Datum uitspraak: 7 september 2012
EJ nummer: 56255/2012
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Beschikking in de zaak van:
1.[verzoeker sub 1],
2.,
3.,
4.,
5.,
6.,
7.,
8.,
9.,
10.,
11.,
12.,
13.,
14.,
15.,
16.,
17.,
18.,
19.,
20.,
21.,
22.,
23.,
24.,
25.,
26.,
27. [verzoeker 17], als enig erfgename van [x],
allen wonende te Curaçao,
verzoekers,
gemachtigde: mr. K.A.M. Lasten,
de naamloze vennootschap CURAÇAO GAS (CURGAS) N.V.,
gevestigd te Curaçao,
verweerster,
gemachtigde: mr. C. de la Fuente.
Partijen worden hierna [verzoekers] en Curgas genoemd.
Bij inleidend verzoekschrift met bewijsstukken, dat op 7 juni 2012 ter griffie is ingekomen, hebben [verzoekers] verzocht om voor recht te verklaren dat de door hen in strijd met artikel 25 van de CAO betaalde premies onverschuldigd, dan wel te veel werden betaald, Curgas te veroordelen tot terugbetaling van deze vanaf 1993 tot oktober 2010 onverschuldigd dan wel te veel betaalde premies en te bepalen dat de in artikel 25 CAO vastgestelde premie percentages telkens naar rato moeten worden aangepast aan de gewijzigde wettelijk vastgestelde premies, een en ander met veroordeling van Curgas in de proceskosten.
De zaak is behandeld ter zitting van 1 augustus 2012. Daar hebben [verzoekers] bij akte hun eis vermeerderd, in die zin dat zij thans terugbetaling op straffe van een dwangsom vorderen en een subsidiaire vordering hebben toegevoegd waarin hetzelfde wordt gevorderd, maar nu uit hoofde van schadevergoeding.
Curgas heeft verweer gevoerd overeenkomstig de overgelegde pleitnota en heeft daarbij verwezen naar tevoren toegezonden bewijsstukken. De verzoekers [ ………] zijn in persoon verschenen, bijgestaan door de gemachtigde, die het verzoek heeft toegelicht. Namens Curgas was aanwezig de HR manager [manager]. Curgas heeft bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis. Door die vermeerdering is zij echter niet onredelijk in haar verdediging geschaad, terwijl de zaak daardoor ook niet onredelijk wordt vertraagd. Dit bezwaar is dan ook afgewezen. Na verder debat is de uitspraak bepaald op heden.
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, alsmede op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van overgelegde producties, staat het volgende vast:
a. Verzoekers 1 tot en met 22 zijn allen in dienst van Curgas. Verzoekers [….] waren bij Curgas in dienst, maar zijn inmiddels gepensioneerd. Verzoekster [27] is de enig erfgename van [x], die tot zijn overlijden in dienst was van Curgas. Op de arbeidsovereenkomsten van verzoekers en [x] is steeds een CAO van toepassing geweest. Deze was voor het eerst van kracht in 1989 en is tot op heden steeds verlengd. De huidige loopt tot 2014.
b. Artikel 25 van de desbetreffende CAO luidt sinds 1993 als volgt:
“ De werkgever zal tot een jaarinkomen van de werknemer van Naf. 5.647,-- de totale premie (8.245%) AOV/AWV voor haar rekening nemen. Over het gedeelte van het jaarinkomen van de werknemer dat hoger is dan Naf. 5.647,-- zal de werkgever 5 1/2% aan premie AOV/AWW voor haar rekening nemen.”
c. De in de CAO opgenomen verdelingsmaatstaf kwam in 1989 overeen met de wettelijke verdelingsmaatstaf. In de daarop volgende jaren zijn de wettelijke premies omhoog gegaan en zo ook de bijdrage van werkgever en werknemer. Curgas heeft de premie AOV/AWW altijd overeenkomstig de wettelijke verdelingsmaatstaf aan de SVB betaald. Het werknemersdeel werd daartoe door haar ingehouden op het bruto loon.
d. Tijdens de CAO onderhandelingen van 2009 is geconstateerd dat aan artikel 25 CAO nooit (geheel) uitvoering was gegeven. Curgas heeft haar werknemers aangeboden een eenmalig bedrag te betalen gelijk aan de premies over de periode 2001-2010 bij een jaarinkomen tot Naf. 5.647,--. Een groot aantal werknemers heeft dat voorstel aanvaard.
2. [verzoekers] stellen dat Curgas ingevolge de CAO gehouden was bij een jaarinkomen tot Naf. 5.647,-- de volle premie voor haar rekening te nemen. Zij heeft echter het werknemersdeel ten laste van de werknemers gebracht. De bedragen die gedurende al die jaren ten onrechte door Curgas zijn ingehouden vorderen zij thans als onverschuldigd betaald terug. Zij zijn pas in 2009 bekend geworden met het bestaan van deze vordering, zodat de termijn van artikel 3:309 lid 1 BW toen pas is gaan lopen. Met een beroep op een uitspraak van het Hof den Haag van 20 april 2010, LJN BM1649, stellen [verzoekers] verder dat zij als werknemers erop mochten vertrouwen dat Curgas niet in strijd met de CAO een werknemersbijdrage op het salaris zou inhouden en dat de eisen van goed werknemerschap meebrengen dat zij door Curgas worden geïnformeerd als van gemaakte afspraken wordt afgeweken. Onder deze omstandigheden is een beroep op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
Subsidiair stellen [verzoekers] dat zij een vordering tot schadevergoeding hebben, omdat Curgas haar in de CAO verankerde verplichtingen niet is nagekomen.
De bedoeling van partijen, zoals die naar objectieve maatstaven volgt uit artikel 25 van de CAO bepaling, was om een groter deel van de AOV premie voor rekening van de werkgever te laten komen dan volgens de wettelijke normen. Het in de CAO genoemde percentage van 5 ½% kwam destijds overeen met 66,71% van de toen geldende totale premie van 8,245%. Dit betekent dat over de in later jaren voor de totale premie geldende percentages steeds 66,71% is verschuldigd. Aldus [verzoekers]
3. Curgas heeft verweer gevoerd, waarop hierna voor zover van belang zal worden ingegaan.
4. Voor de uitleg van de bepalingen van een CAO zijn in beginsel de bewoordingen daarvan en eventueel van de daarbij behorende schriftelijke toelichting, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, van doorslaggevende betekenis. Daarbij komt het niet aan op de bedoelingen van de partijen bij de CAO voor zover deze niet uit de CAO bepalingen en de toelichting kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de CAO en de toelichting zijn gesteld (o.a. HR 2 april 2004, LJN BM9621).
5. In dit geval gaat het alleen om artikel 25 CAO zelf. Een toelichting ontbreekt.
In het artikel, zoals dat bij iedere opvolgende CAO telkens ongewijzigd is gehandhaafd, is bij een jaarinkomen van de werknemer hoger dan Naf. 5.647,-- het percentage van de premie AOV/AWW dat de werkgeefster voor haar rekening neemt overanderd bepaald op 5 ½%. Dat mag indertijd 66,71% van de totale premie zijn geweest, maar dat laatste percentage komt in de CAO bepaling niet voor en uit de CAO kan ook niet worden opgemaakt dat het de bedoeling van de partijen daarbij is geweest om bij een stijgende totale premie steeds 66,71% daarvan aan te houden als werkgeversbijdrage.
Voor zover de vorderingen betrekking hebben op de werkgeversbijdrage bij een jaarinkomen van de werknemer hoger dan Naf. 5.647,-- zijn die dan ook niet toewijsbaar.
6. Tot een jaarinkomen van de werknemer van Naf. 5.647,-- diende Curgas ingevolge artikel 25 van de CAO de totale premie AOV/AWW voor haar rekening te nemen. Curgas heeft de verschuldigde premies steeds correct afgedragen aan de SVB. Hier doet zich dan ook niet voor het geval - waarbij [verzoekers] met hun subsidiaire vordering kennelijk aansluiting hebben willen zoeken - dat de werknemers schade hebben geleden doordat onvoldoende premie is betaald, en hun vordering ertoe strekt dat zij alsnog in de positie worden gebracht alsof die premies wèl correct waren afgedragen.
Curgas heeft echter de wettelijke verdelingsmaatstaf aangehouden, waardoor zij gedurende jaren te veel heeft ingehouden op het brutoloon.
Aldus is sprake van onverschuldigde betaling aan Curgas via inhouding op het loon.
7. Een rechtsvordering uit onverschuldigde betaling verjaart ingevolge artikel 3:309 BW door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldeiser zowel met het bestaan van zijn vordering als met de persoon van de ontvanger is bekend geworden. Volgens Curgas wisten [verzoekers] via hun loonstrookjes welke bedragen ten laste van de werknemers kwamen en wordt door de belastingdienst jaarlijks bekend gemaakt welk bedrag moet worden afgedragen aan premies AOV/AWW en wat de werknemer/werkgever verdeling is. Het komt voor hun eigen risico dat zij hun loonstrookjes niet op juistheid hebben gecontroleerd. Hun vorderingen zijn verjaard, aldus Curgas.
8. Ter zitting waren partijen het erover eens dat 1 oktober 2009 kan worden aangehouden als datum waarop zowel bij Curgas als bij de werknemers bekend was dat Curgas bij een jaarinkomen tot Naf. 5.647,-- in strijd met de CAO nooit de hele premie voor haar rekening heeft genomen en dat vanaf die datum ook aanspraak is gemaakt op terugbetaling. Dat betekent dat de vorderingen die betrekking hebben op de periode na 1 oktober 2004 in ieder geval niet zijn verjaard.
9. Het enkele feit dat [verzoekers] aan hun loonstrookjes konden zien dat premie werd ingehouden en konden weten dat dit overeenkomstig de wettelijke verdeling was, betekent nog niet dat zij ermee bekend waren dat die inhoudingen onverschuldigd waren. Daarvoor moesten zij immers ook weten dat de inhoudingen in strijd waren met de CAO. Als werknemers mochten zij in beginsel erop vertrouwen dat Curgas als werkgeefster geen werknemersbijdrage op hun salaris zou inhouden, indien zij daarmee in strijd met de CAO handelde. Als [verzoekers] niettemin geacht moeten worden met de juridische situatie bekend te zijn geweest, dan is het beroep van Curgas op verjaring in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
Dat wordt anders voor de periode vóór 1999, omdat over die periode naar Curgas onweersproken heeft gesteld geen salarisslips meer aanwezig zijn en Curgas ook niet gehouden was die zo lang te bewaren.
10. De conclusie is dat de vorderingen, voor zover die betrekking hebben op de onverschuldigd betaalde werknemersbijdragen bij een inkomen van de werknemer tot Naf. 5.647,-- , toewijsbaar zijn over de periode vanaf 1999 tot oktober 2010.
Curgas moet aan de hand van haar loonadministratie in staat zijn na te gaan welke bedragen aan premie AOV/AWW in die periode ten onrechte zijn ingehouden op het bruto loon van [verzoekers] Voor zover daarbij blijkt dat voor bepaalde werknemers, zoals bijvoorbeeld [ ], meer premie is betaald dan voor anderen zal daarmee uiteraard rekening moeten worden gehouden bij vaststelling van hetgeen hun nog toekomt. De veroordeling tot terugbetaling is in wezen een veroordeling tot betaling van een geldsom. Daaraan zal geen dwangsom worden verbonden. Bij een afzonderlijke verklaring voor recht naast de veroordeling hebben [verzoekers] onvoldoende belang.
11. Nu partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk worden gesteld en Curgas voorafgaand aan deze procedure al een groot deel van de betaling waartoe zij nu wordt veroordeeld heeft aangeboden, zullen de proceskosten tussen partijen worden verrekend als hierna vermeld.
- veroordeelt Curgas tot terugbetaling aan [verzoekers] van de over de periode van 1999 tot oktober 2010 via inhouding onverschuldigd door hen betaalde premies AOV/AWW bij een inkomen tot Naf. 5.647,--;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- verrekent de proceskosten aldus tussen partijen dat elke partij de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. Beukenhorst, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 7 september 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.