ECLI:NL:OGEAC:2012:BZ8825

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
19 december 2012
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AR 2012/58408 KG
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtspositie van eiseres in kort geding tegen het Land Curaçao

In deze zaak, die op 19 december 2012 door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is behandeld, staat de rechtspositie van eiseres centraal. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.F. Bonapart, heeft een kort geding aangespannen tegen de openbare rechtspersoon HET LAND CURAÇAO, vertegenwoordigd door mr. G.H.E. Camelia. Eiseres vordert onder andere de formele vastlegging van haar rechtspositie in een arbeidsovereenkomst en betaling van overuren. De zaak is ontstaan uit een geschil over de arbeidsrelatie tussen eiseres en het Land, waarbij eiseres stelt dat zij op basis van een mondelinge overeenkomst door de minister is aangesteld als projectleider voor een vergunningenloket. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er niet zorgvuldig met eiseres is omgesprongen door de opeenvolgende ministers, maar oordeelt dat het onvoldoende aannemelijk is dat de bodemrechter eiseres in het gelijk zal stellen. De vorderingen van eiseres worden afgewezen, omdat er geen formele arbeidsovereenkomst is gesloten en de benodigde machtigingsbesluiten ontbreken. Het Gerecht concludeert dat de vorderingen van eiseres niet toewijsbaar zijn en verwijst haar in de proceskosten, begroot op Naf. 1.500,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Zaaknummer: AR 2012/58408 KG
Vonnisdatum: 19 december 2012
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[eiseres],
wonende te Curaçao,
eiseres,
gemachtigde mr. M.F. Bonapart,
tegen:
de openbare rechtspersoon HET LAND CURAÇAO,
waarvan de zetel is gevestigd te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde mr. G.H.E. Camelia.
Partijen zullen hierna [eiseres] en het Land worden genoemd.
Verloop van de procedure
Ter terechtzitting van 28 november 2012 heeft [eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig het inleidend verzoekschrift met bewijsstukken.
Het Land heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben hun standpunt nader toegelicht aan de hand van pleitnotities en (verdere) bewijsstukken. Ten slotte is vonnis is gevraagd.
Feiten
1. Het Gerecht is uitgegaan van de volgende feiten:
a. [eiseres] is van maart tot oktober 2010 fractiemedewerkster geweest van het toenmalige Statenlid [x]. In oktober 2010 heeft zij met de toenmalige Minister van Bestuur, Planning & Dienstverlening (BP&D) [ ] overeenstemming bereikt over de functie van trekker van het nieuw te openen vergunningenloket gedurende vier jaar. Op 24 november 2010 heeft de Raad van Ministers besloten [eiseres] op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst te nemen als beleidsmedewerkster van Minister [ ] vanaf 10 oktober 2010 en voor de duur van diens ambtsperiode.
b. Op 21 januari 2011 is Minister [ ] vervangen door Minister [ ], die [eiseres] tot 1 maart 2011 heeft gehandhaafd. Bij Landsbesluit van 11 maart 2011 no 11/0476 is vastgelegd dat [eiseres] van 10 oktober 2010 tot 1 maart 2011 op arbeidsovereenkomst in dienst werd genomen.
c. Daarna heeft [eiseres] geen werkzaamheden voor het Land verricht tot aan het aantreden op 9 juni 2011 van Minister [ ], die aan [eiseres] meldde dat zij haar werkzaamheden aan het project vergunningenloket kon hervatten en haar vervolgens opdracht gaf die werkzaamheden op te schorten en zich vooral bezig te houden met voor hem belangrijke zaken, waartoe hij haar verschillende werkopdrachten gaf. Op 15 juni 2011 heeft de Raad van Ministers besloten [eiseres] overeenkomstig het verzoek van Minister [ ] van 14 juni 2011 “weer in activiteit te doen herstellen”. Op 15 augustus 2011 is [een ander] benoemd in de functie van trekker van het vergunningenloket. Op 14 december 2011 heeft de Raad van Ministers besloten tot herziening van het ontslag en rechttrekking van de rechtspositie van [eiseres].
d. Bij brief van 1 juni 2012 heeft de Directeur Human Resources & Organisatie van het Ministerie van PB&D de Raad van Ministers geadviseerd [eiseres] vanaf 10 oktober 2010 voor de duur van 4 jaar op basis van een arbeidscontract in dienst te nemen als projectleider-C. Er is een ongetekend concept waarin de Raad van Ministers hiermee akkoord gaat. Een definitieve beslissing is nooit genomen.
Bij de stukken bevindt zich een tweede advies van genoemde Directeur van dezelfde datum, waarin wordt geadviseerd de beslissing van de Raad van Ministers van 14 december 2011 in te trekken. Bij besluit van 25 juli 2012 is de Raad van Ministers met dat laatste advies akkoord gegaan.
e. [eiseres] heeft voor Minister [ ] gewerkt totdat op 1 juni 2012 diens opvolger Minister [ ] aantrad, met wie zij geen contact heeft kunnen krijgen. Zij is tot en met mei 2012 betaald. Op 30 juni 2012 werd zij arbeidsongeschikt.
Geschil
2. [eiseres] vordert dat het Land wordt veroordeeld over te gaan tot uitbetaling van de maandelijkse vergoeding van Naf. 4.769,00 en de toelage van Naf. 1.192,25, verhoogd met de wettelijke en de vertragingsrente, dat het Land wordt veroordeeld over te gaan tot uitbetaling van haar overuren en om binnen twee keer 24 uur op straffe van een dwangsom over te gaan tot formele vastlegging van haar rechtspositie in een schriftelijke arbeidsovereenkomst in de functie van Hoofd van dienst E.
3. Zij stelt daartoe dat Minister [ ] haar in dienst heeft genomen voor vier jaar vanaf 10 oktober 2010 en haar heeft belast met de opzet en de implementatie van het op te richten vergunningenloket. Vervolgens werd zij door opeenvolgende ministers met ontslag bedreigd, op een zijspoor gezet of met andere werkzaamheden belast. Uit verschillende aan het Land door haar eigen diensten en een onafhankelijk consultancy bureau uitgebrachte adviezen volgt dat zij een arbeidsovereenkomst voor vier jaar heeft. Zij wil haar rechtspositie thans geformaliseerd zien. Bovendien moet het volgens de vigerende regels verantwoorde overwerk worden uitbetaald.
4. Het Land heeft verweer gevoerd, waarop hierna voor zover van belang zal worden ingegaan.
Beoordeling
5. Dat door de opeenvolgende ministers niet zorgvuldig met [eiseres] is omgesprongen is duidelijk. Dat laat echter onverlet dat overeenstemming met een minister niet hetzelfde is als een arbeidsovereenkomst met het Land. Daartoe is onder meer een machtigingsbesluit vereist, dat ontbreekt. Uit geen van de hiervoor onder 1. weergegeven besluiten van de Raad van Ministers volgt dat het Land met [eiseres] een arbeidsovereenkomst is aangegaan als door haar gesteld. In een kleinschalige samenleving, waar persoonlijke verhoudingen een grote rol spelen en een expliciete weigering niet makkelijk wordt gegeven, is het van verhoogd belang dat regels inzake bevoegdheid en formele besluitvorming strikt in acht worden genomen.
Gelet op de besluitvorming in de Raad van Ministers en op de werkzaamheden die zij het grootste deel van de tijd verrichtte, mocht [eiseres] er ook niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat zij uit hoofde van een arbeidsovereenkomst voor vier jaar was aangesteld om het vergunningenloket op te bouwen, te minder nu in die functie al binnen het jaar een ander werd benoemd.
Het is onder deze omstandigheden onvoldoende aannemelijk dat de bodemrechter [eiseres] in het gelijk zal stellen, zodat daarop in dit kort geding niet vooruit kan worden gelopen.
6. De overuren zijn volgens het Land niet gecontroleerd, zodat daarover onduidelijkheid bestaat. Bovendien was er geen toestemming verleend voor het maken van die overuren.
Een en ander vergt een nader onderzoek naar de feiten, waarvoor dit kort geding zich niet leent. Ook dit onderdeel van de vordering is dus niet toewijsbaar.
7. Als in het ongelijk gestelde partij wordt [eiseres] verwezen in de proceskosten, aan de zijde van het Land begroot op Naf. 1.500,00 aan salaris van de gemachtigde.
Beslissing
Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
- weigert de gevraagde voorzieningen;
- verwijst [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van het Land begroot op
Naf. 1.500,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2012, in aanwezigheid van de griffier.