in conventie, hebben beiden hun standpunten naar voren gebracht over de taxaties van hun onroerend goed, die door Sunbelt zijn uitgevoerd. De man betwist de juistheid van deze taxaties en vraagt om nieuwe taxaties, terwijl de vrouw stelt dat de taxaties bindend zijn. Het gerecht heeft geoordeeld dat de taxaties van Sunbelt als uitgangspunt genomen moeten worden, omdat beide partijen deze taxateur hebben gekozen. De man heeft verschillende onroerende zaken, waaronder de echtelijke woning, en de waarde van deze zaken is vastgesteld. De vrouw heeft de wens geuit om de echtelijke woning en de inboedel toe te delen, maar de man heeft bezwaar gemaakt en stelt dat verkoop noodzakelijk is voor een eerlijke verdeling. Het gerecht heeft de waarde van de onroerende zaken vastgesteld en de hypotheekschulden in de verdeling betrokken. De partijen zijn opgedragen om berekeningen te maken van de onderbedelingsvergoeding die de vrouw aan de man moet betalen, en de zaak is verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Bonaire

registratienummer: BON202200174
datum uitspraak: 29 oktober 2025
VONNIS
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te Bonaire,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
hierna: de vrouw,
gemachtigde: mr. E.J. Winkel,
tegen
[de man],
wonende te Bonaire,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna: de man,
gemachtigde: mr. M.M.A. van Lieshout.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 12 juni 2024
- de akte van de zijde van de man van 9 oktober 2024
- de akte van de zijde van de vrouw van 9 oktober 2024
- de comparitie van partijen van 23 oktober 2024 waarvan een proces-verbaal is opgemaakt
- de akte van de zijde van de vrouw van 18 december 2024
- de akte van de zijde van de man van 29 januari 2025
- de akte van de zijde van de vrouw van 5 maart 2025.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het vonnis van 12 juni 2024 is een comparitie van partijen bepaald om partijen in de gelegenheid te stellen om op elkaar en elkaars producties te reageren. Ter voorbereiding op die comparitie hebben zowel de man als de vrouw een akte genomen. Na de comparitie hebben zowel de man als de vrouw nog aktes genomen.
2.2.
De punten die nog bespreking behoeven worden hieronder behandeld. Voor het overige wordt volstaan met een verwijzing naar (overwegingen en beslissingen in de) eerdere vonnissen van respectievelijk 25 oktober 2023 en 12 juni 2024.
Taxaties onroerend goed
2.3.
Partijen hebben afgesproken dat Sunbelt de onroerende zaken zou taxeren. Tijdens de comparitie bleek dat deze zaken in januari 2024 door Sunbelt zijn getaxeerd, maar dat de man het met die taxaties niet eens was, omdat er volgens hem fouten en slordigheden in de taxatierapporten stonden. Vervolgens is afgesproken dat de man de taxatierapporten in het geding brengt, zich uitlaat over de fouten en slordigheden die daar volgens hem in staan, wat de reactie van Sunbelt hierop is en wat dat volgens hem betekent voor de taxaties.
2.4.
De man heeft vervolgens de taxatierapporten in het geding gebracht, maar de man wil nieuwe taxaties door een andere taxateur. In een e-mail aan Sunbelt, die de man ook heeft overgelegd, heeft hij per onroerende zaak opmerkingen gemaakt.
Die worden hieronder – samengevat - weergegeven.
In het rapport van
Grand Windsockis een marktwaarde opgenomen van
USD 480.000,00. Grand Windsock staat nu al een jaar te koop inclusief inventaris voor USD 445.000,00 en het is nog niet verkocht. Verder vraagt de man zich af wat bedoeld wordt met dat op de vraag of een ander dan de geldnemer in het object gaat wonen “ja” is geantwoord door de taxateur.
Ten aanzien van het rapport met betrekking tot
[adres 58]heeft de man opgemerkt dat er in het rapport staat dat het object volledig wordt bewoond door de eigenaar, terwijl de man er niet woont. Ook bleek de taxatie toen hij bij het object aankwam al te zijn uitgevoerd. Op verzoek van de man is het onroerend goed samen met hem doorlopen. Verder heeft de man opgemerkt dat de te verwachten kosten voor direct noodzakelijk herstel en van noodzakelijk onderhoud ten behoeve van de instandhouding van [adres 58] minder dan 10% van de marktwaarde bedragen en dat de taxateur geen voorwaarden of andere bijzonderheden heeft waargenomen die de waardeontwikkeling substantieel zouden kunnen beïnvloeden. Voorts heeft hij opgemerkt dat de warmwatervoorziening bestaat uit een quookersysteem, dat significant duurder is dan een elektrische boiler, terwijl het rapport ten onrechte een elektrische boiler vermeldt. Ook staat in het rapport dat de negen binnendeuren van hardhout zijn, terwijl die bestaan uit HPL-materiaal. De deuren zijn van hoge kwaliteit en onderhoudsvrij. De meerwaarde is USD 500,00 per deur. Daarnaast heeft de woning een NIKO-homecontrol-systeem. Het binnenonderhoud wordt beoordeeld als matig tot voldoende, terwijl het buitenonderhoud als voldoende wordt beschreven. De man merkt daarbij op dat hij de woning in september 2021 heeft verlaten. De slotconclusie dat alle raamkozijnen van [adres 58] moeten worden vervangen door een constructiefout lijkt haaks te staan op de conclusie dat er geen bijzonderheden zijn die de waardeontwikkeling substantieel kunnen beïnvloeden en is bovendien onjuist, aldus de man. Het bedrijf van de man heeft de woning gebouwd en er is geen sprake van een constructiefout. Een bouwkundig rapport ontbreekt. Verder is de vermelding van roestvorming onjuist, aangezien hardhout niet kan roesten. Daarnaast is de buitenbar niet opgenomen in het rapport en is [adres 58] lager getaxeerd dan andere woningen in dezelfde buurt. De man concludeert dat in de taxatie van [adres 58] meerdere fouten staan en dat de taxatie niet marktconform lijkt.
Voor wat betreft het
kavel [adres 17]heeft de man toegelicht dat dit in 2021 is gekocht voor een bedrag van USD 29.550,00 en dat de marktwaarde nu getaxeerd is op USD 90.000,00, terwijl in het rapport staat dat de kavelmarkt ten opzichte van het jaar 2022 en begin 2023 is afgekoeld waarbij het aanbod in kavels toeneemt.
Voor wat betreft
[adres 16]merkt de man op dat de tekening in het rapport gespiegeld is en dus niet de tekening van het huis. Het lijkt erop, maar de indeling is anders. Verder is er anders dan in het rapport staat geen sprake van een traditionele bouwmethode. Het betreft een bouwpakket uit China (Drommel). Nagenoeg de hele omschrijving van het object klopt niet. Er is geen sprake van hardhouten binnendeurkozijnen met hardhouten binnendeuren. Het object is niet aangesloten op de riolering, maar er is sprake van een beerput.
Voor wat betreft
[adres 5]merkt de man dat de lening is afgelost in 2018 en dat onduidelijk is waarom die lening nog bij het Kadaster wordt vermeld.
De man heeft de taxateur verzocht om schriftelijk te reageren en aan te geven of de door hem geconstateerde onvolkomenheden een wijziging in de getaxeerde waarden rechtvaardigen.
2.5.
Ook de reactie van Sunbelt op zijn kritiekpunten heeft de man overgelegd. De taxateur geeft aan dat hij de rapporten en waarderingen nogmaals heeft bekeken en niet tot andere waarderingsconclusies komt.
2.6.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de taxaties van Sunbelt bindend zijn. De man heeft op voorhand ingestemd met Sunbelt als taxateur en was ook bij alle taxaties aanwezig.
Daarnaast stelt de man in zijn e-mail aan Sunbelt, met uitzondering van [adres 58], alleen vragen die de waardebepaling niet raken. Voor zover de man verwijst naar vergelijkbare objecten merkt de vrouw op dat het gaat om vraagprijzen en niet om de marktwaarde. Verder vindt de vrouw het opvallend dat de kritiek op de taxatie van [adres 58] tot doel heeft om de waarde te verhogen. Ten aanzien van onroerend goed dat hij toebedeeld wenst te krijgen doet hij dit niet. De opmerkingen van de man gaan over kleine onderdelen van de woning, zoals het type warmwatervoorziening en de kwaliteit van de deuren. De aanschafprijs van die onderdelen is niet relevant voor de waardebepaling. Verder onderbouwt de man zijn betwisting van het achterstallig onderhoud niet, terwijl de taxateur een uitgebreide omschrijving heeft gegeven van het achterstallig onderhoud. Verder stelt de man zich ten onrechte op het standpunt dat de buitenbar niet in het rapport is opgenomen. Dat is niet waar. De buitenbar bevindt zich in de zogenaamde gazebo en is daar onderdeel van. De gazebo is gefotografeerd en in het rapport opgenomen en bij de waardebepaling betrokken. Bovendien heeft de taxateur de taxatierapporten en de waarderingen nog eens bekeken en is hij niet tot andere waardeconclusies gekomen.
2.7.
Het gerecht zal uitgaan van de taxaties van Sunbelt van januari 2024. Ten eerste hebben partijen samen voor Sunbelt als taxateur gekozen. Alleen daarom al dient in beginsel van de rapportages van Sunbelt te worden uitgegaan. Bovendien bestaat over de waardering van onroerend goed altijd wel discussie. Het is geen exacte wetenschap. Alleen een notoire en in omvang aanzienlijke onjuistheid in de rapporten zou aanleiding kunnen geven voor een afwijking. Daarvan is niet of in onvoldoende mate gebleken. Ook als de opmerkingen van de man voor juist worden gehouden, zal dat naar het oordeel van het Gerecht niet tot zodanige verschillen leiden dat dat nieuwe taxaties zou rechtvaardigen. Het gerecht ziet dus geen aanleiding voor het doen uitvoeren van nieuwe taxaties of voor een afwijking ten aanzien van de taxaties van Sunbelt van januari 2024.
Echtelijke woning [adres 58]
2.8.
De door Sunbelt getaxeerde marktwaarde (vrij van huur en gebruik) van deze woning is USD 740.000,00. Het gerecht gaat van die waarde uit.
2.9.
De hypotheekschuld verbonden aan de echtelijke woning is een gemeenschappelijk schuld in het kader van de ontbonden beperkte huwelijksgoederengemeenschap, welke schuld op 27 januari 2022 USD 216.064,99 bedroeg. Ten tijde van de feitelijke verdeling dient de dan resterende hypotheekschuld in de verdeling te worden betrokken. Partijen moeten tot de feitelijke verdeling ieder voor de helft blijven bijdragen in de aflossing van deze hypothecaire schuld (zie artikel 3:172 BW BES en 6:10 BW BES).
2.10.
De vrouw wil de echtelijke woning toegedeeld te krijgen. De man heeft daar bezwaar tegen. Volgens hem moet de echtelijke woning worden verkocht, omdat er anders geen verdeling mogelijk is. Gelet hierop hangt een toedeling van de woning aan de vrouw af van de vraag of zij de daaraan verbonden hypotheekschuld kan financieren, hetgeen weer afhangt van de waarde van de andere bestanddelen van de beperkte gemeenschap van goederen. Daarover kan zij zich, zoals in een eerder vonnis overwogen, nog uitlaten.
Inboedel echtelijke woning [adres 58]
2.11.
Tijdens de comparitie van partijen van 23 oktober 2024 zijn partijen overeengekomen dat de inboedel van de echtelijke woning een waarde heeft van USD 22.500,00. Die inboedel zal in beginsel ook aan de vrouw (als zij de aan de woning verbonden hypotheekschuld kan financieren) worden toegedeeld met een vergoeding aan de man wegens onderbedeling.
Woning [adres 5]
2.12.
Deze woning behoort tot de beperkte gemeenschap. De vrouw wil deze woning toegedeeld krijgen. De man heeft daar bezwaar tegen. Volgens hem moet deze woning worden verkocht, omdat er anders geen verdeling mogelijk is. Het gerecht zal deze woning in beginsel aan de vrouw toedelen, waarvoor hetzelfde geldt als hiervoor overwogen onder 2.10 ten aanzien van de voormalige echtelijke woning. Uiteindelijk gaat het erom of de vrouw voldoende mogelijkheden heeft om de man voor een te verwachten onderbedeling te compenseren.
2.13.
De door Sunbelt getaxeerde marktwaarde (in verhuurde staat) van deze woning is USD 260.000,00. Het gerecht gaat van die waarde uit. Er is geen hypothecaire lening verbonden aan deze woning. Het gerecht zal deze woning in beginsel ook aan de vrouw toedelen met een vergoeding aan de man wegens onderbedeling, alles mits zij de man kan uitkopen. Ook hierover kan zij zich nog uitlaten.
Eenvoudige gemeenschappen en gezamenlijke schulden
2.14.
De man heeft verschillende onverdeelde aandelen in ‘eenvoudige gemeenschappen’ met anderen. Die moeten in de verdeling betrokken worden. Het gerecht gaat ervan uit dat hij overeenkomstig zijn aandeel draagplichtig is voor de schulden die zien op die eenvoudige gemeenschappen (zie ook r.o. 4.16 en 4.17 van het vonnis van 25 oktober 2023).
- woning [adres 16]
2.15.
Niet in geschil is dat de man deze woning samen met zijn broer bezit. De door Sunbelt getaxeerde marktwaarde (in verhuurde staat) is USD 260.000,00.
2.16.
De man moest de bouwkosten voor deze woning van USD 102.600,00 - die hij als schuld opvoert – nog nader onderbouwen en toelichten waarom die kosten nog verschuldigd zouden zijn en niet meteen na de bouw zijn voldaan. Tijdens de comparitie is afgesproken dat de man in dit kader een accountantsverklaring zou overleggen.
2.17.
De man heeft een verklaring van de heer [directeur van BIZZ Administratie en Advies B.V.], overgelegd ten aanzien van hetgeen uit de boekhouding van HBB B.V. blijkt met betrekking tot [adres 16] & 18. Daarin staat – samengevat – dat de ontwikkeling van dit project voor rekening komt van de man en zijn broer, ieder voor 50%. De totale ontwikkelingskosten bedragen
USD 209.645,74. Door HBB B.V. is als gevolg van de verkoop van [adres 16]
USD 95.509,43 gerealiseerd. De man en zijn broer hebben dus nog een schuld aan de vennootschap van USD 114.136,61, ieder voor 50%.
2.18.
De vrouw heeft ten aanzien van de kosten en de verklaring het volgende naar voren gebracht.
Het gerecht heeft bevolen om een accountantsverklaring over te leggen. De heer [directeur van BIZZ Administratie en Advies B.V.] is geen accountant, maar een boekhouder en staat dus niet ingeschreven in het accountantsregister. Het wezenlijke verschil is dat een boekhouder meer gericht is op de uitvoerende kant van de administratie, terwijl een accountant een adviserende en controlerende rol heeft. Enkel een accountant is bevoegd om een accountantsverklaring af te leggen. De verklaring is niet objectief en opgesteld aan de hand van aan de heer [directeur van BIZZ Administratie en Advies B.V.] verstrekte informatie. Bovendien is de verklaring niet ondertekend en bevat deze fouten. Zo is niet [adres 16] verkocht, maar [adres 18]. Bovendien staat in de verklaring dat de totale kosten USD 209.645,74 bedroegen, terwijl de kosten volgens een door de man als productie 17 overgelegd overzicht USD 209.136,00 zijn. In zijn akte uitlating van 29 november 2023 heeft de man gesteld dat de kosten USD 102.600,00 bedragen en dat die nog moeten worden betaald. De vrouw blijft bij haar betwisting van de bouwkosten. Volgens haar bestaan die kosten niet of als ze wel bestonden zijn deze al betaald.
2.19.
Het gerecht is van oordeel dat van de door de man opgevoerde kosten onvoldoende zijn gebleken. Het Gerecht heeft voor een onderbouwing van deze kosten specifiek om een accountantsverklaring gevraagd gelet op het vertrouwen dat in een accountant in zijn algemeenheid gesteld kan worden. De man heeft niet toegelicht waarom hij, gelet hierop, meent te kunnen volstaan met een verklaring van een boekhouder. Met deze kosten zal daarom geen rekening worden gehouden.
2.20.
Verder is de man in de gelegenheid gesteld om zijn stelling dat [persoon] 1/3 aanspraak zou hebben op de waarde van de woning, zodat niet de helft van de totale waarde aan de man toekomt, maar slechts een derde daarvan - nader te onderbouwen.
2.21.
De man heeft vervolgens toegelicht dat is afgesproken dat [persoon] het bouwsysteem voor de woning van Drommel financiert in ruil voor 1/3 van de verkoopopbrengst van de woning. Hij verwijst ter onderbouwing van dit standpunt naar de door hem als productie 18 en 18a overgelegde e-mailcorrespondentie en overeenkomst.
2.22.
Naar het oordeel van het gerecht stelt de vrouw terecht dat deze aanspraak uit productie 18 en 18a niet blijkt. De als productie 18a overgelegde overeenkomst is niet ondertekend en daaruit blijkt bovendien niet dat Van der Top 1/3 van de opbrengst zou krijgen. Uit productie 18 blijkt dat evenmin. Bij deze stand van zaken gaat het gerecht ervan uit dat de man recht heeft op de helft van de waarde.
2.23.
Kortom, het aandeel van de man heeft een waarde van USD 130.000,00. Dat wordt aan de man toebedeeld met vergoeding van de vrouw wegens onderbedeling.
- perceel [adres 17]
2.24.
Ook dit perceel bezit de man samen met zijn broer. De door Sunbelt getaxeerde waarde is USD 90.000,00.
2.25.
Het onverdeelde aandeel van de man in dit perceel valt in de beperkte gemeenschap van de man en de vrouw. Dit aandeel kan volgens de vrouw aan de man worden toegedeeld. De man lijkt het hiermee eens te zijn. Het gerecht zal dit perceel aan de man toedelen met een vergoeding aan de vrouw wegens onderbedeling.
- appartementsrecht [adres A4]
2.26.
De door Sunbelt getaxeerde marktwaarde (in verhuurde staat) is
USD 480.000,00.
2.27.
Partijen zijn het erover eens dat de man een vierde aandeel heeft in dit appartementsrecht.
2.28.
Verder rust er volgens de man een hypotheekschuld op het appartement van € 240.800,00 (USD 276.920,00) waar hij voor een vierde deel aan bij moet dragen.
De man heeft vervolgens als productie 19 een hypotheekakte overgelegd. Hij heeft toegelicht dat er niet op die lening wordt afgelost en - onder verwijzing naar productie 19a - dat de hypotheek is aangegaan als garantstelling.
2.29.
De vrouw heeft deze hypotheekschuld betwist.
2.30.
Met de vrouw is het gerecht van oordeel dat uit de door de man overgelegde stukken niet blijkt van een hypothecaire lening, maar alleen van een garantstelling (door de man en de andere eigenaren van dit appartement) voor een koper van een appartement in Belnem House van HBB B.V. Er is dus geen sprake van een schuld.
2.31.
De man moest de bouwkosten voor dit appartement nog nader onderbouwen en toelichten waarom die kosten nog verschuldigd zouden zijn en niet meteen na de bouw zijn voldaan. Het gaat volgens de man om een bedrag van USD 129.000,00. Uit de overgelegde stukken zijn die kosten onvoldoende gebleken. Tijdens de comparitie is afgesproken dat de man in dit kader een accountantsverklaring zou overleggen.
2.32.
De man heeft die accountantsverklaring niet overgelegd. Bij die stand van zaken houdt het gerecht geen rekening met bouwkosten.
2.33.
Dat betekent dat ¼ van de waarde in de verdeling moet worden betrokken. De waarde van het aandeel van de man bedraagt USD 120.000,00. Dat wordt aan de man toegedeeld met een vergoeding in verband met onderbedeling voor de vrouw.
2.34.
Ook de inboedel van dit appartement valt in de beperkte gemeenschap. De vrouw heeft de waarde hiervan geschat op USD 30.000,00. De man heeft dit niet betwist en alleen gesteld dat de inrichtingskosten van Wire Furniture € 27.500,00 (USD 31.625,00) bedroegen. De waarde van de inboedel wordt bepaald op
USD 30.000,00. Het aandeel van de man hierin wordt bepaald op de helft gelet op de stelling van de man dat hij en zijn broer deze kosten hebben betaald. Het aandeel van de man in de inboedel ter waarde van USD 15.000,00 wordt aan de man toebedeeld met een vergoeding in verband met onderbedeling aan de vrouw.
Erfpachtrecht [adres 12]/ [adres 66]
2.35.
In het vonnis van 25 oktober 2023 is het volgende overwogen ten aanzien van deze onroerende zaak. De vrouw heeft in haar verzoekschrift melding gemaakt van een onverdeeld aandeel van de man in een recht van erfpacht op een perceel met pand plaatselijk bekend als Kaya Industria Pariba 12. De man en zijn broer hebben dit perceel voor de echtscheiding gekocht, en betaald, voor een bedrag van in totaal USD 700.000,00 door middel van huurkoop.
De levering heeft na de echtscheiding plaatsgevonden aan de man. Dat betekent dat het gerecht de man volgt in zijn stelling dat het onverdeelde aandeel van de man in dit onroerend goed, anders dan de vrouw stelt, niet in de beperkte huwelijksgoederengemeenschap valt.
Dat laat echter onverlet dat dezelfde gemeenschap aan de verkrijging daarvan heeft bijgedragen met de termijnbetalingen die voorafgaand aan deze verkrijging vanuit de gemeenschap zijn voldaan, en de man de gemeenschap daarvoor moet compenseren, althans de vrouw een vergoeding moet betalen. De vrouw wordt in de gelegenheid gesteld zich hier nader over uit te laten en daarbij dient zij dan concrete bedragen te noemen. In dit kader is van belang dat de man heeft gesteld dat er een huurkoopovereenkomst is van 1 maart 2019 waarin de door man en zijn broer te betalen koopsom van USD 700.000,00 in 60 maanden mocht worden voldaan in termijnen. In de periode van maart 2019 tot de ontbinding van het huwelijk is er USD 98.933,44 aan aflossing betaald en de helft daarvan kwam voor rekening van de man, zodat de vrouw volgens de man recht heeft op een vergoeding van USD 24.733,36.
2.36.
De vrouw heeft vervolgens ten aanzien van de termijnbetalingen voor het onroerende goed aan de [adres 12]het volgende naar voren gebracht. De verkoopopbrengst van [adres 66] is gebruikt om het resterende deel van de
koopsom te voldoen. Die opbrengst is op de derdengeldenrekening van de notaris blijven staan. De vrouw stelt zich op het standpunt dat het aandeel van de man volledig betaald is met gemeenschapsgelden en dat de man in dit kader
USD 175.000,00 (1/4 van de koopprijs) moet vergoeden aan de vrouw.
2.37.
De man heeft vervolgens als productie 31 een bankafschrift overgelegd met betrekking tot de verkoopopbrengst van [adres 66] zonder nadere toelichting.
2.38.
De vrouw heeft daarop als volgt gereageerd. Uit het bankafschrift blijkt dat de opbrengst van de verkoop van [adres 66] op 17 februari 2022 vanaf de derdengeldenrekening van de notaris op de bankrekening van de man is gestort. De totale opbrengst van USD 606.623,00 is gedaan in twee deelbetalingen (een van USD 500.000,00 en een van USD 106.623,00). De levering van [adres 66] heeft plaatsgevonden op 2 juli 2021. Het bedrag van de door de vrouw overgelegde eindafrekening klopt met het door de man ontvangen bedrag. De man heeft de verkoopopbrengst dus bewust op de derdenrekening laten staan. Het aandeel van de man van USD 303.311,50 behoort tot de gemeenschap. Een bedrag van USD 151.655,75 moet door de man aan de vrouw worden betaald.
2.39.
Het gerecht is met deze stand van zaken van oordeel dat het deel van de opbrengst dat aan de man is overgemaakt en hij heeft behouden ter hoogte van
USD 303.311,50 in de verdeling moet worden betrokken. De vrouw moet in dit kader een bedrag van USD 151.655,75 krijgen.
Dividenduitkeringen Habon B.V. en schuld aan Habon B.V.
2.40.
De discussie over de vraag of dividend had kunnen worden uitgekeerd gaat alleen over Habon B.V., want alle deelnemingen in de andere vennootschappen zitten in Habon B.V. Uit de overgelegde jaarrekening blijkt van goede resultaten, maar dat is op zich onvoldoende om een verplichting tot dividenduitkering aan te nemen. Gesteld noch gebleken is van een in de laatste jaren afwijkend beleid met betrekking tot het uit te keren dividend tegen de achtergrond van de in die jaren behaalde winst. Van een ‘achtergehouden’ dividendaanspraak is dus niet gebleken en de vrouw komt ter zake daarvan in het kader van een verdeling dan ook niets toe. Uit de jaarrekeningen blijkt van een rc-schuld. De man wil deze schuld in de verdeling betrekken in die zin dat de vrouw voor de helft daarvan dient bij te dragen. Het gerecht gaat daar niet in mee. Het is de keuze geweest van de man om de rekening-courantschuld op te laten lopen, waarmee de mogelijkheid tot het doen van een dividenduitkering bij goede resultaten van de vennootschap zoals hier aan de orde, evenredig is verminderd. Daarbij komt dat de vrouw gelet op de huwelijkse voorwaarden niet meedeelt in de waarde van de aandelen die ook nog eens door een aflossing van de rekening-courantschuld zou worden vermeerderd. Het is om die reden dat het gerecht winstaanspraken en schulden van de man ten aanzien van de vennootschap buiten de verdeling houdt, althans dat de man die schuld moet dragen zonder dat daar een vergoeding wegens onderbedeling tegenover staat.
Bankrekeningen van partijen
2.41.
In het vonnis van 25 oktober 2023 is overwogen dat beide partijen alle bankafschriften van alle bankrekeningen waarvan zij in privé (mede)rekeninghouder zijn moeten overleggen en standpunten moeten innemen over de in dat kader te verdelen bedragen. Het gaat om de saldi op de peildatum.
2.42.
De man heeft gesteld dat hij een (privé)rekening bij RBC heeft en twee bankrekeningen samen met zijn broer bij RBC. Hij heeft als productie 22 afschriften overgelegd en zich op het standpunt gesteld dat ieder wat hem betreft de eigen bankrekeningen, het gerecht begrijpt de saldi daarop zonder nadere verrekening, behoudt.
2.43.
De vrouw heeft een overzicht gegeven van haar bankrekeningen bij Banco di Caribe, MCB en ING. De (opgetelde) saldi op de peildatum bedragen
USD 28.249,74 en EUR 13.784,47 (omgerekend per peildatum USD 15.364,17). Volgens de vrouw komt de helft hiervan aan de man toe en komt aan haar de helft van de saldi op de bankrekeningen van de man toe.
2.44.
De man heeft geen opmerkingen ten aanzien van de rekeningen van de vrouw. De vrouw merkt op dat niet blijkt dat bepaalde rekeningen op naam van de man en zijn broer staan. Tijdens de comparitie is afgesproken dat de man aangeeft welke rekeningen hij samen met de broer gebruikt en vanaf welke datum.
2.45.
Vervolgens heeft de man bankafschriften overgelegd zonder nadere toelichting. De vrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat nergens uit blijkt dat de man de bankrekeningen met zijn broer deelt. Het gerecht is van oordeel dat zonder nadere toelichting ervan uit moet worden gegaan dat de gelden op de bankrekeningen van de man zijn. Het gaat om twee lopende rekeningen bij RBC en een spaarrekening met de volgende saldi op de peildatum (27 januari 2022):
- lopende rekening eindigend op 17685: USD 2.570 ,00
- spaarrekening eindigend op 20187: USD 28.574
- lopende rekening eindigend op 19815: USD 143.049,00.
De saldi op de peildatum (27 januari 2022) van alle bankrekeningen van de man en de vrouw moeten bij helfte worden gedeeld.
Auto
2.46.
Volgens de vrouw heeft de man een auto, althans, zo begrijpt het gerecht, had hij die op de peildatum. Ter onderbouwing heeft zij een factuur overgelegd inzake de motorrijtuigenbelasting voor 2022 voor een auto met kenteken B-7779. De man heeft gesteld dat de auto is gekocht door Habon Holding B.V, en dat de Belastingdienst de aanslag ten onrechte aan de man privé heeft opgelegd. De man is bij vonnis van 25 oktober 2023 in de gelegenheid gesteld om bewijsstukken van de aankoop door de holding over te leggen. Dat heeft hij gedaan. De vrouw heeft – ondanks daartoe in de gelegenheid gesteld – niet meer gereageerd. Dat betekent dat het gerecht ervan uitgaat dat de auto buiten de gemeenschap valt en dus niet in de verdeling wordt betrokken.
Hypotheekschuld Sint Maarten
2.47.
De man stelt een hypotheekschuld te hebben in Sint Maarten voor een bedrag van USD 42.000,00 voor een bouwkavel die in een stichting zit die voor de helft van de ouders van de man is. De vrouw verzoekt om nadere gegevens in dit kader. In het vonnis van 25 oktober 2023 is overwogen dat de man nadere stukken dient over te leggen waaruit deze schuld blijkt en waarvoor die schuld is aangegaan.
2.48.
De man heeft vervolgens aangegeven dat hij nog wacht op nader bericht om inhoudelijk adequaat op dit punt te kunnen reageren.
2.49.
Tijdens de comparitie en daarna is er niet meer helderheid gekomen over dit punt. Het gerecht gaat ervan uit dat er geen hypotheekschuld is in Sint Maarten die in de gemeenschap valt.
Erfenis vader vrouw
2.50.
In het vonnis van 25 oktober 2023 is overwogen dat erfrechtelijke aanspraken niet in de beperkte huwelijksgoederengemeenschap vallen als er een uitsluitingsclausule in een testament is opgenomen. De vrouw heeft gesteld dat dit het geval is in het testament van haar vader waarop de man om inzage in dit testament heeft gevraagd. In het vonnis van 25 oktober 2023 is overwogen dat de vrouw een kopie van het deel van het testament dient te overleggen waaruit de uitsluitingsclausule blijkt.
2.51.
De vrouw heeft vervolgens een ‘boedelbeschrijving, verdeling en afgifte legaat vruchtgebruik’ overgelegd waaruit de uitsluitingsclausule blijkt. De erfenis valt buiten de gemeenschap.
Pensioenopbouw vrouw
2.52.
Het gerecht begrijpt dat de man aanspraak maakt op het door de vrouw opgebouwde pensioen. In het vonnis van 25 oktober 2023 is bepaald dat de vrouw hiervan gegevens dient te verstrekken en zich nog mag uitlaten over of en hoe dit in de verdeling moeten worden betrokken.
2.53.
De vrouw heeft als productie 37 een overzicht van de pensioenrechten bij Ennia op de peildatum overgelegd. Volgens de vrouw heeft de man recht op een bruto-ouderdomspensioen van NAf 3.880,00 per jaar. De vrouw zal vanaf de pensioendatum kiezen voor een maandelijkse uitkering ten behoeve van de man en is bereid om Ennia te verzoeken om deze uitkering te zijner tijd direct aan de man te betalen.
2.54.
De man wil dit niet. De berekening is voor hem onduidelijk. De man wil een verduidelijking en hij wil een eigen recht op pensioen. De vrouw is in de gelegenheid gesteld om een toelichting op het pensioen als productie te overleggen. Dat heeft zij gedaan en die informatie is in lijn met wat zij eerder mondeling heeft toegelicht. Dat betekent dat de man op de pensioendatum van de vrouw (1 februari 2046) recht heeft op een bruto ouderdomspensioen van NAf 3.880,00 per jaar. De vrouw dient Ennia te verzoeken om deze uitkering te zijner tijd direct aan de man te betalen.
Huurinkomsten gemeenschapsgoederen
2.55.
In het vonnis van 25 oktober 2023 is overwogen dat partijen de huurinkomsten tot het moment dat de verdeling heeft plaatsgevonden van (aandelen in) gemeenschappelijke onroerende zaken moeten delen. Daaraan wordt nu toegevoegd dat dat geldt vanaf de peildatum.
2.56.
Ook is het volgende overwogen. De vrouw heeft gesteld dat de man de volgende huurinkomsten ontvangt wegens verhuur van onroerende zaken waarvan een onverdeeld aandeel in de gemeenschap valt:
- USD 500,00 per maand in verband met de woning plaatselijk bekend als [adres 16],
- USD 1.625,00 per maand (schatting bij gebrek aan gegevens) in verband met de verhuur van het appartement plaatselijk bekend als [adres A4].
De man heeft betwist dat die inkomsten aan de vrouw toekomen, althans wat betreft de door haar gestelde hoogte.
2.57.
Het gerecht overweegt als volgt. Tussen partijen is niet (meer) in geschil dat de
huuropbrengsten van Bella VistaUSD 1.000,00 per maand bedragen. Volgens de man moeten de huuropbrengsten echter ook met [persoon] worden gedeeld. De man heeft nagelaten om bewijsstukken te overleggen. De man stelt als productie 18b een screenshot te hebben overgelegd met ‘wat de man aan de heer [persoon] heeft overgeboekt voor de maanden augustus 2021 tot en met december 2021’, maar die screenshot zit niet bij de stukken. Met die stand van zaken gaat het gerecht ervan uit dat [persoon] geen aanspraak heeft op huuropbrengsten van [adres 16] (vergelijk ook r.o. voor de opbrengst van [adres 16] zelf). De vrouw heeft aanspraak op de helft van de huurinkomsten van USD 1.000,- per maand, dus op USD 500,00 per maand vanaf peildatum tot aan de datum van verdeling
2.58.
Voor wat betreft de huurinkomsten van
Grand Windsockoverweegt het gerecht als volgt. De discussie over de huurinkomsten over 2021 en of de man toen zelf in Grand Windsock verbleef is niet relevant, want dat was voor de peildatum. Over de huurinkomsten in de periode 2022 tot heden heeft de man geen enkele informatie overgelegd. Met die stand van zaken gaat het gerecht uit van de schatting van de vrouw van USD 1.625,00 per maand. De vrouw heeft aanspraak op de helft daarvan vanaf peildatum tot aan de datum van verdeling.
Conclusie
2.59.
Op basis van al het vorenstaande dienen partijen ieder op basis van de hiervoor gegeven overwegingen een berekening te maken van de daaruit te betalen onderbedelingsvergoeding die, naar het zich laat aanzien, door de vrouw moet worden betaald aan de man. Die berekening dienen zij bij akte te overleggen op de rolzitting van 26 november 2025 om 09.00 uur. De vrouw dient zich daarbij ook uit te laten, over de vraag of zij de onderbedelingsvergoeding kan betalen en/of financieren, en daarvan bewijs te overleggen, alsmede aan te geven, ook met bewijsstukken onderbouwd, of de man uit de hoofdelijkheid voor wat betreft de bestaande hypothecaire lening van de echtelijke woning kan worden ontslagen. In zoverre de vrouw de aan de man te betalen onderbedelingsvergoeding niet kan financieren dient zij in dezelfde akte een ander voorstel te doen voor een verdeling dat wel haalbaar voor haar zou zijn in financiële zin.

3.De beslissing

Het gerecht,
3.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 26 november 2025 om 09.00 uur voor door beide partijen over te leggen aktes als omschreven in r.o. 2.59,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman, rechter, en op 29 oktober 2025 getekend door mr. R.P.P. Hoekstra, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.