ECLI:NL:OGEAC:2013:2

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
12 augustus 2013
Publicatiedatum
23 september 2013
Zaaknummer
54097/2012
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling door Stichting Bureau Ziektekostenvoorzieningen aan het Land Sint Maarten

In deze zaak vordert de Stichting Bureau Ziektekostenvoorzieningen (BZV) van het Land Sint Maarten betaling van drie posten, waaronder een bedrag dat Sint Maarten verschuldigd zou zijn uit hoofde van de boedelscheiding van het AVBZ-fonds Nederlandse Antillen. Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft deze vordering afgewezen, omdat BZV geen partij is bij de onderlinge regeling die de boedelscheiding regelt. Daarnaast vordert BZV een bedrag aan beheersvergoeding en kosten voor medische uitzendingen, maar het Gerecht verwijst deze vordering naar het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, omdat de overeenkomst tussen BZV en Sint Maarten bepaalt dat geschillen in onderling overleg moeten worden opgelost en anders aan dat Gerecht moeten worden voorgelegd. Tenslotte vordert BZV een bedrag wegens subsidies die zijn betaald aan zorginstellingen op Sint Maarten, maar het Gerecht laat BZV toe tot bewijs van de betalingen en houdt verdere beslissingen aan. De zaak is gegrond op de onderlinge regeling en de uitvoeringsovereenkomsten tussen de partijen, waarbij het Gerecht de bevoegdheid van Sint Maarten om de zorgkosten te betalen en de verplichtingen van BZV in twijfel trekt. Het vonnis is uitgesproken op 12 augustus 2013.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis in de zaak van:
de stichting
STICHTING BUREAU ZIEKTEKOSTEN VOORZIENINGEN,
gevestigd te Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. H.W. Braam,
tegen

de openbare rechtspersoon HET LAND SINT MAARTEN,

waarvan de zetel is gevestigd te Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.F. Gibson jr.
Partijen worden hierna BZV en Sint Maarten genoemd.

Verloop van de procedure

Het Gerecht is uitgegaan van de navolgende processtukken en proceshandelingen:
- het inleidend verzoekschrift met bewijsstukken, dat op 9 februari 2012 ter griffie is
ingekomen,
- de conclusie van antwoord met bewijsstukken van 8 oktober 2012,
- de conclusie van repliek met bewijsstukken van 17 december 2012,
- de conclusie van dupliek met bewijsstukken van 25 maart 2013,
- de akte uitlating producties van 20 mei 2013.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

Beoordeling

1.
BZV vordert dat Sint Maarten wordt veroordeeld tot betaling van in totaal
Naf. 16.079.271,37. Dat bedrag is opgebouwd uit drie posten die hierna achtereenvolgens zullen worden besproken.
2.
Allereerst een bedrag van Naf. 9.793.082,00. Dit bedrag zou Sint Maarten zijn verschuldigd uit hoofde van de boedelscheiding van het AVBZ-fonds Nederlandse Antillen. Het is het saldo van het aandeel dat Sint Maarten uit dit fonds zou moeten ontvangen (Naf. 24.304.472,00) en het bedrag dat zij nog moet betalen aan achterstallige premies AVBZ (Naf. 34.097.554,00).
3.
Het gaat hier om de splitsing van het vermogen van het AVBZ-fonds van de Nederlandse Antillen, die is geregeld in de Onderlinge regeling boedelscheiding AVBZ-fonds Nederlandse Antillen van 7 september 2010. Partijen bij die overeenkomst zijn Sint Maarten, Curaçao, Nederland en tot aan de opheffing op 10 oktober 2010 ook de Nederlandse Antillen. In artikel 6 is een verdeling bij wijze van voorschot opgenomen, uit te voeren door het AVBZ-Uitvoeringsorgaan van de Nederlandse Antillen. Over dat voorschot konden de landen met ingang van het tijdstip van transitie beschikken.
Sint Maarten voert terecht aan dat BZV geen partij is bij de regeling en ook niet kan worden vereenzelvigd met het AVBZ-Uitvoeringsorgaan van de Nederlandse Antillen van dezelfde naam. BZV is een stichting naar het recht van Curaçao en voert haar taken in en ten behoeve van Curaçao uit, terwijl haar voorgangster een stichting was naar het recht van de Nederlandse Antillen, die taken uitvoerde in en ten behoeve van de Nederlandse Antillen. In de Onderlinge regeling speelt het AVBZ-Uitvoeringsorgaan dan ook een rol tot aan het tijdstip van de transitie. Ingevolge artikel 10 is na de splitsing van het AVBZ-fonds Curaçao belast met bepaalde aangelegenheden, maar zover is het nog niet; het gaat nu immers nog om splitsing van dat fonds. Bovendien is gesteld noch gebleken dat BZV in deze optreedt als vertegenwoordiger van Curaçao. De huidige problematiek wordt bestreken door de artikelen 8 en 9 van de Onderlinge regeling, die voorzien in overleg op uitvoerend niveau tussen de partijen en het voorleggen van geschillen bij de uitvoering aan de partijen gezamenlijk, die vervolgens een onafhankelijke bemiddelaar kunnen aanwijzen die een bindend advies uitbrengt.
BZV heeft aangevoerd dat Sint Maarten nimmer om een dergelijk overleg of aanwijzing van een bemiddelaar heeft verzocht, maar dat kan door elk van de (resterende) partijen bij de regeling worden gedaan. Waar het om gaat is dat deze materie wordt beheerst door de Onderlinge regeling en dat die regeling geen grondslag biedt voor toewijzing van enig bedrag aan BZV. Dit onderdeel van de vordering wordt dan ook afgewezen.
4.
Verder vordert BZV een bedrag van Naf. 4.773.550,00 bestaande uit
Naf. 2.279.198,00 aan beheersvergoeding en kosten accountant en
Naf. 2.494.352,00 aan ziektekosten/medische uitzending. Het gaat om facturen voor medische kosten gemaakt tussen 10 oktober 2010 en 1 januari 2011 voor ambtenaren die waren overgegaan in dienst van Sint Maarten en pp-patiënten die op Sint Maarten woonden. Eigenlijk had Sint Maarten dit vanaf 10 oktober 2010 zelf moeten bekostigen, maar omdat dit niet van de ene op de andere dag mogelijk was is afgesproken dat de bestaande bekostigingsstructuur nog enige maanden zou worden voortgezet, waarna de facturen ter betaling zouden worden aangeboden aan Sint Maarten.
5.
De gelijknamige rechtsvoorgangster van BZV had met het Eilandgebied Sint Maarten overeenkomsten gesloten op basis waarvan BZV zorg droeg voor de administratieve afhandeling van de ziektekostenregeling, waaronder de betaling van ingediende rekeningen en het afrekenen van ziektekosten voor verzekerden in het kader van een afgesproken voorschotregeling. De laatste overeenkomst dateert van 13 oktober 2006 en daaraan is uitvoering gegeven tot 1 januari 2011, toen Sint Maarten de afhandeling ter hand nam. In die overeenkomsten was ook geregeld dat het Eilandgebied Sint Maarten beheerskosten verschuldigd was. Volgens BZV zijn die beheerskosten naderhand een paar keer in onderling overleg verhoogd.
6.
Het bedrag dat thans in geschil is vloeit voort uit genoemde uitvoeringsovereenkomst. Kennelijk vordert BZV, als rechtsopvolgster van BZV Nederlandse Antillen dit bedrag van Sint Maarten, als rechtsopvolgster van het Eilandgebied Sint Maarten. Sint Maarten heeft zich dan ook terecht beroepen op artikel 13 van de uitvoeringsovereenkomst, waarin is bepaald dat geschillen die niet in onderling overleg worden opgelost worden voorgelegd aan het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten. Voor een dergelijke forumkeuze is, anders dan BZV meent, niet vereist dat het Gerecht “bij uitsluiting” bevoegd wordt verklaard. Het feit dat BZV een ander deel van haar vorderingen te Curaçao instelt en de omstandigheid dat zij in Curaçao beslag heeft gelegd kunnen aan deze uitdrukkelijke forumkeuze niet afdoen.
Dit onderdeel van de vordering zal dan ook worden verwezen naar het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten.
7.
Ten slotte vordert BZV een bedrag van Naf. 1.512.639,37 wegens subsidies die vanaf 10 oktober 2010 tot en met 31 december 2010 zijn betaald aan diverse zorginstellingen op Sint Maarten, alsmede zakgeld en verstrekte hulpmiddelen gedurende die periode, ofschoon de daarmee corresponderende afdrachten van premies AVBZ via de landsontvanger en de Eilandbijdrage aan BZV vanaf 10 oktober 2010 niet meer plaatsvonden. Daarop is al in mindering gebracht een bedrag van Naf. 62.383,42 aan ontvangen bijdrage AOV.
8. Sint Maarten heeft niet betwist dat zij vanaf 10 oktober 2010 geen premies AVBZ of andere zorgbijdragen aan BZV heeft afgedragen en evenmin dat de zorg ten behoeve van de inwoners en zorginstellingen in Sint Maarten vanaf die datum voor haar rekening kwam. Voor zover BZV vanaf 10 oktober 2010 niettemin kosten heeft gemaakt ten behoeve van die inwoners en zorginstellingen heeft zij dat bedrag onverschuldigd betaald, dan wel is Sint Maarten ongerechtvaardigd voor dat bedrag verrijkt, doordat zij die kosten, die voor haar rekening kwamen, niet heeft hoeven te betalen.
Dat levert een verbintenis tot ongedaan making van het onverschuldigd betaalde, dan wel tot schadevergoeding tot het bedrag van de verrijking op.
9.
Voorwaarde is dat het gaat om kosten voor zorg waar men volgens de toen vigerende regelingen recht op had en dat de kosten daadwerkelijk zijn voldaan. Sint Maarten heeft zowel het een als het ander betwist, zodat BZV zal worden toegelaten tot het bewijs van de betalingen en van de grondslag daarvoor.
10.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissingen.

Beslissing

Het Gerecht:
- wijst af de vordering tot betaling van Naf. 9.793.082,00;
- verwijst de zaak voor wat betreft de vordering tot betaling van Naf. 4.773.550,00
naar het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten en verzoekt de griffier kopie van de
stukken te doen toekomen aan dat Gerecht;
- laat BZV toe tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit volgt dat zij over
de periode van 10 oktober 2010 tot 1 januari 2011 tot een bedrag van Naf. 1.512.639,37
betalingen heeft verricht ten behoeve van personen en zorginstellingen in Sint Maarten
en dat die personen en zorginstellingen daarop ingevolge de toen vigerende regelingen
recht hadden;
- verwijst de zaak naar de rol van 9 september 2013 opdat BZV kan laten weten of zij
gebruik maakt van de gelegenheid om bewijs te leveren door middel van getuigen, en zo
ja, hoeveel getuigen zij wil voorbrengen, waarna datum en tijdstip voor getuigenverhoor
zullen worden bepaald, dan wel zal worden voort geprocedeerd;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 12 augustus 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.