Uitspraak
de openbare rechtspersoon HET LAND SINT MAARTEN,
gedaagde,
Verloop van de procedure
- het inleidend verzoekschrift met bewijsstukken, dat op 9 februari 2012 ter griffie is
ingekomen,
Beoordeling
Naf. 16.079.271,37. Dat bedrag is opgebouwd uit drie posten die hierna achtereenvolgens zullen worden besproken.
Sint Maarten voert terecht aan dat BZV geen partij is bij de regeling en ook niet kan worden vereenzelvigd met het AVBZ-Uitvoeringsorgaan van de Nederlandse Antillen van dezelfde naam. BZV is een stichting naar het recht van Curaçao en voert haar taken in en ten behoeve van Curaçao uit, terwijl haar voorgangster een stichting was naar het recht van de Nederlandse Antillen, die taken uitvoerde in en ten behoeve van de Nederlandse Antillen. In de Onderlinge regeling speelt het AVBZ-Uitvoeringsorgaan dan ook een rol tot aan het tijdstip van de transitie. Ingevolge artikel 10 is na de splitsing van het AVBZ-fonds Curaçao belast met bepaalde aangelegenheden, maar zover is het nog niet; het gaat nu immers nog om splitsing van dat fonds. Bovendien is gesteld noch gebleken dat BZV in deze optreedt als vertegenwoordiger van Curaçao. De huidige problematiek wordt bestreken door de artikelen 8 en 9 van de Onderlinge regeling, die voorzien in overleg op uitvoerend niveau tussen de partijen en het voorleggen van geschillen bij de uitvoering aan de partijen gezamenlijk, die vervolgens een onafhankelijke bemiddelaar kunnen aanwijzen die een bindend advies uitbrengt.
BZV heeft aangevoerd dat Sint Maarten nimmer om een dergelijk overleg of aanwijzing van een bemiddelaar heeft verzocht, maar dat kan door elk van de (resterende) partijen bij de regeling worden gedaan. Waar het om gaat is dat deze materie wordt beheerst door de Onderlinge regeling en dat die regeling geen grondslag biedt voor toewijzing van enig bedrag aan BZV. Dit onderdeel van de vordering wordt dan ook afgewezen.
Naf. 2.279.198,00 aan beheersvergoeding en kosten accountant en
Naf. 2.494.352,00 aan ziektekosten/medische uitzending. Het gaat om facturen voor medische kosten gemaakt tussen 10 oktober 2010 en 1 januari 2011 voor ambtenaren die waren overgegaan in dienst van Sint Maarten en pp-patiënten die op Sint Maarten woonden. Eigenlijk had Sint Maarten dit vanaf 10 oktober 2010 zelf moeten bekostigen, maar omdat dit niet van de ene op de andere dag mogelijk was is afgesproken dat de bestaande bekostigingsstructuur nog enige maanden zou worden voortgezet, waarna de facturen ter betaling zouden worden aangeboden aan Sint Maarten.
Beslissing
naar het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten en verzoekt de griffier kopie van de
stukken te doen toekomen aan dat Gerecht;
de periode van 10 oktober 2010 tot 1 januari 2011 tot een bedrag van Naf. 1.512.639,37
betalingen heeft verricht ten behoeve van personen en zorginstellingen in Sint Maarten
en dat die personen en zorginstellingen daarop ingevolge de toen vigerende regelingen
recht hadden;
gebruik maakt van de gelegenheid om bewijs te leveren door middel van getuigen, en zo
ja, hoeveel getuigen zij wil voorbrengen, waarna datum en tijdstip voor getuigenverhoor
zullen worden bepaald, dan wel zal worden voort geprocedeerd;