GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
1. de naamloze vennootschap CCR INVESTMENT N.V.,
2. de naamloze vennootschap PB HOTEL INVESTMENT N.V.,
beiden gevestigd te Curaçao,
eiseressen,
gemachtigden: mrs. Th. Aardenburg en X.A. Chelius,
de naamloze vennootschap DESAL PRO N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende op Bonaire en mede kantoorhoudende te Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.C.A. Gonzales.
Partijen zullen hierna Hilton en Breezes, gezamenlijk Hilton c.s., respectievelijk Desal Pro worden genoemd.
1. Verloop van de procedure
1.1 Het Gerecht is uitgegaan van de volgende processtukken:
- het inleidend verzoekschrift met producties van 24 juli 2012;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de akte houdende aanvulling van eis zijdens Hilton c.s. d.d. 9 januari 2013 met producties;
- de pleitaantekeningen zijdens partijen d.d. 9 januari 2013.
1.2 Vonnis is nader bepaald op heden.
2.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd betwist mede ook blijkend uit de overgelegde producties, voor zover niet bestreden, staat onder meer het volgende tussen partijen vast:
2.2 Hilton en Breezes zijn elk apart, in december 2005, een contract met Desal Pro aangegaan voor de productie en levering van (drink)water(hierna: de contracten).
2.3 In de contracten is een arbitrageclausule opgenomen. Voorts zijn partijen overeengekomen dat het recht van de Nederlandse Antillen, thans het recht van Curaçao, van toepassing is op de contracten.
2.4 Hilton c.s. heeft op 14 oktober 2010 de contracten buitengerechtelijk ontbonden omdat zij van mening is dat Desal Pro is tekort geschoten in haar verplichtingen die uit de contracten voortvloeien.
2.5 Desal Pro heeft, nadat zij het Gerecht heeft benaderd en het Gerecht zich onbevoegd heeft verklaard, de arbitrageprocedure opgestart. Desal Pro heeft -verkort weergegeven en voor zover relevant- gevorderd dat het scheidsgerecht voor recht verklaart dat de contracten niet rechtsgeldig zijn ontbonden en dat Hilton c.s. de contracten dient na te komen dan wel de schade die Desal Pro heeft geleden dient te vergoeden. Hilton c.s. heeft een eis in reconventie ingesteld en gevorderd dat het scheidsgerecht voor recht verklaart dat Desal Pro toerekenbaar is tekort geschoten in haar verplichtingen die uit de contracten voortvloeien en dat Desal Pro uit dien hoofde aansprakelijk is voor de schade die Hilton c.s. dienaangaande heeft geleden.
2.6 Het scheidsgerecht, bestaande uit drie arbiters, heeft op 10 mei 2012 een arbitraal tussenvonnis (hierna: het tussenvonnis) en op 13 augustus 2012 een arbitraal eindvonnis (hierna: het eindvonnis) in de arbitrageprocedure gewezen. De plaats van arbitrage is blijkens genoemde vonnissen Curaçao geweest.
2.7 Door het wijzen van het eindvonnis is de arbitrageprocedure tot een eind gekomen. Volgens de arbitrageclausule kunnen partijen niet in beroep gaan tegen een arbitraal vonnis.
3.1 Hilton c.s. heeft, na een wijziging van eis, het Gerecht verzocht, -verkort weergegeven-, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, zowel het tussenvonnis als het eindvonnis nietig te verklaren, althans te vernietigen, althans de onderhavige procedure voor bepaalde tijd te schorsen om het scheidsgerecht in de gelegenheid te stellen die maatregelen te treffen die nodig zijn om aan de bezwaren van Hilton c.s. zoals die in het verzoekschrift zijn verwoord, tegemoet te komen, met veroordeling van Desal Pro in de kosten van het geding.
3.2 Hilton c.s. heeft aan haar vordering ¬-verkort weergegeven- het volgende ten grondslag gelegd.
Het tussenvonnis en het daaropvolgende eindvonnis zijn in strijd met de openbare orde en de fundamentele beginselen van procesrecht, meer in het bijzonder met de motiveringsplicht en het beginsel van hoor en wederhoor. Het scheidsgerecht heeft het bewijsaanbod van Hilton c.s. gepasseerd, zonder het te motiveren. Hierdoor heeft het scheidsgerecht belangrijke door Hilton c.s. aangevoerde feiten onbesproken gelaten en niet meegewogen in zijn eindbeslissing in het tussenvonnis. Het voorgaande verwijt valt onder artikel 34 lid 1 juncto lid 2 onderdeel b ii) juncto artikel 6 van de Uncitral Model Law on International Commercial Arbitration, zoals laatstelijk vastgesteld door de United Nations Commission on International Trade (versie 2006) (hierna: de Model law of ML) en levert aldus een grond voor de nietigheid althans vernietigbaarheid van de arbitrale vonnissen. Hilton c.s. doet verder een beroep op de vernietigingsgrond vervat in artikel XI B van de arbitrageclausule, die inhoudt dat een arbitraal vonnis tussen de partijen niet definitief en bindend is indien de beslissing evident in strijd is met het recht.
3.3 Het scheidsgerecht heeft in het tussenvonnis als eindbeslissing geoordeeld dat Desal Pro niet toerekenbaar is tekortgeschoten in haar verplichtingen jegens Hilton c.s. Het scheidsgerecht is op de hoogte gebracht van het verzoek van Hilton c.s. aan het Gerecht om het tussenvonnis te vernietigen maar heeft dit niet als aanleiding gezien om op zijn eindbeslissing in het tussenvonnis terug te komen of om het eindvonnis aan te houden. Het scheidsgerecht heeft in het eindvonnis aan Desal Pro schadevergoeding toegekend en de omvang van de schadevergoeding bepaald.
3.4 Desal Pro heeft gemotiveerd verweer gevoerd dat strekt tot niet-ontvankelijk verklaring van Hilton c.s. in haar vordering, althans afwijzing van haar vordering, met veroordeling van Hilton c.s. in de kosten van het geding.
3.5 Op de stellingen van partijen wordt -voor zover van belang- hierna nader ingegaan.
4.1 Hilton c.s. heeft bij het verzoekschrift van 24 juli 2012 -verkort weergegeven- de vernietiging van het tussenvonnis verzocht. Bij de akte houdende aanvulling van eis d.d. 9 januari 2013 heeft zij haar eis aangevuld door ook de vernietiging van het eindvonnis te verzoeken.
4.2 Op de arbitrageovereenkomst is het formele (arbitrage)recht van de plaats van arbitrage van toepassing. De plaats van arbitrage is Curaçao, derhalve is het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering van toepassing. Op grond van artikel 1020 van het toepasselijke Wetboek van burgerlijke rechtsvordering is op een arbitrageprocedure de Engelse versie van de Model Law van toepassing.
4.3 Waar de ontvankelijkheid van Hilton c.s. in de door haar ingestelde vernietigingsactie, ook ten aanzien van het arbitrale tussenvonnis, de vraag betreft naar de toegang tot de overheidsrechter is dit een vraag van openbare orde die het Gerecht ambtshalve moet beoordelen (vgl. HR 20 juni 2003, NJ 2004, 569, rov. 4.4).
4.4. Ingevolge artikel 34, lid 1 ML bestaat ‘recourse to a court against an arbitral award (…) by an application for setting aside’. Naar het oordeel van het Gerecht houdt het begrip ‘arbitral award’ in deze bepaling enkel in een geheel of gedeeltelijk arbitraal eindvonnis en niet een arbitraal tussenvonnis. Immers, indien bij de overheidsrechter een vernietigingsprocedure ingesteld zou kunnen worden reeds tegen een arbitraal tussenvonnis, ook voor zover dat geen gedeeltelijk eindvonnis inhoudt, dan wordt daarmee onaanvaardbaar afbreuk gedaan aan het met een arbitrageprocedure beoogde voortvarende procesverloop, nog daargelaten de complicaties in de verhouding tussen de overheidsrechter bij wie een vernietigingsprocedure loopt en het scheidsgerecht indien de arbitrale procedure na het arbitrale tussenvonnis wordt voortgezet (vgl. HR 20 juni 2003, NJ 2004, 569, rov. 4.2). Hilton c.s. is derhalve niet-ontvankelijk in haar verzoek tot vernietiging van het tussenvonnis nu dit tussenvonnis geen gedeeltelijke eindvonnis bevat.
4.5. Het eindvonnis dateert van 13 augustus 2012. Hilton c.s. moest op grond van artikel 34 lid 3 ML binnen drie maanden na 13 augustus 2012 de vernietiging van het eindvonnis bij het gerecht hebben verzocht, hetgeen zij heeft nagelaten. Zij heeft pas op 9 januari 2013 de vernietiging van het eindvonnis verzocht. Hilton c.s. is derhalve niet-ontvankelijk in haar verzoek tot vernietiging van het eindvonnis.
4.6. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – geen verdere bespreking en beoordeling meer.
4.7. Hilton c.s. zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van Desal Pro waarbij voor de bepaling van de hoogte van het gemachtigdensalaris enigszins zal worden aangeknoopt bij het belang van de zaak zoals dit blijkt uit het eindvonnis. De proceskosten aan de zijde van Desal Pro worden aldus begroot op NAF. 11.400,00 (3 x NAF. 3.800,00) aan gemachtigdensalaris.
verklaart Hilton c.s. niet ontvankelijk in haar verzoek;
veroordeelt Hilton en Breezes hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van het geding aan de zijde van Desal Pro gerezen en tot aan deze uitspraak begroot op NAF. 11.400,00 aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. de Kort, rechter bij het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2013, in aanwezigheid van de griffier.