In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 23 maart 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte, geboren in 1992 en woonachtig in Curaçao, was op 16 maart 2016 verschenen voor de rechter, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.S.M. Blonk. De officier van justitie, mr. C.H. Hato-Willems, eiste een gevangenisstraf van zes jaar. De tenlastelegging betrof een steekincident dat plaatsvond op 23 november 2015, waarbij de verdachte met een mes het slachtoffer, een broer van zijn ex-partner, zou hebben gestoken. De verdachte voerde aan dat hij handelde uit noodweer, maar het Gerecht oordeelde dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Het Gerecht sprak de verdachte vrij van moord, maar oordeelde dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de omstandigheden van de zaak, waaronder de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer en zijn omgeving.