ECLI:NL:OGEAC:2015:35

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
9 december 2015
Publicatiedatum
27 juli 2016
Zaaknummer
500.00324/15
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C.B. Hubben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld op de openbare weg te Curaçao

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1984 en wonende in Curaçao, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 9 december 2015 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van diefstal met geweld, gepleegd op of omstreeks 21 juli 2015. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De tenlastelegging betrof het wegnemen van een tas met waardevolle spullen van de aangeefster, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gepleegd. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging.

De aangeefster verklaarde dat zij op 21 juli 2015 bij een bushalte in Curaçao door een onbekende man was beroofd. Na een lift te hebben aangenomen, werd zij door de man aangerand en beroofd van haar tas. De verdachte werd later herkend door zowel de aangeefster als een getuige tijdens een fotoconfrontatie. Het Gerecht achtte de verklaringen van de aangeefster en de getuige betrouwbaar en geloofwaardig, in tegenstelling tot de inconsistenties in de verklaringen van de verdachte.

Het Gerecht kwam tot de conclusie dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan, en kwalificeerde dit als diefstal met geweld. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij rekening werd gehouden met zijn eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten en het feit dat hij in een proeftijd verkeerde. De op te leggen straf was gegrond op de artikelen 1:62 en 2:291 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1984 in Curaçao,
wonende in Curaçao, thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.S.M. Blonk.
De officier van justitie, mr. E.V.A. Bos, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het tenlastegelegde feit bepleit.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
dat hij op of omstreeks 21 juli 2015, althans in of omstreeks de maand juli 2015 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, heeft weggenomen een tas inhoudende twee portemonnees en/of een verblijfsvergunning en/of sedula en/of een bankpas en/of spaarbankboekje (van de MCB bank) en/of een ponskaart van de poli (allen op naam van [aangeefster]) en/of een kwitantie en/of een aantal sleutels, althans (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster] en/of een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of diens mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangeefster] gepleegd door hem, verdachte, en/of diens mededader(s) met het oogmerk die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zich en/of aan andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld uit:
• het onverhoeds (en/of met kracht) wegrukken/wegtrekken van die tas van die [aangeefster];
(artikel 2:291 van het Wetboek van Strafrecht)...

3.Voorvragen

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Bewijsmiddelen [1]
Het Gerecht komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
1. Proces-verbaal van aangifte d.d. 21 juli 2015, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van de aangeefster [aangeefster]:
Op 21 juli 2015 stond ik bij de bushalte te Sta. Catharina, Curaçao. Het was op dat moment hevig aan het regenen. Op gegeven moment kwam een zwarte auto aanrijden en stopte bij de bushalte. Ik nam op verzoek van de bestuurder een lift van hem. Na enkele minuten richting Sta. Rosa te hebben gereden zei de man dat hij eerst langs zijn huis moest gaan. Ik ging daarmee akkoord. Ter hoogte van Toko Abrahams reed hij een zandweg in en daar begon hij mij aan mijn bovenlijf aan te tasten. Nadat ik meerdere malen tegen hem had gezegd om op te houden, stopte hij de auto. Toen ik uit de auto stapte, greep hij mijn tas. Ik probeerde deze vast te houden, maar hij rukte die tas van mij weg. Hij reed er vervolgens mee weg. De man heeft twee portemonnees, een verblijfvergunning, een MCB bankcard, een sedula, een poli ponskaart, een kwitantie, twee paar sleutels en een spaarbankboekje van de MCB bank meegenomen. Ik liep terug naar de toko en heb aldaar een telefoon van een man geleend om mijn vriend [vriend] te bellen. Hij kwam mij ophalen. We zijn samen gaan zoeken naar de auto. Het was een zwarte auto met het kenteken [kenteken]. Rijdende in de omgeving van Brievengat met mijn vriend zag ik de auto, die daarna bij het pompstation te Brievengat stopte. Mijn vriend belde op dat moment de politie en stelde hen in kennis van het gebeurde en vroeg om assistentie. Toen de man uit de auto stapte om te gaan betalen, liep mijn vriend naar zijn auto toe en pakte de autosleutel. Daaropvolgend ontstond een worsteling tussen de man en mijn vriend. De man kon de sleutel niet terugpakken, want de politie arriveerde en toen rende hij hard weg.
2. Aanvullend proces-verbaal bij aangifte [aangeefster] d.d. 8 september 2015, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van de aangeefster [aangeefster]:
Mijn vriend heeft naast de autosleutel van de man tevens mijn telefoon uit de auto van de man gepakt, alsook een flesje parfum van mij. Later kreeg ik van een politieagent mijn telefoonhoesje en mijn zonnebril terug. Die agent had deze spullen in de weggesleepte auto van de man gevonden.
3. Proces-verbaal van getuigenverklaring d.d. 21 juli 2015, voor zover inhoudende
- zakelijk weergegeven - als verklaring van de getuige [vriend]:
Op 21 juli 2015 werd ik door mijn vriendin [aangeefster] gebeld. Zij vertelde mij dat zij zonet door een onbekende man was beroofd. Ik ben haar direct gaan halen bij Toko Abrahams. Zij wees mij toen de zandweg waar het incident had plaatsgevonden. Rijdende in de omgeving van Brievengat wees mijn vriendin mij een zwarte auto, met kenteken L 31-67, aan. Zij herkende de auto aan het kenteken zei ze. Ik belde de politie om door te geven wat er gaande was. Ik heb de auto achtervolgd tot aan het pompstation te Brievengat. Toen de man uit de auto stapte om te gaan betalen, liep ik naar zijn auto toe. Ik zag de telefoon van mijn vriendin en een parfumflesje van haar op de voorbank liggen. Ik heb deze spullen gepakt en ik heb ook de contactsleutel van de auto gepakt, zodat de man niet weg kon rijden. Hierop kwam de man op mij af en er ontstond een worsteling tussen mij en de man om de sleutel. Toen de man zag dat de politie op komst was, nam hij de benen.
4. Proces-verbaal van fotoconfrontatie [aangeefster] d.d. 24 juli 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Aan de aangeefster [ … ] werden op een sheet tien foto’s getoond. Zonder te aarzelen wees zij ons verbalisanten de verdachte onder foto nummer 1 aan en verklaarde het volgende: “Ik herken de man onder fotonummer 1 als de man die mijn handtas had weggerukt van mijn handen. Ik herken hem aan zijn gezicht. Tevens is hij de man die later met mijn vriend worstelde om zijn autosleutels af te pakken, wat hem niet lukte. Bij het zien van de politie rende hij vandaar weg.”
Op foto 1 staat afgebeeld de verdachte genaamd [verdachte], geboren op [datum] 1984 te Curaçao.
5. Proces-verbaal van fotoconfrontatie [vriend] d.d. 24 juli 2015, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven:
Aan de getuige [vriend] werden op een sheet tien foto’s getoond. Zonder te aarzelen wees hij ons verbalisanten de verdachte onder foto nummer 9 aan en verklaarde het volgende: “Ik herken de man onder fotonummer 9 als de man met wie ik bij het pompstation Vanddis te Brievengat worstelde. Ik herken de man aan zijn ogen, neus en snor. Ik herken hem aan zijn gezicht.”
Op foto 9 staat afgebeeld de verdachte genaamd [verdachte], geboren op 4 februari 1984 te Curaçao.
6. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 december 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben op 21 juli 2015 na een worsteling met een man bij het pompstation te Brievengat vandaar weggerend en heb de zwarte auto die ik bestuurde, voorzien van het kenteken L 31-67, daar achtergelaten.
4B. Bewijs(middel)overweging
Anders dan de verdediging, acht het Gerecht de verklaringen van de aangeefster en de getuige betrouwbaar en geloofwaardig, nu deze steun vinden in elkaar en in de bevindingen van de ter plaatse gekomen politie. Ook de herkenningen in de meervoudige fotoconfrontatie acht het Gerecht betrouwbaar nu zowel de aangeefster als de getuige zonder aarzeling aangeven op grond waarvan zij de verdachte herkennen. Daartegenover staan de wisselende, inconsistente verklaringen van de verdachte die geen steun vinden in het dossier. Aan die verklaringen gaat het Gerecht daarom voorbij.
4C. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat hij op 21 juli 2015 te Curaçao, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening, heeft weggenomen een tas inhoudende twee portemonnees en een verblijfsvergunning en
eensedula en een bankpas en
eenspaarbankboekje (van de MCB bank) en een ponskaart van de poli en een kwitantie en een aantal sleutels, geheel toebehorende aan [aangeefster],
welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [aangeefster] gepleegd door hem, verdachte, met het oogmerk die diefstal gemakkelijk
erte maken, bestaande dat geweld uit:
 het onverhoeds
(en
/ofmet kracht
)wegrukken
/wegtrekkenvan d
ie tas van die [aangeefster]
.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijker te maken.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit. Het feit is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft of uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld op de openbare weg. Het slachtoffer betrof iemand die vertrouwen in de verdachte had gesteld, door een lift van hem te accepteren in zijn auto omdat het regende. De verdachte heeft dit vertrouwen ernstig geschonden en zich kennelijk slechts laten leiden door zijn eigen financiële gewin. Hij heeft zich niet bekommerd om de gevolgen die een dergelijk feit voor het betrokken slachtoffer kan hebben. Een feit als het onderhavige is voor een slachtoffer zeer beangstigend en voedt bovendien in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid. Een vrijheidsbenemende straf is dan ook geïndiceerd.
Oriëntatiepunt van het Gerecht voor een feit als het onderhavige is een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. Ten nadele van verdachte geldt echter dat hij reeds eerder, en meermalen, is veroordeeld voor vermogensdelicten. Voorts liep hij ten tijde van het plegen van het onderhavige feit nog in een proeftijd. Dit alles heeft hem er niet van weerhouden opnieuw de fout in te gaan. Tevens neemt het Gerecht in aanmerking dat de verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven. Hij heeft, gelet op zijn proceshouding, ook geen verantwoordelijkheid voor zijn daad genomen, laat staan berouw getoond.
Alles afwegende acht het Gerecht een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 1:62 en 2:291 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek
4Comschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde feit het in rubriek
5genoemde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens dit feit tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.C.B. Hubben en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 9 december 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.De door het Gerecht aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. Bij de bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het einddossier inzake het onderzoek “Kia Spectra/ Brievengat”, opgemaakt en ondertekend op 7 oktober 2015.