ECLI:NL:OGEAC:2016:36

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
13 april 2016
Publicatiedatum
27 juli 2016
Zaaknummer
500.00329/15
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C.B. Hubben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere overvallen met geweld en opzetheling van gestolen goederen

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 13 april 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1997 en thans gedetineerd. De verdachte werd beschuldigd van meerdere overvallen, gepleegd in september 2015, waarbij geweld en bedreiging met vuurwapens werd gebruikt. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van acht jaren, maar de verdediging voerde verweer. Tijdens de zittingen op 9 december 2015 en 23 maart 2016 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. O. Lodowica. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal met geweld, opzetheling van gestolen goederen en het voorhanden hebben van vuurwapens.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na het horen van de bewijsvoering heeft het Gerecht geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de meeste tenlastegelegde feiten, en heeft de verdachte vrijgesproken van enkele beschuldigingen. Echter, het Gerecht kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bewezenverklaring van diefstal met geweld en opzetheling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering.

Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij [BP 1] tot schadevergoeding van NAf 5.014,11 toegewezen, terwijl andere vorderingen van benadeelde partijen niet-ontvankelijk werden verklaard. Het Gerecht legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de verdachte verplicht werd tot betaling aan het Land bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door hechtenis. Dit vonnis is gewezen door rechter M.C.B. Hubben en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

V E R K O R T S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1997 te Curaçao,
wonende te Curaçao,
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2015 en
23 maart 2016. De verdachte is steeds verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw,
mr. O. Lodowica.
De officier van justitie, mr. R.A. Koert, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 tenlastegelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is verbeurdverklaring gevorderd van het inbeslaggenomen geld
(NAf 25,00).
De raadsvrouw heeft verweer gevoerd.
De benadeelde partijen [vier BP], allen bijgestaan door Stichting Slachtofferhulp Curaçao, hebben ter terechtzitting een vordering tot schadevergoeding ingediend met betrekking tot het onder respectievelijk 2, 3 en 4 tenlastegelegde feit.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
(overval [adres 1])
1. primair
dat hij op of omstreeks 11 september 2015, althans in of omstreeks de maand september 2015, in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (uit een woning aan de [adres 1]) een mobiele telefoon (merk Apple, Iphone) en/of een pakje sigaretten, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar 1 en/of diens echtgenote], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [eigenaar 1 en/of diens echtgenote], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld[eigenaar 1 en/of diens echtgenote] heeft gedwongen tot afgifte van een mobiele telefoon (merk Apple, Iphone) en/of een pakje sigaretten, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [eignaar 1 en/of diens echtgenote], in elk geval aan anderen of een ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
  • op agressieve en/of dreigende toon tegen die [eigenaar 1 en/of diens echtgenote] zeggen dat zij stil moesten blijven en/of de deur van het huis open moesten doen, althans woorden van gelijke strekking;
  • het aan de kleding doorzoeken van die [eigenaar 1 en/of diens echtgenote];
  • een of meerdere vuurwapen(s), althans (een) soortgelijk(e) voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp(en), tonen aan en/of gericht houden op die [eigenaar 1 en/of diens echtgenote];
  • het met kracht trappen tegen het lichaam en/of met een vuurwapen tegen het hoofd slaan van die [eigenaar 1];
  • het met kracht schoppen en/of trappen tegen en/of trekken aan de deur van de woning van [eigenaar 1 en/of diens echtgenote] ;
(artikel 2:291 lid 1/2/3 jo 2:294 lid 1/3 Wetboek van Strafrecht)
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden, Subsidiair
dat hij op of omstreeks 11 september 2015, althans in of omstreeks de maand september 2015, in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een mobiele telefoon (merk Apple, Iphone) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die eerdergenoemde goederen wist of begreep, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 2:397-1a/399-1a Wetboek van Strafrecht)
(overval [adres 2])
2. primair
dat hij op of omstreeks 11 september 2015, althans in of omstreeks de maand september 2015, in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (uit een woning aan de [adres 2]) twee, althans een aantal mobiele telefoons, van het/de merk(en) Doogee en/of Blackberry en/of twee, althans een aantal flatscreen televisies, van het/de merk(en) Panasonic en/of Sony en/of drie, althans een aantal halskettingen (met hanger) en/of acht, althans een aantal ringen en/of vier, althans een aantal armbanden en/of vier, althans een aantal horloges onder anderen van het merk Seiko en/of een dunne gouden halsketting, althans sieraden en/of een portemonnee, inhoudende een aantal passen/kaarten, waaronder een identiteitspas, een SVB-pas en een MCB bankpas en/of een portemonnee, inhoudende geldbedragen van NAF 110,00 en/of NAF 500,00, (verdeeld in biljetten van NAF. 10,00) en/of NAF 400,00, (verdeeld in biljetten van NAF. 25,00 en/of NAF 225,00 en/of 4 handtassen, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar 2 en diens echtgenote], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [eigenaar 2 en diens echtgenote], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [eigenaar 2 en diens echtgenote] heeft gedwongen tot afgifte van twee, althans een aantal mobiele telefoons, van het/de merk(en) Doogee en/of Blackberry en/of twee, althans een aantal flatscreen televisies, van het/de merk(en) Panasonic en/of Sony en/of drie, althans een aantal halskettingen (met hanger) en/of acht, althans een aantal zilveren ringen en/of vier, althans een aantal armbanden en/of vier, althans een aantal horloges onder anderen van het merk Seiko en/of een dunne gouden halsketting, althans sieraden en/of een portemonnee, inhoudende een aantal passen/kaarten, waaronder een identiteitspas, een SVB-pas en een MCB bankpas en/of een portemonnee, inhoudende geldbedragen van NAF 110,00 en/of NAF 500,00, (verdeeld in biljetten van NAF. 10,00) en/of NAF 400,00, (verdeeld in biljetten van NAF. 25,00 en/of NAF 225,00 en/of vier handtassen, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar 2 en diens echtgenote], in elk geval aan anderen of een ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
  • een of meerdere vuurwapen(s), althans (een) soortgelijk(e) voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp(en), tonen aan die [eigenaar 2 en diens echtgenote] en/of gericht houden op die [eigenaar 2 en diens echtgenote] en/of
  • op agressieve en/of dreigende toon tegen die [eigenaar 2 en diens echtgenote] zeggen: “niet schreeuwen, we hebben een vuurwapen” en/of “blijf stil, anders schieten we je dood”, althans woorden van gelijke strekking;
(artikel 2:291 lid 1/2/3 jo 2:294 lid 1/3 Wetboek van Strafrecht)
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden, Subsidiair
dat hij op of omstreeks 11 september 2015, althans in of omstreeks de maand september 2015, in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een geldbedrag en/of twee zilverkleurige ringen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die eerdergenoemde goederen wist of begreep, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 2:397-1a/399-1a Wetboek van Strafrecht)
(Overval [adres 3])
3. primair
dat hij op of omstreeks 7 september 2015, althans in of omstreeks de maand september 2015, in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (uit een woning aan de [adres 3]) een mobiele telefoons (van het merk Blackberry) en/of een tas, inhoudende klein geld en/of ID-bewijs en/of rijbewijs en/of bankpas en/of SVB-pas en/of kam en/of een schaar en/of een adresboek en/of een halsketting met een gouden hanger (met blauwe edelstenen, met ingegraveerd de naam [eigenaar 3]) en/of een kwitantie, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar 3 en diens echtgenote], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [eigenaar 3 en diens echtgenote], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [eigenaar 3 en diens echtgenote] heeft gedwongen tot afgifte van een mobiele telefoons (van het merk Blackberry) en/of een tas, inhoudende klein geld en/of ID-bewijs en/of rijbewijs en/of bankpas en/of SVB-pas en/of kam en/of een schaar en/of een adresboek en/of een halsketting en/of een gouden hanger (met blauwe edelstenen, met ingegraveerd de naam [eigenaar]) en/of een kwitantie, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar 3 en diens echtgenote], in elk geval aan anderen of een ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
  • een of meerdere vuurwapen(s), althans (een) soortgelijk(e) voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerp(en), tonen aan die [eigenaar 3 en diens echtgenote] en/of gericht houden op en/of tegen het lichaam plaatsen van die [eigenaar 3 en diens echtgenote] en/of
  • met dat vuurwapen en/of een koevoet (hard) slaan tegen het hoofd, althans het lichaam van die [echtgenote eigenaar 3] en/of
  • het met kracht en onverhoeds wegrukken van de halsketting van die [eigenaar 3] en/of
  • op agressieve en/of dreigende toon aan die [eigenaar 3 en diens echtgenote] vragen waar het geld en/of het goud is, althans woorden van gelijke strekking;
(artikel 2:291 lid 1/2/3 jo 2:294 lid 1/3 Wetboek van Strafrecht)
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden, Subsidiair
dat hij op of omstreeks 11 september 2015, althans in of omstreeks de maand september 2015, in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een gouden hanger (met blauwe edelstenen, met ingegraveerd de naam [eigenaar 3]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die eerdergenoemde goederen wist of begreep, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 2:397-1a/399-1a Wetboek van Strafrecht)
(Overval [adres 4])
4. primair
dat hij op of omstreeks 8 september 2015, althans in of omstreeks de maand september 2015, in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (uit een woning aan de [adres 4]) een portemonnee, inhoudende een geldbedrag van NAF 400,- en/of 2 paar gouden oorbellen en/of een gouden halsketting met hanger en/of vier oorbellen met swarovski stenen en/of een horloge, althans sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [eigenaar 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s), hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of met het oogmerk om zichzelf en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [eigenaar 4] heeft gedwongen tot afgifte van een portemonnee, inhoudende een geldbedrag van NAF 400,- en/of 2 paar gouden oorbellen en/of twee gouden halskettingen met hanger en/of vier oorbellen met swarovski stenen en/of een horloge, althans sieraden, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar 4], in elk geval aan anderen of een ander dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
 op agressieve en/of dreigende toon tegen die [eigenaar 4] zeggen: “maak open anders dan zal ik schieten” en/of vragen waar het geld en/of het goud is, althans woorden van gelijke strekking;
(artikel 2:291 lid 1/2/3 jo 2:294 lid 1/3 Wetboek van Strafrecht)
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden, Subsidiair
dat hij op of omstreeks 11 september 2015, althans in of omstreeks de maand september 2015, in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen twee, althans een aantal gouden halskettingen (waarvan een met een kapotte sluiting) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die eerdergenoemde goederen wist of begreep, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(artikel 2:397-1a/399-1a Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks de periode van 7 tot en met 11 september 2015, althans in de maand september in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meerdere vuurwapen(s) en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, althans één of meer soortgelijk voor bedreiging of afdreiging geschikte voorwerpen, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad;
(artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening 1930)

3.Voorvragen

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Vrijspraak

Feit 1 primair en subsidiair (overval [overval 1] / heling telefoon)
Het Gerecht heeft anders dan het openbaar ministerie uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
Het openbaar ministerie heeft - samengevat - betoogd dat het feit dat de verdachte, tezamen met een medeverdachte, ongeveer één uur en twintig minuten na deze overval is aangehouden in een auto die later door de aangever is herkend als de bij de overval gebruikte vluchtauto voldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert voor de tenlastegelegde gewapende overval. Daarbij komt dat de zendmastgegevens de verdachte ten tijde van de overval in de omgeving van de woning van de aangevers plaatsen. Tenslotte was de verdachte bij zijn aanhouding in het bezit van gestolen goederen, welke afkomstig waren van een andere - in diezelfde nacht en dezelfde woonwijk gepleegde - overval, aldus nog steeds het openbaar ministerie.
Het Gerecht overweegt als volgt. De herkenning door de aangever van de auto waarin de verdachte zich bevond, komt blijkens diens verklaring in feite voort uit het enkele dagen vóór de overval meermalen waarnemen van deze auto. Dit maakt dat getwijfeld kan worden aan de betrouwbaarheid van de herkenning van de auto die nacht. De verdachte noch diens medeverdachte waren ten tijde van hun aanhouding in het bezit van weggenomen goederen van de aangever. Uit de zendmastgegevens kan niet meer worden afgeleid dan dat de telefoon van de verdachte omstreeks het tijdstip van de overval tweemaal een zendmast in een nabij gelegen woonwijk heeft aangestraald. Hoewel de door het openbaar ministerie opgesomde feiten en omstandigheden als belastend voor de verdachte kunnen worden aangemerkt, leveren zij onvoldoende wettig en overtuigend bewijs op dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van deze overval, dan wel aan opzet- of schuldheling van een daarbij buitgemaakte telefoon.
Feit 3 primair (overval [adres 3])
Het Gerecht heeft anders dan het openbaar ministerie uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
Het openbaar ministerie heeft betoogd dat het feit dat de verdachte ten tijde van zijn aanhouding in het bezit was van een gouden hanger van een van de aangevers, alsmede dat de auto waarin de verdachte zich toen bevond later door een van de aangevers is herkend als de bij de overval gebruikte vluchtauto, voldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert voor de tenlastegelegde gewapende overval. Daarbij komt dat de zendmastgegevens de verdachte ten tijde van de overval in de omgeving van de woning van de aangevers plaatsen, aldus het openbaar ministerie.
Het Gerecht overweegt dat de aangever [eigenaar 3] in de direct na de overval opgemaakte aangifte melding maakt van een roodgelakte vluchtauto. Een merk van deze auto, laat staan het model, wordt niet genoemd door de aangever. Vijf dagen later herkent hij de auto waarin de verdachte zich ten tijde van zijn aanhouding bevond als soortgelijk aan de bij de overval gebruikte vluchtauto. Hij herkent de auto aan de kleur, het merk en het model. Dit maakt dat het Gerecht vraagtekens plaatst bij de betrouwbaarheid van deze herkenning. Daarbij komt dat in het dossier aanwijzingen te vinden zijn dat de verdachte en de medeverdachte ten tijde van deze overval nog niet in het bezit waren van deze auto. Wat resteert zijn de zendmastgegevens en het ten tijde van de aanhouding voorhanden hebben van de vier dagen eerder gestolen hanger van de aangever. Hieraan kan echter niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat de verdachte deze hanger zelf heeft gestolen.
Feit 4 primair (overval [adres 4])
Het Gerecht heeft anders dan het openbaar ministerie uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 4 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
Het openbaar ministerie heeft betoogd dat het feit dat onder de verdachte in diens slaapkamer een ketting van de aangevers in beslag is genomen, alsmede dat de auto waarin de verdachte zich ten tijde van zijn aanhouding bevond later door een getuige (een verbalisant) is herkend als de bij de overval gebruikte vluchtauto, voldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert voor de tenlastegelegde gewapende overval. Daarbij komt dat de zendmastgegevens de verdachte ten tijde van de overval in de omgeving van de woning van de aangevers plaatsen, aldus het openbaar ministerie.
Het Gerecht overweegt dat uit het dossier naar voren komt dat de verdachte en de medeverdachte pas na deze overval in het bezit zijn gekomen van de auto die door de verbalisant werd herkend als de gebruikte vluchtauto. Wat resteert zijn de zendmastgegevens en het voorhanden hebben van de vier dagen eerder gestolen ketting van de aangever. Hieraan kan echter niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat de verdachte deze ketting zelf heeft gestolen.
4B. Redengevende feiten en omstandigheden
Het Gerecht komt tot bewezenverklaring van de onder 2 primair (impliciet primair), 3 subsidiair (impliciet primair), 4 subsidiair (impliciet primair) en 5 tenlastegelegde feiten. De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de inhoud van wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist, worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van die bewijsmiddelen.
4C. Bewijsoverwegingen
Feit 2 primair (overval [adres 2])
De verdachte is ongeveer één uur en twintig minuten na deze overval met een deel van de buit, te weten twee ringen, in zijn bezit (namelijk in zijn schoudertas) aangehouden. Vooropgesteld moet worden dat aan het enkele voorhanden hebben van gestolen goederen niet zonder meer de conclusie kan worden verbonden dat de betrokken verdachte die goederen ook zelf heeft gestolen. Voor de beoordeling van de betekenis die aan dat voorhanden hebben moet worden gehecht, zijn de feiten en omstandigheden van het geval van belang.
Gelet op het uiterst korte tijdsverloop tussen de overval en het voorhanden hebben van daarbij buitgemaakte goederen, moet het er naar het oordeel van het Gerecht voor gehouden worden dat de verdachte de overval zelf heeft (mede)gepleegd, tenzij hij voor de aanwezigheid van die twee ringen een aannemelijke verklaring heeft. Daarbij heeft het Gerecht mede in aanmerking genomen dat de verdachte in het bezit was van nog meer gestolen goederen en zijn alibi niet alleen wisselend (“ik was thuis” en “ik was bij de medeverdachte”) maar bovendien, in alle varianten, in strijd is met de zendmastgegevens.
Een dergelijke verklaring heeft de verdachte niet gegeven. De verdachte heeft slechts verklaard dat het proces-verbaal van de politie omtrent de inbeslagneming niet juist kan zijn, nu de ringen zich niet in zijn schoudertas bevonden. Het Gerecht heeft echter geen enkele aanleiding te twijfelen aan de inhoud van het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van inbeslagneming.
Nu een aannemelijke verklaring van de zijde van de verdachte voor de in zijn schoudertas aangetroffen ringen is uitgebleven, is het Gerecht van oordeel dat op grond van de aanwezigheid van die ringen, in onderling verband beschouwd met de verdere bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde overval.
Feit 3 subsidiair en feit 4 subsidiair (opzetheling hanger en ketting)
Hanger
De verdachte heeft met betrekking tot de herkomst van de in zijn schoudertas aangetroffen hanger (met daarin gegraveerd de naam van de aangever E. Schob en waarvan is gebleken dat deze weg is genomen bij de overval aan de John de Poolstraat) wisselende verklaringen afgelegd. In eerste instantie heeft hij verklaard dat hij deze hanger al lang geleden cadeau heeft gekregen van zijn moeder. Deze verklaring kan, gelet op de inhoud van de aangifte, niet juist zijn. Vervolgens heeft de verdachte verklaard dat hij deze hanger van een drugsverslaafde heeft gekregen ter inlossing van een schuld, namelijk vanwege het uitlenen van zijn fiets. Bij deze laatste verklaring is de verdachte ook ter terechtzitting gebleven. Deze verklaring acht het Gerecht niet alleen volstrekt onaannemelijk, maar deze verklaring is ook niet verifieerbaar. Nu de verdachte wisselende en ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd omtrent de wijze waarop hij deze hanger heeft verkregen, gaat het Gerecht ervan uit dat de verdachte hiermee heeft willen verhullen dat hij ten tijde van het verkrijgen van deze hanger wist dat deze van misdrijf afkomstig was. Op grond van het voorgaande acht het Gerecht opzetheling wettig en overtuigend bewezen.
Ketting
De verdachte heeft zich, geconfronteerd met de in zijn slaapkamer op zijn nachtkastje aangetroffen ketting waarvan is komen vast te staan dat deze enkele dagen daarvoor werd weggenomen bij de overval aan de Dr. Jonckerstraat, op zijn zwijgrecht beroepen. Deze omstandigheden roepen echter om een verklaring van de verdachte. De verdachte heeft op herhaalde vragen ter terechtzitting echter geen verklaring willen afleggen over de wijze waarop en de omstandigheden waaronder hij voornoemde van diefstal afkomstige ketting heeft verkregen. Nu de verdachte hierin kennelijk geen enkel inzicht heeft willen geven, gaat het Gerecht ervan uit dat de verdachte heeft willen verhullen dat hij ten tijde van het verkrijgen van dit goed wist dat het van misdrijf afkomstig was. Op grond van het voorgaande acht het Gerecht opzetheling wettig en overtuigend bewezen.
4D. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
2. primair
dat hij op 11 september 2015 in Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (uit een woning aan de [adres 2]) mobiele telefoon
s, van het merk Blackberry en twee flatscreen televisies, van de merken Panasonic en Sony en drie halskettingen en acht ringen en vier armbanden en vier horloges, sieraden en een portemonnee, inhoudende een aantal passen/kaarten, en geldbedragen van NAF 110,00 en NAF 500,00
,en NAF 400,00 en NAF 225,00 en 4 handtassen toebehorende aan [eigenaar 2 en diens echtgenote]
welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [eigenaar 2 en diens echtgenote], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk
erte maken
welke bedreiging met geweld bestond uit:
  • meerdere voor bedreiging of afdreiging geschikt voorwerpen, tonen aan die [eigenaar 2 en diens echtgenote] en
  • op dreigende toon tegen die [eigenaar 2 en diens echtgenote] zeggen: “niet schreeuwen, we hebben een vuurwapen” en “blijf
3. subsidiair
dat hij op 11 september 2015
,in Curaçao een hanger (met ingegraveerd de naam Schob) voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4. subsidiair
dat hij omstreeks 11 september 2015 in Curaçao een halsketting voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij op 11 september 2015 in Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen meerdere voor bedreiging of afdreiging geschikte voorwerpen,
zijnde vuurwapensin de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad
.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 2 primair:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijker te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 3 subsidiair:
opzetheling;
Feit 4 subsidiair:
opzetheling;
Feit 5:
medeplegen van overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit. De feiten zijn derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheffen of uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het tezamen en in vereniging met anderen plegen van een overval in een woning, waarbij met vuurwapens werd gedreigd. De verdachte heeft zich daarmee tevens schuldig gemaakt aan verboden vuurwapenbezit.
De verdachte heeft met zijn handelen niet alleen de directe slachtoffers grote angst aangejaagd, maar hij heeft ook een ernstige inbreuk op de rechtsorde gemaakt. Het handelen van de verdachte versterkt bovendien bestaande gevoelens van angst en onveiligheid in de Curaçaose maatschappij. Bovendien kunnen overvallen als deze langdurig psychische gevolgen hebben voor de slachtoffers. De verdachte en zijn mededaders zijn aan deze gevolgen van hun handelen volledig voorbijgegaan en hebben zich louter laten leiden door hun streven naar financieel gewin. Daarnaast heeft de verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan opzetheling. De verdachte heeft daarmee bijgedragen aan de instandhouding van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Een vrijheidsbenemende straf is gelet op de aard en de ernst van de feiten geïndiceerd. Het Gerecht hanteert als oriëntatiepunt voor de strafoplegging bij overvallen als sprake is van dreiging met een vuurwapen een straf tussen de drie en vijf jaren gevangenisstraf wanneer er, zoals bij de verdachte het geval is, geen sprake is van recidive.
Het Gerecht ziet in de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden zoals daarvan is gebleken uit het rapport van de Uitvoeringsorganisatie Reclassering Curaçao d.d. 19 januari 2016 aanleiding om een deel van de vrijheidsbenemende straf voorwaardelijk op te leggen. Daarnaast acht het Gerecht verplichte begeleiding door de Uitvoeringsorganisatie Reclassering Curaçao noodzakelijk. Een dergelijke verplichting zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Alles afwegende acht het Gerecht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [BP 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
NAf 5.014,11 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 tenlastegelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit de waarde van de gestolen goederen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij
[BP 1] schade heeft geleden ten gevolge van het door de verdachte gepleegde feit als bewezen verklaard onder 2 primair, welke schade derhalve aan verdachtes schuld te wijten is. De hoogte van die schade is, gelet op de onderbouwing daarvan middels aankoopbonnen, genoegzaam komen vast te staan tot het gevorderde bedrag van
NAf 5.014,11.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, komt het Gerecht ook alleszins redelijk en billijk voor en is dan ook volledig toewijsbaar. De vordering zal, hoofdelijk, worden toegewezen.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [BP 1] heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Het Gerecht ziet aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij [BP 1] de schadevergoedingsmaatregel van artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De benadeelde partijen [benadeelden 2]en [BP 3], hebben een vordering tot schadevergoeding van respectievelijk NAf 2.300,00, NAf 393,00 en
NAf 1.134,47 ingediend tegen de verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het respectievelijk onder 3 en 4 tenlastegelegde feit zouden hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit de waarde van de gestolen goederen en de kosten van herstelwerkzaamheden.
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van de onder 3 primair en 4 primair tenlastegelegde diefstal en het Gerecht de gestelde schade niet kan aanmerken als schade die rechtstreeks is toegebracht door de bewezenverklaarde opzetheling, dienen de benadeelde partijen [benadeelden 2] en [BP 3] niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vorderingen.

9.Beslag

Het Gerecht zal de teruggave aan de verdachte gelasten van het inbeslaggenomen geldbedrag (NAf 25,00) nu dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:62, 1:78, 1:123, 1:136, 1:224, 2:289, 2:291 en 2:397 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 3 en 11 van de Vuurwapenverordening 1930.

11.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek
4Aomschreven heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek
4Domschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat de bewezenverklaarde feiten de in rubriek
5genoemde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
3 (drie) jarenéén of meer van de na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens U.O. Reclassering Curaçao (gevestigd op het adres: Scharlooweg 154/156 Unit B (oud Kranshi gebouw), telefoonnummer 461-1832) instelling, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig acht;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [BP 1] geleden schade tot een bedrag van
NAf 5.014,11 (zegge: vijfduizend en veertien gulden en elf cent)wegens geleden materiële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag aan [BP 1] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte (n) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [BP 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[BP 1] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van NAf 5.014,11 (zegge: vijfduizend en veertien gulden en elf cent) bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
60 (zestig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) de medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of het Land is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan het Land en dat betalingen aan het Land in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partijen [Benadeelden 2]
en[BP 3] niet-ontvankelijk in de vordering;
gelast de teruggave aan de verdachte van het in rubriek
9genoemde geldbedrag zoals daar weergegeven.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.C.B. Hubben en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 13 april 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.