ECLI:NL:OGEAC:2015:15

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
11 maart 2015
Publicatiedatum
10 november 2015
Zaaknummer
500.00907/14
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C.B. Hubben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van vuurwapenbezit en medeplichtigheid aan gewapende overval op Toko Kadushi

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 11 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1994 en woonachtig op Curaçao, die betrokken was bij een gewapende overval op de Chinese toko Kadushi op 20 november 2014. De verdachte heeft samen met medeverdachten een voorverkenning uitgevoerd en hen naar de plaats delict gebracht, maar het Gerecht oordeelde dat de bijdrage van de verdachte niet voldoende was om te spreken van medeplegen van de overval. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan de diefstal en het bezit van een vuurwapen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, maar het Gerecht legde een straf op van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht. De verdachte was een first offender en het Gerecht hield rekening met zijn jeugdige leeftijd en de omstandigheden waaronder het delict was gepleegd. De inbeslaggenomen auto van de verdachte werd verbeurd verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1994 te Curaçao,
wonende te Curaçao,
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.B. Wilsoe.
De officier van justitie, mr. L. Forbes-Vicento, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het onder feit 1 primair tenlastegelegde en feit 2 tenlastegelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie verbeurdverklaring gevorderd van de onder de verdachte inbeslaggenomen auto.
De raadsman heeft verweer gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:….

3.Voorvragen

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Vrijspraak

ten aanzien van het onder 1 primair (medeplegen) tenlastegelegde:
Anders dan de officier van justitie heeft het Gerecht uit het onderzoek op de terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging met een ander of anderen plegen van de tenlastegelegde atrako.
Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Dit is slechts dan het geval indien de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is (het Gerecht verwijst naar het arrest van de Hoge Raad d.d. 2 december 2014 ECLI:NL:HR:2014:3474) . Bij medeplichtigheid daarentegen betreft het kernverwijt het bevorderen en/of vergemakkelijken van het delict dat wordt begaan door een ander dan de verdachte.
De verdachte heeft, blijkens de te bezigen bewijsmiddelen, zelf geen uitvoeringshandelingen verricht. De gedragingen van de verdachte voorafgaande, tijdens en na afloop het delict, te weten het met zijn auto samen met de medeverdachten verrichten van een voorverkenning van de plaats delict, het vervolgens met zijn auto vervoeren van de medeverdachten naar de plaats delict, alsmede het ter plaatse opwachten van de medeverdachten tijdens het plegen van de overval, leveren op zichzelf beschouwd naar het oordeel van het Gerecht niet een zodanig significante bijdrage aan de gepleegde overval op dat gesproken kan worden van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en degenen die de overval feitelijk hebben uitgevoerd. Voorts is het Gerecht niet gebleken van bijkomende omstandigheden die in onderling verband en samenhang bezien met voornoemde gedragingen tot een ander oordeel leiden. Nu niet is komen vast te staan dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gehandeld, zal hij worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde.
4B. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
Het Gerecht komt tot bewezenverklaring van het onder feit 1 subsidiair (medeplichtigheid) en het onder feit 2 ten laste gelegde op grond van de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2:
1. Proces-verbaal van aangifte d.d. 20 november 2014, pagina 8 tot en met 10, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van de aangever [ ]:
Op 20 november 2014 stond ik achter de balie van Toko [ ] 1 in Curaçao. Op een gegeven moment zijn twee jongens met bedekte gezichten de zaak binnen komen rennen met vuurwapens in de handen. De daders richtten vuurwapens op mij en zijn over de balie gesprongen. Een dader heeft mij tegen mijn voorhoofd geslagen. Een dader heeft een zak met munten van NAf 5,-, een stapeltje biljetten van NAf 10,- en een stapeltje biljetten van NAf 25,- gepakt uit de kassalade. Een dader heeft twee flessen whisky gepakt. Daarna zijn ze uit de toko gevlucht.
2. Proces-verbaal van 2de verhoor d.d. 22 november 2014, pagina 21 tot en met 24 (persoonsdossier [medeverdachte]) inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van de verdachte [medeverdachte]:
Ik heb op 20 november 2014 samen met [2 medeverdachten] een beroving gepleegd op de Chinese toko Kadushi. Op die dag had ik via mijn telefoon contact met [verdachte] gemaakt. In grote lijnen gaf ik hem door dat ik geen geld had en dat hij klaar is om een beroving te gaan plegen zodat wij aan geld kunnen komen. In de avonduren kwam hij bij mij thuis met zijn auto. Ik zei tegen hem dat ik geld nodig had. Hij bleef ook zeggen dat hij geld nodig had. Ik had al een vuurwapen bij me. Verder besloot ik oude kleren mee te nemen om als gezichtsbedekking te gebruiken. Na een poosje praten reden wij weg. Bij een Chinees restaurant kwam ik [medeverdachte 2] tegen. Ik vertelde [medeverdachte 2] dat wij van plan waren een beroving te gaan plegen. [medeverdachte 2] ging ermee akkoord en stapte in. Daarna zijn wij op zoek gegaan naar een plaats om te beroven. Bij de Chinese toko zagen wij dat er geen klanten waren. [verdachte] reed door en parkeerde de auto in een andere straat en liet ons daar uitstappen om de beroving te plegen. Voordat wij uitstapten hadden wij onze gezichten bedekt met de T-shirts die ik had meegenomen. Hierna renden wij naar de toko. Binnen haalde ik het vuurwapen tevoorschijn en richtte dit op de Chinese man. Vervolgens sprong ik over de toonbank en ging achter de balie. Tegelijkertijd sprong [medeverdachte 2] ook over de toonbank. Ik hield de man onder schot. [medeverdachte 2] nam geld uit de kassa. Ik nam twee flessen whisky mee. Buiten besloten wij te vluchten richting waar wij waren uitgestapt.
3. Proces-verbaal van 1ste verhoor d.d. 21 november 2014, pagina 16 tot en met 20 (persoonsdossier [medeverdachte 2]) inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van de verdachte [medeverdachte 2]:
Gisteren ben ik door [medeverdachte] opgehaald met de auto, een grijze Toyota Tercel. [medeverdachte] was samen met een andere man. [medeverdachte] zat als bijrijder in de auto. Op een gegeven moment trok [medeverdachte] onder de bijrijdersstoel een pistool tevoorschijn en zei “kom we gaan een overval plegen op toko Kadushi”. Ik ging ermee akkoord. Ik kreeg te horen dat ik het geld bij de Chinees moest pakken en [medeverdachte] zou het wapen op hem richten en hem bedreigen. We reden naar toko Kadushi. We hebben in een van de zijstraten geparkeerd. [medeverdachte] en ik hebben onze gezichten bedekt met een T-shirt. Binnen heeft [medeverdachte] het wapen getrokken en gericht op de Chinees achter de kassa. We zijn achter de toonbank gesprongen en ik heb geld uit de kassa weggenomen. [medeverdachte] heeft twee flessen whisky gepakt. Daarna zijn we naar buiten gerend. De bedoeling was dat we richting de geparkeerde auto zouden rennen.
4. Proces-verbaal van 2e verhoor d.d. 22 november 2014, pagina 21 tot en met 24 (persoonsdossier [medeverdachte 2]) inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van de verdachte [medeverdachte 2]:
Ik heb de Chinees aan zijn handen vastgepakt en hem tegen zijn voorhoofd geslagen. De grijze Toyota Tercel was op ons aan het wachten.
5. Proces-verbaal van 3e verhoor d.d. 22 november 2014, pagina 28 tot en met 30 (persoonsdossier [verdachte]) inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van de verdachte:
Op 22 november 2014 heb ik [medeverdachte] thuis opgehaald. [medeverdachte] zei tegen mij dat hij een vuurwapen had dat wij zouden gaan gebruiken bij de beroving. Ik zag dat hij het vuurwapen in zijn rechter broekzak had. Met [medeverdachte] samen heb ik een vriend van [medeverdachte] opgehaald bij een Chinees restaurant. De plek waar ik ben aangehouden door de politie is de plek waar ik had geparkeerd in afwachting van [medeverdachte] en de andere man tijdens de beroving.
6. Proces-verbaal van 1ste verhoor d.d. 21 november 2014, pagina 16 tot en met 20 (persoonsdossier [medeverdachte]) inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van de verdachte [medeverdachte]:
Ik word door mijn vrienden [medeverdachte] genoemd.
7. Proces-verbaal van forensisch onderzoek aan een op vuurwapen en munitie gelijkende voorwerpen d.d. 16 februari 2015 (los stuk) inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [ ], medewerker team forensische opsporing, korps politie Curaçao:
Het op 20 november 2014 bij verdachten [medeverdachten] en [verdchte] inbeslaggenomen voorwerp is een pistool van het merk Ceska Zbrojovka, model 83, kaliber 9 mm Browning, serienummer 41404. Tevens werden tien scherpe patronen voor onderzoek aangeboden. Het pistool is een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd. De scherpe patronen zijn munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd.
4B. Bewijs(middel)verweer
De raadsman heeft betoogd dat de verklaring van de verdachte d.d. 22 november 2014 (proces-verbaal van 3e verhoor) niet tot het bewijs gebezigd kan worden. De raadsman heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de verdachte niet verklaard heeft dat hij het vuurwapen bij de medeverdachte heeft gezien voordat deze bij hem in de auto stapte. Er is sprake van een verkeerde vertaling door de tolk. De verdachte heeft het vuurwapen pas gezien toen de medeverdachten uitstapten om de overval op de toko te plegen. Nu deze verklaring niet tot het bewijs kan meewerken, kan niet bewezen worden dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het wapen in zijn auto en dient de verdachte te worden vrijgesproken van het hem onder feit 2 tenlastegelegde, aldus nog steeds de raadsman.
Het Gerecht verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Tijdens het bedoelde politieverhoor was een tweede verbalisant aanwezig die als tolk optrad. De verdachte heeft bij zijn verklaring - nadat deze kennelijk door de tolk in het Nederlands was vertaald en op schrift was gesteld en vervolgens door de eerste verbalisant aan hem was voorgelezen - volhard en heeft deze daarna ondertekend. Er is geen enkele aanwijzing in het dossier te vinden dat de tolk het deel van de verklaring van de verdachte handelend over het vuurwapen op schrift heeft gesteld terwijl de verdachte dit niet heeft verklaard en voorts dat de eerste verbalisant dit gedeelte van de verklaring van de verdachte vervolgens niet aan hem heeft voorgelezen. Daarbij komt dat deze verklaring van de verdachte strookt met zijn verklaring zoals hij deze heeft afgelegd ten tijde van de plaatsaanwijzing met de politie, eerder op dezelfde dag. [2] Immers, ook toen heeft de verdachte verklaard dat de medeverdachte [medeverdachte] het vuurwapen zichtbaar bij zich droeg toen hij later op de avond bij een Chinese supermarkt de andere medeverdachte had opgehaald en (weer) in de auto van de verdachte stapte. Dat ook deze verklaring verkeerd is opgetekend door de verbalisanten en buiten beschouwing moet worden gelaten, daaraan gaat het Gerecht eveneens voorbij nu ook hiervoor geen enkele aanwijzing in het dossier te vinden is. Het Gerecht houdt de verdachte dan ook aan diens bekennende verklaring en acht deze ook betrouwbaar nu de inhoud daarvan bevestiging vindt in de verklaringen van de medeverdachten. De verklaring van de verdachte wordt dan ook tot het bewijs gebezigd.
De verdachte wist dat een van de medeverdachten een vuurwapen bij zich droeg dat hij wilde gaan gebruiken bij een overval. Deze medeverdachte is ingestapt in de auto van de verdachte. De verdachte heeft vervolgens met deze medeverdachte en een andere medeverdachte een voorverkenning uitgevoerd bij de toko en hen daarna afgezet in de nabije omgeving daarvan. Hieruit leidt het Gerecht af dat de verdachte zich volledig bewust is geweest van de aanwezigheid van het vuurwapen in zijn auto en als bestuurder van die auto ook gedurende enige tijd beschikkingsmacht heeft gehad over dat vuurwapen. De verdachte heeft het vuurwapen aldus in bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachten voorhanden gehad.
4C. Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande:
Feit 1
dat [medeverdachte] en [medeverdachte 2] op 20 november 2014 in Curaçao, tezamen en in vereniging met elkaar met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeninghebben weggenomen uit
toko Kadushi twee flessen whisky en een geldbedrag toebehorende aan [x]
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [x], gepleegd door die [medeverdachte 2] en [medeverdachte], met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk
erte maken
bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld uit het opzettelijk
- met bedekt gezicht, de
toko binnendringen
met een vuurwapen in de hand en
- een vuurwapen richten en gericht houden op die [x] en
- over de balie van de
toko springen en
- die [x] aan de handen vastpakken en hem op zijn voorhoofd slaan;
bij het plegen van welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, op 20 november 2014, in Curaçao opzettelijk behulpzaam is geweest hebbende hij, verdachte, toen en daar opzettelijk:
die [medeverdachte] en [medeverdachte 2] in zijn auto vervoerd ten tijde van de voorverkenning en naar de directe omgeving
van de plaats van het misdrijfvervoerd en op die [medeverdachte] en [medeverdachte 2] gewacht
met de bedoelingom (vervolgens) met hen in zijn auto weg te rijden na het plegen van het misdrijf;
Feit 2
dathij op 20 november 2014 in Curaçao, tezamen en in
verenigingmet anderen een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, te weten een pistool van het merk CZ model 83; kaliber 9mm Browning, serienummer 41404 scherpe patronen
zijndemunitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn cursief weergegeven verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1: medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan door en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijker te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: medeplegen van overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft het Gerecht zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft het Gerecht het volgende in aanmerking genomen. De verdachte is behulpzaam geweest bij een gewapende overval op een toko door met de medeverdachten in zijn auto een voorverkenning uit te voeren, de medeverdachten vervolgens naar de toko te brengen en daar op hen te blijven wachten. De verdachte was op de hoogte van het voornemen van de medeverdachten en heeft door zijn hulp dit misdrijf mogelijk gemaakt. De verdachte heeft kennelijk snel financieel gewin voor ogen gehad en zich niet bekommerd om de gevolgen die een dergelijk gewelddadig incident voor slachtoffers kan hebben. Daarnaast brengt verboden vuurwapenbezit een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Feiten als de onderhavige veroorzaken bovendien grote onrust in de samenleving en versterken gevoelens van onveiligheid. Een vrijheidsbenemende straf is dan ook in beginsel geïndiceerd.
Nu het Gerecht, anders dan de officier van justitie, tot het oordeel komt dat slechts medeplichtigheid bewezen kan worden, ziet het Gerecht aanleiding in aanzienlijke mate af te wijken van de strafeis zoals door de officier van justitie gevorderd.
Het Gerecht ziet voorts in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het rapport van de Uitvoeringsorganisatie Reclassering Curaçao d.d. 28 januari 2015, zijn jeugdige leeftijd, alsmede het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten aanleiding om een deel van de vrijheidsbenemende straf voorwaardelijk op te leggen. Daarnaast acht het Gerecht verplichte begeleiding door de Uitvoeringsorganisatie Reclassering Curaçao noodzakelijk. Een dergelijke verplichting zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Alles afwegende acht het Gerecht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.
7A. Verbeurdverklaring
De onder de verdachte inbeslaggenomen auto (merk: Toyota , type: Tercel, kenteken:
F 14-24) waarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit 1 hiermee is begaan zal verbeurd worden verklaard.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:67, 1:68, 1:123, 1:124, 1:125, 1:136, 1:224, 2:289 en 2:291 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Vuurwapenverordening 1930.

9.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde, zoals in rubriek
4Comschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat de bewezenverklaarde feiten de in rubriek
5genoemde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
dertig (30) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
tien (10) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
drie (3) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende die proeftijd zich op andere wijze heeft misdragen of de hierna gestelde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich stelt en gedurende de proeftijd blijft onder toezicht en leiding van de Uitvoeringsorganisatie Reclassering Curaçao (thans gevestigd op het adres: Scharlooweg 154/156 (oud Kranshi gebouw), telefoonnummer 461-1832), en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedraagt, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig acht, ook als dat inhoudt dat hij een emotieregulatietraining volgt;
verklaart verbeurd het in rubriek 7A genoemde voorwerp.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.C.B. Hubben en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 11 maart 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.De door het Gerecht aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. Bij de bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het einddossier inzake het onderzoek “Toko Kadushi” d.d. 8 februari 2015.
2.Een proces-verbaal van plaatsaanwijzingen met de verdachte [ ]. 23 november 2014, pagina 17 en 18, inhoudende een verklaring van de verbalisanten [ ].