ECLI:NL:OGEAC:2016:17

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
30 mei 2016
Publicatiedatum
20 juni 2016
Zaaknummer
71494
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • U.I.D. Luydens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en geschil over inboedel en banktegoeden

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao is behandeld, betreft het een geschil tussen eiseres en gedaagde over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.E. Martis, en gedaagde, die in persoon procedeert, hebben een conflict over de inboedel van hun gezamenlijke woning en de banktegoeden. De procedure volgt op een eerder vonnis van 16 november 2015, waarin partijen de gelegenheid kregen om hun standpunten te verduidelijken.

De eiseres stelt dat gedaagde zonder toestemming goederen uit de echtelijke woning heeft meegenomen, terwijl gedaagde beweert dat hij slechts enkele goederen heeft meegenomen en dat eiseres de rest heeft verkocht of weggegooid. Het gerecht concludeert dat er onvoldoende bewijs is om de omvang van de inboedel vast te stellen, waardoor de vordering tot verdeling van de inboedel wordt afgewezen.

Daarnaast is er een geschil over een huis en de bijbehorende banktegoeden. Gedaagde heeft nagelaten om bewijsstukken over te leggen die zijn eigendom van het huis kunnen aantonen. Het gerecht heeft gedaagde de gelegenheid gegeven om een kadastraal uittreksel te overleggen. Wat betreft de banktegoeden, heeft het gerecht gedaagde opgedragen om informatie te verstrekken over zijn schuld aan de bank, maar hij heeft niet voldoende bewijs geleverd. De gebruiksvergoeding voor de woning is vastgesteld op NAF. 34.399,92, en verdere beslissingen zijn aangehouden voor latere zittingen.

Uitspraak

HET GERECHT IN EERSTE AANLEG CURAÇAO

VONNIS
in de zaak van:
[eiseres],
wonende in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.E. Martis,
tegen:
[gedaagde],
wonende in Curaçao,
gedaagde,
procederend in persoon.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Dat blijkt uit:
- het vonnis van 16 november 2015;
- de akte zijdens partijen (waarbij gedaagde producties heeft overgelegd);
- de (contra)-akte zijdens partijen.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De verdere beoordeling

2.1
Volhard wordt bij hetgeen is overwogen in het vonnis van 16 november 2015. Daarin heeft het gerecht partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de daarin genoemde punten. Het gerecht gaat hierna in op deze punten.
Activa
2.2
De inboedel van het woonhuis
Uit de door partijen genomen aktes blijkt nogmaals dat partijen twisten over de omvang van de inboedel en over hetgeen over en weer is meegenomen (al dan niet na beslaglegging).
2.3
Eiseres stelt dat gedaagde grotendeels van de inboedel zonder toestemming uit de echtelijke woning heeft gehaald en meegenomen. Zij betwist niet dat enkele goederen door haar zijn weggegooid. Daarentegen stelt gedaagde dat hij slechts enkele goederen heeft meegenomen en dat eiseres de rest heeft verkocht, weggegeven of weggegooid.
2.4
Gelet op de standpunten over en weer is niet vast komen staan welke (gemeenschappelijke) zaken partijen in hun bezit hebben (dan wel hebben verkocht of weggegooid), zodat de vordering tot verdeling van de inboedel moet worden afgewezen.
2.5
Het gestelde huis te [het huis] (hierna: het huis)
Van gedaagde werd verwacht dat hij de onderliggende akte van verkoop, koop en levering in het geding bracht. Hij heeft dat echter nagelaten. Daarentegen heeft hij een aanslag grondbelasting over het jaar 2003 overgelegd. Het gerecht begrijpt uit de vergelijking van de cribnummers dat de vader toen is aangeslagen.
2.6
Wat daar ook van zij, dat het huis ten tijde van de peildatum 3 juni 2009 op naam van een ander dan gedaagde stond is niet gebleken. Dit dient er toe te leiden dat daaraan conclusies dient te worden verbonden dat het gestelde huis ten tijde van de peildatum op naam van gedaagde stond. Het gerecht acht dat echter nog niet opportuun. Om die reden wordt gedaagde in de gelegenheid gesteld om in het geding te brengen een kadastraal uittreksel van het gestelde huis, waaruit blijkt de historie van de gerechtigde(n) op het gestelde huis (en dus waaruit blijkt wie ten tijde van de peildatum gerechtigd was op het gestelde huis).
2.7
De gestelde banktegoeden
Gelet op de stellingen over en weer zal het gerecht het navolgende bevel afgeven nu dat in het belang is van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Van eiseres wordt verwacht dat zij dit bevel doet betekenen aan MCB.
2.8
De gestelde uitstaande saldo MCB ten name van gedaagde
Gedaagde is in de gelegenheid gesteld om de per peildatum bestaande schuld aan MCB te onderbouwen, bijvoorbeeld door overlegging van een kopie van de kredietovereenkomst daterende voor de peildatum. Gedaagde heeft volstaan met het overleggen van een al eerder ingediende saldobrief. Ter zake de onderliggende schuld stelt hij dat MCB daarover geen informatie verstrekt. Nu hij geen inzage heeft gegeven over de onderliggende schuld zal het gerecht daaraan de conclusie verbinden dat deze schuld aan gedaagde wordt toebedeeld zonder verrekening.
De vorderingen
2.9
Gebruiksvergoeding woonhuis
Eiseres heeft bij akte gesteld dat zij tot/met december 2011 in de woning is verbleven. Gedaagde heeft dit niet weersproken. Derhalve berekent het gerecht de door eiseres aan gedaagde te betalen gebruiksvergoeding op (24 maanden vermenigvuldigd met NAF. 1.433,33 is) NAF. 34,399,92.
2.1
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

Het gerecht:
verwijst de zaak naar de rol van 22 augustus 2016 om 09.30 uur voor akte zijdens gedaagde zoals bedoeld in rechtsoverweging 2.6;
beveelt MCB om op vordering van eiseres aan haar te informeren welke bankrekeningen gedaagde ten tijde van 3 juni 2009 bij haar aanhield en wat het saldo van die bankrekeningen was;
verwijst de zaak hierna naar de rol van 19 september 2016 om 09.30 uur voor akte inbreng gegevens MCB alsmede akte uitlating op de door gedaagde op 22 augustus 2016 te nemen akte;
bepaalt dat gedaagde, indien noodzakelijk, hierna een contra-akte mag nemen;
iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit vonnis is gewezen door mr. U.I.D. Luydens en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2016.