ECLI:NL:OGEAC:2016:45

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
13 juni 2016
Publicatiedatum
2 augustus 2016
Zaaknummer
AR 75338/2015
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in kredietovereenkomst tussen consument en bank

In deze zaak heeft [opposante] verzet aangetekend tegen een verstekvonnis dat op 18 mei 2015 door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is gewezen, waarbij ABN Amro als eiseres en [opposante] als gedaagde zijn aangemerkt. Het geschil betreft een kredietovereenkomst waarbij [opposante] tekort is geschoten in de nakoming. [opposante] erkent een achterstand in de aflossing, maar betwist de hoogte van de gevorderde bedragen, omdat ABN Amro deze niet met bewijsstukken heeft onderbouwd. Tevens heeft [opposante] aangevoerd dat onduidelijk is gebleven hoeveel krediet zij daadwerkelijk heeft opgenomen en hoe de rente is berekend.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat [opposante] op 27 juli 2015 door de deurwaarder is geïnformeerd over het verstekvonnis. Ondanks dat [opposante] stelt niet te hebben begrepen dat er een vonnis was, heeft zij de ontvangst van de brief en e-mail niet betwist. Het Gerecht concludeert dat [opposante] bekend was met de hoofdinhoud van het verstekvonnis en dat de verzetstermijn is gaan lopen. De verzetdagvaarding is pas op 7 september 2015 uitgebracht, wat betekent dat het verzet niet tijdig is ingesteld.

Daarom heeft het Gerecht [opposante] niet-ontvankelijk verklaard in haar verzet en haar veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van ABN Amro. Dit vonnis is uitgesproken op 13 juni 2016 door mr. S.M. Christiaan, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
in de zaak van:
[OPPOSANTE],
wonende in Curaçao,
opposante,
gemachtigde: mr. mr. M. Peelen,
tegen
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Nederland,
geopposeerde,
gemachtigde: mr. M.W.A. van der Gulik,
Partijen zullen hierna [opposante] en ABN Amro genoemd worden.

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure in verzet blijkt uit de volgende processtukken:
- het inleidend verzetschrift ingediend op 7 september 2015;
- de conclusie van antwoord in oppositie zijdens ABN Amro van 30 november 2015;
- de conclusie van repliek in oppositie zijdens [opposante] van 15 februari 2016.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1.
Uit de in het geding gebrachte stukken en de stellingen van partijen blijkt dat er op 18 mei 2015 door dit Gerecht een verstekvonnis (AR 72747) met ABN Amro als eiseres en [opposante] als gedaagde is gewezen (hierna: het vonnis). Voorafgaand aan het vonnis is er op 6 maart 2015 conservatoir derdenbeslag (loonbeslag) gelegd onder Curcon Holding N.V., de werkgever van [opposante]. Per dezelfde datum is het beslag aan [opposante] overbetekend.
2.2.
Onderwerp van het initiële geschil tussen partijen betreft een kredietovereenkomst tussen ABN Amro en [opposante] in de nakoming waarvan [opposante] tekort is geschoten. [opposante] erkent dat er op enig moment een achterstand in de aflossing van de lening is ontstaan. [opposante] betwist echter de omvang van de gevorderde bedragen, nu ABN Amro de bedragen niet heeft gesubstantieerd met bewijsstukken.
2.3. [
opposante] heeft verzet aangetekend tegen het vonnis stellende dat niet is gebleken hoeveel krediet zij daadwerkelijk heeft opgenomen en hoe de rente hierover is berekend. Voorts is onduidelijk gebleven vanaf wanneer de rente verschuldigd is en met welk rentepercentage is gerekend.
2.4.
ABN Amro heeft allereerst betwist dat [opposante] tijdig van voornoemd vonnis is verzet is gekomen. Die vraag dient derhalve eerst te worden beantwoord alvorens een inhoudelijk oordeel kan worden gegeven.
2.5.
Voor de aanvang van de termijn waarbinnen verzet moet worden ingesteld is voldoende dat de gedaagde, in casu [opposante], bekend was met de hoofdinhoud van het verstekvonnis. [opposante] is daarover geïnformeerd bij brief van 27 juli 2015 van de deurwaarder, waarin is verwezen naar het vonnis. Die brief is zowel per gewone post als per e-mail aan [opposante] toegezonden. Het betreft daarbij het e-mailadres waarvan [opposante] later ook aan ABN Amro e-mailt. Weliswaar stelt [opposante] dat zij niet begrepen heeft dat er een vonnis was, zij betwist de ontvangst van voornoemde brief en e-mail niet. Dat wil zeggen dat zij over het bestaan en de inhoud van het vonnis is geïnformeerd en dat die informatie haar heeft bereikt. Dat zij het vonnis niet heeft gezien doet daar niet aan af. [opposante] stelt dat zij niet heeft begrepen dat er een vonnis was, omdat zij in de veronderstelling was dat partijen in onderhandeling waren omtrent een betalingsregeling. Die veronderstelling volgt naar het oordeel van het Gerecht niet uit bijgevoegde e-mailcorrespondentie. Uit overgelegde e-mailberichten tussen ABN Amro en [opposante] volgt dat partijen over een afbetalingsregeling praten naar aanleiding van de betaling van het bedrag waartoe [opposante] bij vonnis is veroordeeld en waarnaar ook bij herhaling in de e-mails wordt verwezen. Overigens is gesteld noch gebleken dat [opposante] voorafgaande aan het vonnis, dan wel hangende de procedure, met ABN Amro in overleg was over een afbetalingsregeling. Tenslotte blijkt dat ABN Amro bij e-mail van 17 augustus 2015 reageert op een afbetalingsvoorstel dat via de gemachtigde van [opposante] is ontvangen, zodat niet juist is dat [opposante], zoals zij stelt, eerst op 21 augustus 2015 contact heeft gezocht met een advocaat c.q. gemachtigde. De stelling dat uit een e-mail van 20 augustus 2015 van [opposante] volgt dat zij geen wetenschap had van het vonnis omdat zij haar werkgever de opdracht had gegeven nog geen inhoudingen te doen in afwachting op het vonnis, vindt dan ook geen steun in de overige overgelegde e-mailcorrespondentie.
2.4. [
opposante] is bij brief en e-mails van 27 juli 2015, 17 en 20 augustus 2015 over het vonnis en de inhoud daarvan geïnformeerd. Partijen hebben vervolgens over een betalingsregeling gesproken. [opposante] heeft in dat verband ook voorstellen gedaan, hetgeen als een daad van bekendheid kan worden aangemerkt. Vaststaat dat ABN Amro bij e-mail van 17 augustus 2015 reageert op een betalingsvoorstel van [opposante], zodat het Gerecht die datum zal aanmerken als uiterste datum waarop de verzetstermijn van twee weken ex artikel 84 RV is gaan lopen. De verzetdagvaarding is pas uitgebracht op 7 september 2015. Het verzet is derhalve niet tijdig gedaan, zodat [opposante] in haar verzet niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke bespreking van de overige stellingen en verweren van [opposante].
2.5. [
opposante] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de verzetprocedure worden verwezen.

3.De beslissing

Het Gerecht:

-
verklaart[opposante] niet-ontvankelijk in haar verzet;
-
veroordeelt[opposante] in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van ABN Amro bepaald op NAf 1.100,- (1 punt x tarief 6) aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2016.