Anders dan de verdediging heeft bepleit, acht het Gerecht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 15 maart 2015 zijn echtgenote opzettelijk om het leven heeft gebracht. Dat oordeel grondt het Gerecht op de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen in samenhang bezien met de hierna te noemen feiten en omstandigheden die in de richting van de verdachte als pleger van de opzettelijke levensberoving wijzen.
De verdachte had motief, gelegenheid en middelen om zijn echtgenote van het leven te beroven. Immers, in de eerste maanden van dit jaar heeft hij geprobeerd om zijn echtgenote te laten vermoorden door [x]. Op het moment dat zijn echtgenote levenloos werd aangetroffen op het erf van de woning die zij met de verdachte deelde, was de verdachte alleen thuis met uitzondering van de kinderen, maar die sliepen. En het sectierapport wijst uit dat het wapen dat is gebruikt om het slachtoffer om het leven te brengen een mes met slechts één snijkant met een maximale lengte van 11,5 cm betreft. Dit zijn kenmerken die passen bij een keukenmes. Het is dan ook aannemelijk dat de verdachte over een dergelijk mes kon beschikken.
De verdachte had [x] in de periode voor 15 maart 2015, in het kader van de beoogde huurmoord, uitgelegd dat hij het slachtoffer het beste om het leven kon brengen in de nachtelijke uren op het moment dat zij uit haar werk arriveerde, zodat het op een beroving kon lijken. Het tijdstip waarop en de omstandigheden waaronder het slachtoffer op 15 maart 2015 levenloos werd aangetroffen, komen vrijwel exact overeen met dit eerdere plan.
Uit forensisch onderzoek is gebleken dat er op de plaats delict in de buurt van het slachtoffer een naar buiten gekeerde handtas is aangetroffen met daarnaast diverse goederen, zoals papieren en een portemonnee en een flesje lotion. Deze wijze van aantreffen doet vermoeden dat iemand dit heeft gedaan om te zoeken naar interessante waar om te stelen of om de situatie op een beroving te laten lijken. Op al de betreffende goederen zijn bloedsporen aangetroffen. Deze bloedsporen zijn onderzocht door het NFI en uit dit onderzoek blijkt dat het daaruit verkregen celmateriaal afkomstig kan zijn van de verdachte. Door de verdachte is geen verklaring gegeven voor het aantreffen van dit celmateriaal op juist die goederen.
Het is niet aannemelijk dat het slachtoffer om het leven is gebracht door een volslagen onbekend persoon, omdat de zes waakhonden, die zich in hokken bevonden nabij de toegangspoort tot het erf van haar woning, niet zijn aangeslagen zoals zij zouden doen als een niet vertrouwd persoon het erf zou betreden.
De verklaring van de verdachte ter zitting dat hij lag te slapen en wakker werd van een klap en toen naar buiten ging en zijn echtgenote levenloos aantrof, is niet geloofwaardig. Het moet een flinke klap zijn geweest als de verdachte daardoor wakker werd, maar geen van de buren, zelfs niet de onderhuurders die op hetzelfde adres als de verdachte wonen, heeft melding gemaakt van een (harde) klap die avond. Uit het onderzoek van de plaats delict is evenmin gebleken wat die vermeende klap zou kunnen hebben veroorzaakt. Weliswaar stond de auto van het slachtoffer met de achterbumper tegen een muur van de woning geparkeerd, maar uit onderzoek van de politie blijkt dat deze auto door iemand in die stand is geduwd, omdat de manier van aantreffen van de auto niet klopt met de stand van het stuur. Dat dit duwen tegen de muur een harde klap zoals door de verdachte omschreven heeft veroorzaakt, is onwaarschijnlijk.