1.de besloten vennootschapREFINERIA ISLA CURAÇAO B.V.,
gevestigd te Curaçao,
2. de rechtspersoon naar het recht van Venezuela
PETROLEOS DE VENEZUELA S.A.,
gevestigd te Caracas, Venezuela,
gedaagden,
gemachtigde: mr. ir. R. Rijnberg.
Partijen worden hierna Monumentenzorg, SSP, Isla en PdVSA genoemd.
Verder verloop van de procedure
Het Gerecht is uitgegaan van de volgende processtukken:
- het vonnis van 25 november 2013 en de daarin vermelde processtukken,
- de conclusie van dupliek, met bewijsstukken, van 3 februari 2014,
- de akte houdende wijziging van eis en overlegging producties, met bewijsstukken,
van 3 april 2014,
- de aantekeningen van de griffier van de op 8 april 2014 gehouden pleidooien, alsmede
de daarbij overgelegde bewijsstukken en pleitaantekeningen.
Nadien is de zaak voor langere tijd aangehouden vanwege schikkingsonderhandelingen, waarna alsnog vonnis is gevraagd. De zaak tegen de aanvankelijk mede gedaagde partij Refineria Isla (Curazao) S.A., gevestigd te Caracas, is met instemming van die partij ingetrokken. Vonnis is bepaald op heden.
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, alsmede op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van overgelegde bewijsstukken, staat het volgende vast:
Monumentenzorg is eigenares van het aan de salinja Sint Marie te Curaçao gelegen natuurgebied Jan Kok. SSP is eigenares van een aan de zuidwest kant van de salinja Sint Marie gelegen perceel grond, dat zij voor bewoning wil ontwikkelen.
Isla huurt en exploiteert de Curaçao Oil Terminal (COT) bij Bullenbaai en is houdster van de ter zake afgegeven hindervergunning. Voordien werd de COT geëxploiteerd door Refineria Isla (Curazao) S.A., aan wie de hindervergunning in 1997 werd afgegeven, en daarvoor door PdVSA.
In de hindervergunning wordt Attachment “F” gedefineerd als “Milieuregelgeving zoals aan deze vergunning gehecht in de vorm van Attachment “F” (....) PdVSA stemt ermee in om zich te houden aan Attachment “F” ”.
Op 18 augustus 2012 zijn zogenaamde slops - dat zijn olieresten en water – vanuit een tank van de COT in de achterliggende installaties gestroomd en van daaruit in zee. Die lekkage werd veroorzaakt doordat de afsluiter van de desbetreffende tank ten onrechte enige tijd open had gestaan. De signalering op het bedieningspaneel van de controle kamer had weliswaar aangegeven dat de afsluiter niet geheel en al gesloten was, maar de werknemer van Isla die eropuit was gestuurd om die afsluiter ter plaatse te controleren had ten onrechte gerapporteerd dat die gesloten was en de werknemer van Isla die de leiding had in de controle kamer had het vervolgens daarbij gelaten, zonder na verloop van tijd het niveau in de tank te controleren. Doordat water uit de tank bleef stromen, zakten de zich bovenin de tank bevindende slops tot het niveau van het aftappunt en stroomden de slops het deel van de installatie in dat is bestemd voor het scheiden van water en olie.
De daarop volgende dagen zijn olieresten het binnenwater van de salinja Sint Marie ingestroomd, waardoor onder meer het natuurgebied Jan Kok en percelen van SSP zijn vervuild.
De zee ingang van de salinja Sint Marie ligt ongeveer twee kilometer ten noordwesten van de COT. Langs de zuidwest kust van Curaçao loopt een aanzienlijke stroming in noordwestelijke richting. De heersende windrichting omstreeks 18 augustus 2012 was oost/zuidoost.
Geschil
2. Monumentenzorg en SSP vorderen na wijziging van eis dat Isla en PdVSA worden veroordeeld tot betaling van € 38.300 wegens kosten van deskundigenonderzoek naar de schade en van een voorschot van Naf. 500.000,00, althans Naf. 250.000,00 wegens nog te maken kosten voor verder onderzoek en herstel van de salinja Sint Marie en omliggend gebied. Verder vorderen zij dat Isla en PdVSA worden veroordeeld tot vergoeding van de overige schade die zij lijden als gevolg van de olievervuiling van de salinja Sint Marie en omliggende gebieden, veroorzaakt door oil spills te Bullenbaai in augustus 2012 en overige aan Isla en PdVSA toe te rekenen oil spills, nader op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2012. Ten slotte vorderen zij dat het Isla en PdVSA wordt verboden olie in concentraties van meer dan 100 ppm (de norm in de hindervergunning) bij Bullenbaai in zee te lozen of anderszins in zee terecht te laten komen, althans Isla en PdVSA te gebieden te verhinderen dat zodanige lozingen de Boca Sint Marie bereiken, bijvoorbeeld door de aanleg van een door hen te bouwen, te onderhouden en te beheren sluis, een en ander met hun verwijzing in de proceskosten.
3. Monumentenzorg en SSP stellen daartoe dat de olie die hun terreinen heeft vervuild afkomstig is van de door Isla geëxploiteerde COT en vanwege fouten van het personeel van Isla in zee terecht is gekomen en vervolgens in de salinja. Het laten lekken van de olie is in meerdere opzichten onrechtmatig jegens hen. Hun eigendommen zijn erdoor beschadigd, het is in strijd met de hindervergunning en met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt. Het door hen ingeschakelde onderzoeksbureau Dekra Caribbean N.V. heeft een oriënterend onderzoek uitgevoerd voor een bedrag van
€ 11.500,00. De kosten voor de volgende fase van het onderzoek, waarin het erom gaat in welke gebieden verder onderzoek noodzakelijk is, waar verdere reinigingsmaatregelen nodig zijn en welke schade als onherstelbaar moet worden aangemerkt, worden begroot op € 26.800,00. De kosten voor aansluitend bodem- en waterbodemonderzoek en de definiteve vaststelling van de schade worden begroot op Naf. 250.000,00. De kosten voor het ongedaan maken van de verontreiniging van het strand worden door Dekra begroot op Naf. 350.000,00. Teneinde nieuwe schadegevallen te voorkomen, vorderen Monumentzorg en SSP een verbod op verdere olielekkages die de limiet in de hindervergunning overschrijden. Zij geven echter de voorkeur aan een door Isla en PdVSA te treffen technische voorziening waarmee de salinja en het omliggende gebied kunnen worden beschermd.
4. Isla en PdVSA hebben allereerst bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis. De vermeerderde eis verschilt echter niet zodanig van de oorspronkelijke dat zij daardoor onredelijk in hun verdediging zijn geschaad of het proces daardoor onredelijk wordt vertraagd. De vermeerdering van eis is dan ook niet in strijd met een goede procesorde, zodat het bezwaar daartegen wordt verworpen.
5. Op de overige verweren zal hierna voor zover van belang worden ingegaan.
PdVSA heeft aangevoerd dat zij niets te maken heeft met de exploitatie van de COT en ook niet anderszins aansprakelijk is voor de eventuele schadelijke gevolgen van het in zee lekken van olie daar. Met de bedrijfsvoering van haar dochter Isla bij de Bullenbaai Terminal heeft zij geen bemoeienis. PdVSA is partij bij de samenwerkingsovereenkomsten uit 1985 en uit 1994 met thans het Land Curaçao, waarin de voorwaarden werden geregeld waaronder zij de activiteiten ging ontplooien die tot dan door Shell waren verricht. Attachment “F” bevat algemene milieuvoorchriften voor bedrijven die milieu belastende activiteiten op Curaçao verrichten. PdVSA heeft die destijds aanvaardbaar beschouwd, omdat de exploitatie van de Bullenbaai Terminal daarmee commercieel haalbaar zou zijn. Vandaar dat in de definite is opgenomen dat PdVSA ermee instemt zich te houden aan Attachment “F”. Dat betekent echter niet dat PdVSA daarmee aan de hindervergunning is gebonden.
7. Tegenover deze gemotiveerde betwisting hebben Monumentenzorg en SSP niet duidelijk kunnen maken waarom PdVSA aansprakelijk zou zijn voor de eventuele schadelijke gevolgen van het in zee lekken van olie bij de door Isla geëxploiteerde Bullenbaai Terminal. De enkele zinsnede in de definitie van Attachment “F” in de hindervergunning is daarvoor onvoldoende. De vordering tegen PdVSA zal dan ook worden afgewezen. Gelet op de samenhang met de veel bewerkelijker zaak tegen Isla zullen de kosten worden begroot op nihil.
8. Indien komt vast te staan dat de olie waardoor de terreinen van Monumentenzorg en SSP in de dagen na 18 augustus 2012 is vervuild afkomstig is van de hiervoor onder 1c. vermelde lekkage uit een tank van de door Isla geëxploiteerde Bullenbaai Terminal, dan heeft Isla daarmee onrechtmatig jegens Monumentenzorg en SSP gehandeld en is zij aansprakelijk voor de door hen als gevolg daarvan geleden schade. Zoals onder 1c. vastgesteld, is de lekkage immers veroorzaakt door fouten van ondergeschikten van Isla, begaan in het kader van de bedrijfsuitoefening van Isla.
Ook als de olie (deels) afkomstig zou zijn van andere lekkages bij de COT is Isla overigens aansprakelijk voor eventueel daardoor veroorzaakte schade, omdat die krachtens verkeersopvattingen voor haar rekening komt als uitvloeisel van haar bedrijfsuitoefening.
9. Het is aan Monumentenzorg en SSP om tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door Isla te bewijzen dat de olie waardoor zij schade hebben geleden afkomstig is van de COT.
10. In dat bewijs zijn zij voorshands geslaagd. De omstandigheden dat bij de COT op 18 augustus 2012 olie in zee is gestroomd, dat de heersende stroom en wind toen richting de ongeveer twee kilometer verder gelegen zee ingang van de salinja stonden en dat de salinja in de dagen na 18 augustus 2012 met olie (resten) is vervuild, rechtvaardigen het vermoeden dat de in de salinja aangetroffen olie afkomstig is van de COT. Daar komt bij dat niet gebleken is van een andere concrete veroorzaker. Ten slotte is van belang dat Isla op 28 augustus 2012 een persbericht heeft doen uitgaan, waarin zij heeft meegedeeld dat in de avonduren van 18 augustus 2012 olie uit olietank 9056 bij Bullenbaai in zee terecht is gekomen, dat haar inspecteur op 23 en 24 augustus de situatie in het gebied van de baai van Jan Kok heeft bekeken, dat Isla oliemonsters heeft verzameld en in haar laboratorium heeft geanalyseerd en dat Isla moet bevestigen dat het resultaat overeenkomt met de specificaties van de olie uit tank 9056. Bij dit laatste gaat het er niet om of dit persbericht kan worden opgevat als een erkentenis door Isla, maar dat een geroutineerd bedrijf als Isla een dergelijk bericht niet dagen na een olielekkage doet uitgaan als zij er niet van overtuigd is dat het gaat om olie afkomstig van haar terminal.
11. Isla zal in de gelegenheid worden gesteld dit bewijsvermoeden te ontzenuwen door te bewijzen dat de olie die op de terreinen van Monumentenzorg en SSP is aangetroffen afkomstig is van een andere vervuiler dan de COT.
12. De zaak zal worden verwezen naar de rol van 18 augustus 2014, opdat Isla kan laten weten of zij bewijs wil leveren door getuigen, waarna een dag voor verhoor zal worden bepaald, dan wel zal worden voortgeprocedeerd.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
- wijst de vordering tegen PdVSA af;
- verwijst Monumentenzorg en SSP in de op nihil begrote kosten aan de zijde van
PdVSA;
laat Isla toe tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit kan volgen dat
de olie die eind augustus 2012 op de terreinen van Monumentenzorg en SSP is
aangetroffen afkomstig is van een andere vervuiler dan de COT;
- verwijst de zaak naar de rol van 18 augustus 2014, opdat Isla kan doen weten of
zij bewijs wil leveren door getuigen en zo ja, hoeveel getuigen zij wil
voorbrengen, waarna datum en tijdstip voor getuigenverhoor zullen worden
bepaald, dan wel zal worden voortgeprocedeerd;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 21 juli 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.