In deze zaak vordert de Centrale Hypotheekbank N.V. (CHB) betaling van een restschuld van NAf 72.058,89 van de Stichting Particulier Fonds Health Center, na executie van een hypotheekrecht. De zaak betreft een geldleningsovereenkomst die op 11 april 1997 is aangegaan, waarbij CHB een bedrag van NAf 135.000,- heeft geleend aan de [gevoegde gedaagde] en zijn echtgenote, met een hypotheekstelling als zekerheid. Na verzuim van de [gevoegde gedaagde] in de terugbetaling, heeft CHB in 2005 het hypotheekrecht uitgeoefend, maar er resteerde nog een schuld van NAf 46.040,59. In 2013 heeft CHB executoriaal derdenbeslag gelegd op de Stichting, die door CHB wordt aangesproken als ware zij de schuldenaar. De Stichting betwist de vordering en stelt dat de akte van geldlening geen executoriale titel oplevert. Het Gerecht overweegt dat de akte voldoende duidelijkheid biedt over de verschuldigde bedragen en dat de vordering niet is verjaard. De Stichting heeft haar verklaring over de rechtsverhouding met de [gevoegde gedaagde] niet voldoende onderbouwd, waardoor het Gerecht verdere toelichting verlangt. De zaak is aangehouden voor nadere uitlating.