In deze zaak heeft eiseres, wonende in Curaçao, een vordering ingesteld tegen gedaagde, eveneens wonende in Curaçao, met betrekking tot onrechtmatige hinder veroorzaakt door een dakconstructie en dakgoot die zich op de erfgrens bevinden. Eiseres vordert dat gedaagde binnen 72 uur na betekening van het vonnis maatregelen neemt om te voorkomen dat de dakconstructie en dakgoot boven haar perceel uitsteken, en dat gedaagde een dwangsom verbeurt bij niet-nakoming. Gedaagde heeft verweer gevoerd en betwist dat er sprake is van onrechtmatige hinder.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dakconstructie en dakgoot zich op de erfgrens bevinden en dat eiseres hinder ondervindt van wateroverlast. Gedaagde heeft echter aangevoerd dat de dakgoot is geplaatst om wateroverlast bij eiseres te voorkomen. Tijdens de descente is vastgesteld dat de dakgoot water van het perceel van gedaagde afleidt. Het Gerecht concludeert dat er geen onrechtmatige hinder is, omdat de door eiseres gestelde wateroverlast niet is aangetoond, ondanks de door gedaagde genomen maatregelen.
Daarnaast heeft eiseres gesteld hinder te ondervinden van duiven en leguanen in de dakgoot. Het Gerecht oordeelt dat hinder subjectief is en dat niet is aangetoond dat de aanwezigheid van duiven en leguanen door de dakgoot wordt veroorzaakt. De Gerechtshof concludeert dat de vorderingen van eiseres moeten worden afgewezen, en veroordeelt eiseres in de proceskosten aan de zijde van gedaagde, die tot op heden op nihil zijn begroot. Het vonnis is uitgesproken op 12 september 2016.