ECLI:NL:OGEAC:2017:114

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
2 augustus 2017
Publicatiedatum
6 september 2017
Zaaknummer
KG 83109 van 2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffen van beslag in kort geding met betrekking tot eigendomsrechten en gebruik van een plantage

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao werd behandeld, hebben eisers op 23 juni 2017 een verzoekschrift ingediend om beslag op hun eigendommen op te heffen. Gedaagde had eerder executoriaal beslag gelegd op de eigendommen van eisers, stellende dat zij een eerder vonnis niet waren nagekomen. Dit vonnis, gewezen op 30 december 2015, verplichtte eisers om bepaalde borden te verwijderen die hen als bezitter of eigenaar van de plantage presenteerden. De zaak is verder gecompliceerd door een eerdere uitspraak van het Hof op 13 september 2016, die het vonnis bevestigde en uitvoerbaar bij voorraad verklaarde.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 juli 2017 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Eisers stelden dat zij het vonnis hadden nageleefd door de borden te verwijderen, terwijl gedaagde aanvoerde dat eisers zich nog steeds als eigenaar presenteerden, wat in strijd was met het vonnis. Het Gerecht oordeelde dat het bord dat door eisers was geplaatst niet in strijd was met het vonnis, omdat het niet bedoeld was om zich als eigenaar van de gehele plantage te presenteren. Het Gerecht besloot dat het beslag onterecht was gelegd en dat het moest worden opgeheven.

In reconventie heeft gedaagde vorderingen ingediend die verband hielden met het erfrecht en eigendomsrecht van de plantage, maar het Gerecht oordeelde dat gedaagde geen spoedeisend belang had bij deze vorderingen, gezien de onduidelijke eigendomssituatie en de lopende procedures. Het Gerecht heeft de vorderingen van gedaagde afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
1.
[EISER],en
2.
[EISER],
beiden wonende te Curaçao,
eisers,
gemachtigde: mr. L. Da Costa Gomez,
--tegen--
[GEDAAGDE],
Wonende te Curaçao,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

1.1. [
eisers] heeft op 23 juni 2017 een verzoekschrift met producties ingediend. [gedaagde] heeft op 18 juli 2017 zijn pleitnotities en een vordering in reconventie met begeleidende producties op voorhand ingediend. Vervolgens heeft op 19 juli 2017 de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eisers] is met zijn gemachtigde verschenen. [gedaagde] is in persoon verschenen. Beide partijen hebben het woord gevoerd.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is op 30 december 2015 door dit Gerecht – onder nummer KG 76617/2015 – een kort geding vonnis (hierna: het vonnis) gewezen. In het vonnis is als volgt beslist:
(…)
- veroordeelt [eisers], hoofdelijk, om alle borden waarmee hij zich naar buiten toe presenteert als bezitter c.q. eigenaar c.q. beheerder van de plantage, waaronder borden met het opschrift zoals getoond op de foto in productie 13, binnen 2 keer 24 uur na betekening van het vonnis te verwijderen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van NAf 1.000,- per dag ten laste [eisers] en ten behoeve van [gedaagde] voor iedere dag [eisers] nalatig is aan deze veroordeling geheel of ten dele te voldoen;
- bepaalt het maximum van de te verbeuren dwangsommen op NAf 50.000,-;
- weigert de overige gevraagde voorzieningen;
- compenseert de kosten van het geding aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt. (…).
2.2.
Het Hof heeft op 13 september 2016 beslist op het ingestelde beroep tegen voornoemd vonnis. Het Hof heeft als volgt beslist:
(…)
- bevestigt het bestreden vonnis, met dien verstande dat de gegeven veroordeling vanaf heden uitvoerbaar bij voorraad is;
- compenseert de kosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt. (…).
2.3.
Op 12 mei 2017 heeft [gedaagde] ten laste van [eisers] executoriaal derdenbeslag laten leggen onder Fatum life N.V. Op 15 mei 2017 heeft [gedaagde] eveneens ten laste van [eisers] executoriaal derdenbeslag laten leggen onder Algemeen Pensioenfonds van Curaçao. Aan het beslag ligt ten grondslag de stelling van [gedaagde] dat [eisers] het vonnis niet is nagekomen en daarom een bedrag van NAf 50.000,- heeft verbeurd.
2.4. [
Eisers] heeft ten aanzien van onverdeelde boedel van Plantage Gato alias Malpais (hierna: de plantage) een procedure ex artikel 3:200a BW bij het Gerecht aanhangig gemaakt met het verzoek tot verdeling daarvan over te gaan (EJ 82002/2017).

3.Het geschil

In conventie

3.1. [
Eisers] vordert het Gerecht, oordelend in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- [ gedaagde] te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het vonnis de door hem gelegde executoriale beslagen onder Fatum life N.V. en het Algemeen Pensioenfonds van Curaçao gelegd op 12 en 15 mei 2017 ten laste van [eisers] op te heffen, en hetgeen door die derden aan [gedaagde] (of aan de executerende deurwaarder) al is afgedragen, aan [eisers] terug te geven; op straffe van een dwangsom van NAf 10.000,- voor iedere dag die zal aanvangen na voormelde 24 uur zonder dat [gedaagde] aan het aan hem gegeven bevel zal hebben voldaan, althans dat het Gerecht de beslagen zal opheffen;
- [ gedaagde] te veroordelen in de kosten vaan dit kort geding.
3.2. [
Eisers] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij het vonnis is nagekomen door de in het geding zijnde borden direct na de uitspraak te verwijderen. Het bord dat ten grondslag ligt aan de beslaglegging door [gedaagde] is niet in strijd met het vonnis.

3.3. [
Gedaagde] vordert dat het Gerecht, oordelend in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [eisers] veroordeelt:
- dat hij zich onthoudt van alle handelingen en zaken, op de gronden behorende tot de Plantage, die inbreuk maken op het erfrecht en eigendomsrecht van de vrijgemaakte slaven van Sybrecht van Uytrecht;
- dat hij alle terreinen behorende tot de plantage ontruimt;
- dat hij alle borden die inbreuk maken op het erfrecht en eigendomsrecht van de vrijgemaakte slaven van Sybrecht van Uytrecht verwijderd;
- dat hij alle terreinen behorende tot de plantage, die [eisers] in zijn bezit heeft, overdraagt aan de rechtmatige erfgenamen van Sybrecht van Uytrecht;
- dat hij een schade en smartengeld vergoeding van NAf 700.000,- betaalt aan de erfgenamen van de vrijgemaakte slaven van Sybrecht van Uytrecht voor de eeuwenlange gijzeling in armoede;
- dat hij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.
3.4. [
Gedaagde] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [eisers] zijn gestelde eigendomsrecht niet in rechte vastgesteld heeft gekregen en derhalve onrechtmatig handelt door de vonnissen te blijven negeren ten koste van de rechtmatige erfgenamen van de vrijgemaakte slaven van Sybrecht van Uytrecht.
3.5.
Partijen hebben over en weer in conventie en in reconventie verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie

4.1.
Tussen partijen staat vast dat [eisers] na het vonnis door hem geplaatste borden heeft verwijderd. [gedaagde] heeft na het vonnis zelf ook een bord van [eisers] verwijderd. Het gaat om het bord met het opschrift:
AVISO:fam. [eisers]ta anusia paNOhasinadariba eterenoaki. Tuma contactu cu cel (…).BO TA AVISA(hierna: het bord). Het bord was op een fundering geplaatst. [Eisers] heeft het bord na verwijdering door [gedaagde], weer teruggeplaatst. Tussen partijen is in geschil of het bord in strijd is met het vonnis.
4.2. [
Eisers] stelt dat hij het bord in hoedanigheid van huurder van de grond in juni 2015 heeft geplaatst op een door hem op die grond gebouwde fundering. Op de fundering stond eerder een nog niet afgebouwde woning die door onbekenden tot de fundering was gesloopt en/of vernield. Door plaatsing van het bord wilde [eisers] voorkomen dat onbekenden illegaal op die fundering gingen bouwen (een “free for all”). [eisers] heeft zich door middel van dit bord niet gepresenteerd als bezitter c.q. eigenaar c.q. beheerder van de gehele plantage en heeft derhalve geen dwangsommen aan [gedaagde] verbeurd.
4.3. [
Gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Hij stelt dat het bord in strijd is met het vonnis. Door middel van het bord stelt [eisers] dat hij eigenaar is van de fundering, terwijl de fundering illegaal is gebouwd door het ontbreken van rechten op het terrein. Door zich als eigenaar van de fundering te presenteren, eigent [eisers] zich ook de grond toe, hetgeen in strijd is met het vonnis en dus de executie van dwangsommen rechtvaardigt.
4.4.
Het Gerecht stelt voorop dat het bord reeds op het desbetreffende perceel stond, maar niet expliciet is genoemd in de procedure die heeft geleid tot het vonnis. Dat hoeft op zichzelf niet aan toepasbaarheid van het vonnis in de weg te staan. Bepalend is of het bord in strijd is met doel en strekking van het vonnis.
4.5.
Aanleiding tot de procedure die heeft geleid tot het vonnis betrof het bord met het opschrift (vertaald in het Nederlands):
“Familie [eisers] is de enige familie die zaken aangaande terreinen op Gato regelt. Alle terreinen hier op Gato hebben hun arrangement reeds. Bedenk dat ieder arrangement dat u maakt met een andere persoon illegaal is.”[gedaagde] heeft in die procedure gevorderd dat borden als hier genoemd verwijderd zouden moeten worden. Het Gerecht heeft die vordering toegewezen. Aan dat oordeel ligt blijkens r.o. 3.5. van het vonnis ten grondslag de nog altijd onduidelijke eigendoms- c.q. bezits- c.q. gebruikerssituatie van de plantage. Het Hof heeft deze bestreden beslissing in haar vonnis van 16 september 2016 in stand gelaten en heeft daartoe overwogen:
4.8. (…)
Het Hof sluit zich aan bij het in kort geding voorlopig gegeven oordeel van het GEA en maakt dit tot het zijne. De borden die het GEA heeft verboden (vordering onder a) betreffen een voor het publiek duidelijke pretentie ten aanzien van de gehele plantage, waardoor het publiek rechtstreeks en indringend op het verkeerde been wordt gezet.
4.6.
Partijen verschillen niet van mening over de uitleg van het vonnis. Zij verschillen enkel van mening over de vraag of het opschrift van het bord in strijd is met het gegeven verbod. Met [eisers] is het Gerecht van oordeel dat het bord niet in strijd is met het in het vonnis gegeven verbod zich naar buiten toe te gedragen als bezitter c.q. eigenaar c.q. beheerder van de gehele plantage. Daartoe overweegt het Gerecht het volgende. Ter zake van de eigendom van de plantage zijn tussen de families [eisers] en [gedaagde] meerdere procedures gevoerd (zie de opsomming in de uitspraak van het Hof van 13 september 2016 KG 76617 – H 172 en 172A/16). De uitkomst van deze procedures is dat niet is komen vast te staan dat de familie [gedaagde] of de familie [eisers] exclusief eigenaar is van de gehele plantage. Dat heeft ertoe geleid dat het Gerecht in afzonderlijke procedures enerzijds een ordemaatregel heeft getroffen inhoudende het verbod aan de beide families zich naar buiten toe te presenteren als eigenaar van de gehele plantage. Anderzijds is ten aanzien van de door de familieleden aangegane huurovereenkomsten als het ware een gedoogbeleid geformuleerd, omdat de onduidelijke eigendomssituatie met zich brengt dat het ene familielid geen sterkere rechten heeft dan het andere familielid. Uit dien hoofde en mede in afwachting op de uitkomst van de procedure ex artikel 3:200a BW, heeft het Gerecht er in huurgeschillen voor gekozen niet in te grijpen ten behoeve van de één en ten laste van de ander. Het risico op eigenrichting is daarbij vooralsnog voor lief genomen.
4.7. [
Eisers] heeft onbetwist gesteld dat hij de fundering heeft gebouwd op een stuk terrein dat door hem wordt gehuurd en waarvoor hij ook huur betaald. Volgens de tekst en plaatsing van het bord is het door [eisers] gegeven verbod beperkt tot gebruik van deze door hem op dit perceel gebouwde fundering. Dat kan mogelijk worden geduid als een vorm van eigenrichting met betrekking tot het gebruik van de gehuurde grond waarop de fundering is gebouwd, maar kan niet worden aangemerkt als het zich naar buiten toe presenteren als eigenaar van de gehele plantage, tot welk verbod het vonnis is beperkt. Dat brengt met zich dat het herplaatsen van bord (nadat deze door [gedaagde] was verwijderd) niet in strijd is met het vonnis en [eisers] geen dwangsommen aan [gedaagde] verbeurd. Het beslag is daarom nodeloos gelegd en zal worden opgeheven. Overigens is ter zitting gebleken dat [eisers] dit bord enkele maanden geleden reeds heeft verwijderd, zodat [gedaagde] ook om die reden geen belang heeft bij handhaving van het beslag. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen, gelet op de aan het Gerecht toekomende bevoegdheid het beslag op te heffen.
In reconventie
4.7. [
Eisers] heeft in het kader van zijn verweer primair het spoedeisend belang van [gedaagde] bij de vordering in reconventie betwist. Dat verweer van [eisers] slaagt. [gedaagde] heeft in reconventie het tussen partijen reeds jarenlange bestaande geschil ten aanzien van de eigendom van de plantage (wederom) in volle omvang ter beoordeling van het Gerecht gelegd en verzocht daartoe voorzieningen te treffen. Zoals aangegeven zijn er ter zake van de eigendom van de plantage tussen de beide families meerdere procedures gevoerd. De uitkomst van deze procedures is dat niet is komen vast te staan dat de familie [gedaagde] of de familie [eisers] exclusief eigenaar is van de gehele plantage. Inmiddels heeft de familie [eisers] een procedure ex artikel 3:200a BW aanhangig gemaakt bij het Gerecht. Deze wettelijke regeling opent de mogelijkheid dat de rechter de grond of delen daarvan in eigendom toekent aan gebruikers van de grond. In afwachting op de uitkomst van deze procedure en gelet op de maatregelen die reeds in de gevolgde procedures zijn getroffen, heeft [gedaagde] geen spoedeisend belang bij zijn vordering in reconventie. Het gerecht wijst de vordering om die reden af.
Proceskosten
4.8.
In de achtergrond en omvang van het geschil en de beoordeling daarvan ziet het Gerecht aanleiding de kosten van het geding in conventie en in reconventie te compenseren als navermeld.

5.De beslissing

Het Gerecht:

Rechtdoende in kort geding:
In conventie
5.1.
heft ophet op 12 mei 2017 door [gedaagde] ten laste van [eisers] onder Fatum life N.V. gelegde executoriale beslag;
5.2.
heft ophet op 15 mei 2017 door [gedaagde] ten laste van [eisers] onder Algemeen Pensioenfonds van Curaçao gelegde executoriale beslag;
5.3.
gelastde teruggave aan [eisers] van hetgeen reeds door Fatum Life N.V. en / of het Algemeen Pensioenfonds van Curaçao aan [gedaagde] en / of de executerende deurwaarder is afgedragen;
5.4.
compenseertde proceskosten zo dat ieder zijn/haar eigen kosten draagt;
5.5.
verklaartdit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijsthet meer of anders gevorderde af.
In reconventie
5.7.
wijstde vordering af;
5.8.
compenseertde proceskosten zo dat ieder zijn/haar eigen kosten draagt;
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2017.