ECLI:NL:OGEAC:2013:BZ8820

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
22 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AR 2013/60666KG
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over betaling van geldsom en rechtsgeldigheid van gunning aan Intelligent Development Group N.V.

In een kort geding procedure heeft de naamloze vennootschap Intelligent Development Group N.V. (IDG) een vordering ingesteld tegen de openbare rechtspersoon Het Land Curaçao. De vordering betreft de betaling van een geldsom van Naf. 203.520,00, die IDG stelt te vorderen als voorschot voor de resterende vier maanden van een opdracht die aan haar was gegund. De zaak is behandeld op 14 maart 2013, waarbij IDG heeft gesteld dat zij het geld dringend nodig heeft en dat het resultaat van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Het Land heeft verweer gevoerd en betwist dat de gunning van de opdracht volgens de regels is verlopen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang is, maar dat er nader onderzoek nodig is naar de feiten, met name of de gunning van de opdracht en de verrichte diensten door IDG rechtmatig zijn geweest.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vordering van IDG niet kan worden toegewezen, omdat niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Het Gerecht heeft geconcludeerd dat de gevraagde voorzieningen moeten worden geweigerd, met verwijzing van IDG in de proceskosten, die aan de zijde van Het Land zijn begroot op Naf. 1.500,00. Het vonnis is uitgesproken op 22 maart 2013 door mr. A.J. Beukenhorst, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en is openbaar gemaakt in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Zaaknummer: AR 2013/60666KG
Vonnisdatum: 22 maart 2013
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis in kort geding in de zaak van:
de naamloze vennootschap INTELLIGENT DEVELOPMENT GROUP N.V.,
gevestigd te Curaçao,
eiseres,
gemachtigde mr. E. Moenir-Alam,
tegen:
de openbare rechtspersoon HET LAND CURAÇAO,
waarvan de zetel is gevestigd te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde mr. G.H.E. Camelia.
Partijen zullen hierna IDG en het Land worden genoemd.
Verloop van de procedure
Ter terechtzitting van 14 maart 2013 heeft IDG gesteld en gevorderd overeenkomstig het inleidend verzoekschrift met bewijsstukken, met dien verstande dat het Land met zijn instemming is aangemerkt als de gedaagde partij.
Het Land heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Zijn eis in reconventie heeft het Land laten varen, omdat daarvan niet tijdig bericht aan de rechter en de tegenpartij was gestuurd.
Na verder debat is vonnis is gevraagd.
Feiten
1. Het Gerecht is uitgegaan van de volgende feiten:
a. Bij brief van 15 januari 2012, op papier van het Ministerie van Bestuur, Planning & Dienstverlening, heeft [ ]MBA, interim Sector Directeur Publieke Dienstverlening, aan IDG bericht, naar aanleiding van de door IDG gedane offerte van 24 november 2011 in het kader van de aanbesteding van het project “Inhuren van externe deskundige i.v.m. evaluatie technische inrichting m.b.t. het Call Centrum”, dat de regering van Curaçao, vertegenwoordigd door de Minister van Bestuur, Planning & Dienstverlening, bereid is het project aan haar te gunnen, dit onder meer onder de voorwaarde dat aan het project uitvoering wordt gegeven conform de daarbij behorende Terms of Reference.
b. De offerte waarnaar in de brief van 15 januari 2012 werd verwezen beslaat, voor zover overgelegd, twee pagina’s, waarin sprake is van een eerste fase van inventarisatie van twee maanden voor een bedrag van Naf. 53.200,00 en een tweede fase van uitvoering van twaalf maanden voor een bedrag van Naf. 48.000,00 per maand.
c. In de overgelegde Terms of Reference behorende bij dit project wordt niet onderscheiden in fasen. Volgens artikel 5 is het op te leveren product een evaluatierapport als in dat artikel nader omschreven. Volgens artikel 6 dient het resultaat van dit project als input voor vervolgtrajecten en dient het project binnen twee maanden na de gunning van de opdracht te zijn opgeleverd.
d. Volgens een stuk van de regering van Curaçao met zaaknummer 2012/22334 en onderwerp “Machtiging aangaan overeenkomst met Intelligent Development Group tbv evaluatie Technische Inventarisatie Bentana di Informashon” is de Ministerraad op of omstreeks 17 april 2012 akkoord gegaan met dit voorstel van Minister Jamaloodin en is het naar de Minister van Bestuur, Planning & Dienstverlening gegaan voor verdere behandeling.
e. Het Land heeft IDG betaald voor de eerste fase en voor acht van de twaalf maanden van de tweede fase. De laatste betaling had betrekking op september 2012. Vanaf juli 2012 heeft IDG geen werkzaamheden meer kunnen verrichten, althans verricht.
Geschil
2. IDG vordert thans bij wijze van voorschot betaling van de resterende vier maanden van de tweede fase ofwel Naf. 203.520,00, vermeerderd met incassokosten en de wettelijke rente vanaf datum verschuldigdheid van de verschillende termijnen tot aan het moment van betaling.
3. Zij stelt daartoe dat het water haar aan de lippen staat, omdat zij mensen heeft ingehuurd voor een jaar en geen betaling meer ontvangt.
4. Het Land heeft verweer gevoerd, waarop hierna voor zover van belang zal worden ingegaan.
Beoordeling
5. Een vordering tot betaling van een geldsom is in kort geding alleen toewijsbaar als voldoende aannemelijk is dat die geldsom in de bodemprocedure zal worden toegewezen en van de eiser niet kan worden gevergd dat hij die bodemprocedure afwacht. Ook het restitutierisico speelt een rol.
6. IDG heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij het geld zo dringend nodig heeft dat zij het resultaat van een bodemprocedure niet kan afwachten.
Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.
7. Het Land heeft vraagtekens gezet bij de geldigheid van de gunning, dan wel van de totstandkoming van de overeenkomst van opdracht. De interim sector directeur zou daartoe in januari 2012 niet bevoegd zijn geweest en het akkoord van de Ministerraad heeft alleen betrekking op de twee maanden als vermeld in de Terms of Reference. Aan SOAB is opdracht gegeven uit te zoeken hoe een en ander in zijn werk is gegaan.
8. Inderdaad is niet zonder meer duidelijk of de gunning geheel volgens de regels is verlopen. Daarbij geldt dat het in een kleinschalige samenleving, waar persoonlijke verhoudingen een grote rol spelen en een expliciete weigering niet makkelijk wordt gegeven, van verhoogd belang is dat regels inzake bevoegdheid en formele besluitvorming strikt in acht worden genomen. Anderzijds heeft IDG voor de eerste fase en voor acht van de twaalf maanden van de tweede fase betaling ontvangen, wat erop wijst dat de destijds bevoegde instanties akkoord zijn gegaan met de opdracht. Een en ander vergt nader onderzoek naar de feiten, waarvoor dit kort geding zich niet leent.
9. Ook het verweer van het Land dat tegenover de verrichte betalingen door IDG geen of onvoldoende diensten zijn geleverd en dat het Land dus gerechtigd was de betalingen op te schorten, vergt een nader onderzoek naar de feiten.
Het had op de weg van IDG gelegen op voorhand aannemelijk te maken dat zij waar voor haar geld heeft geleverd, bijvoorbeeld door overlegging van het volgens de Terms of Reference na twee maanden op te leveren evaluatierapport.
IDG heeft echter niet duidelijk kunnen maken welke diensten of producten zij daadwerkelijk heeft verricht of geleverd voor de aanzienlijke bedragen die haar zijn betaald.
10. Het voorgaande betekent dat de gevraagde voorziening zal worden geweigerd, met verwijzing van IDG als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, die aan de zijde van het Land worden begroot op Naf. 1.500,00 wegens salaris van de gemachtigde.
Beslissing
Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
- weigert de gevraagde voorzieningen;
- verwijst IDG in de proceskosten, aan de zijde van het Land begroot op
Naf. 1.500,00;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2013, in aanwezigheid van de griffier.