ECLI:NL:OGEAC:2016:90
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot betaling door derden in het kader van executoriaal beslag
In deze zaak heeft de naamloze vennootschap RHM Management and Investment Company N.V. (hierna: RHM) een vordering ingesteld tegen Chow-Mar Holding N.V., handelende onder de naam Coldwell Banker Curaçao Real Estate (hierna: Coldwell), in het kader van een executoriaal derdenbeslag. RHM vorderde betaling van een bedrag dat een sales agent van Coldwell was opgelegd in een eerder vonnis. RHM stelde dat Coldwell in gebreke was gebleven om een verklaring af te leggen over de vorderingen die door het beslag waren getroffen. Coldwell voerde verweer en stelde dat er enkel een rechtsverhouding op provisiebasis bestond tussen haar en de sales agent, en dat deze geen vorderingen had op Coldwell op het moment van beslaglegging.
Het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao heeft de processtukken en de verklaringen van beide partijen beoordeeld. Het Gerecht oordeelde dat Coldwell de door haar afgelegde verklaring voldoende had onderbouwd en dat RHM deze niet gemotiveerd had betwist. Het Gerecht concludeerde dat er inderdaad een rechtsverhouding op provisiebasis bestond tussen Coldwell en de sales agent, en dat RHM's vordering tot betaling van het bedrag dat de sales agent was opgelegd, als ware Coldwell zelf schuldenaar, niet kon worden toegewezen.
Het vonnis werd uitgesproken op 29 augustus 2016, waarbij RHM werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Coldwell. Het Gerecht wees de vordering van RHM af en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.