In deze zaak heeft [opposante] verzet aangetekend tegen een verstekvonnis dat op 18 mei 2015 door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao is gewezen, waarbij ABN Amro als eiseres en [opposante] als gedaagde zijn aangemerkt. Het geschil betreft een kredietovereenkomst waarbij [opposante] tekort is geschoten in de nakoming. [opposante] erkent een achterstand in de aflossing, maar betwist de hoogte van de gevorderde bedragen, omdat ABN Amro deze niet met bewijsstukken heeft onderbouwd. Tevens heeft [opposante] aangevoerd dat onduidelijk is gebleven hoeveel krediet zij daadwerkelijk heeft opgenomen en hoe de rente is berekend.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat [opposante] op 27 juli 2015 door de deurwaarder is geïnformeerd over het verstekvonnis. Ondanks dat [opposante] stelt niet te hebben begrepen dat er een vonnis was, heeft zij de ontvangst van de brief en e-mail niet betwist. Het Gerecht concludeert dat [opposante] bekend was met de hoofdinhoud van het verstekvonnis en dat de verzetstermijn is gaan lopen. De verzetdagvaarding is pas op 7 september 2015 uitgebracht, wat betekent dat het verzet niet tijdig is ingesteld.
Daarom heeft het Gerecht [opposante] niet-ontvankelijk verklaard in haar verzet en haar veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van ABN Amro. Dit vonnis is uitgesproken op 13 juni 2016 door mr. S.M. Christiaan, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, in aanwezigheid van de griffier.