ECLI:NL:OGEAC:2017:24

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
13 februari 2017
Publicatiedatum
9 maart 2017
Zaaknummer
AR 77945/2016
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning van een geldleningsovereenkomst en borgstelling in een civiele procedure

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Island Finance (Curaçao) N.V. een vordering ingesteld tegen gedaagden, Isaac [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], met betrekking tot een geldleningsovereenkomst. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 29 februari 2016 werd ingediend. Gedaagden hebben de overeenkomst ontkend en voerden aan dat zij niet partij waren bij de lening. Gedaagde sub 1, die tijdelijk niet handelingsbekwaam was door een herseninfarct, had zijn echtgenote als borg gesteld, maar ook deze ontkende de ondertekening van de overeenkomst. Het Gerecht heeft vastgesteld dat Island Finance voldoende bewijs heeft geleverd van de geldlening en dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand is gekomen. Gedaagden hebben nagelaten hun verweer voldoende te onderbouwen, waardoor hun ontkenning niet werd gehonoreerd.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vordering van Island Finance gegrond is en heeft gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van NAf 16.591,19, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten zijn eveneens aan gedaagden opgelegd. Het vonnis is uitgesproken op 13 februari 2017 door mr. S.M. Christiaan en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE (CURAÇAO) N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende op Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.F. Luidens,
tegen

1.[gedaagde sub 1],

gedaagde sub 1,
en
2. [gedaagde sub 2],
gedaagde sub 2
beide wonende in Curaçao
gemachtigde: mr. L.F. Herben.
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk Island Finance en gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2, dan wel gezamenlijk gedaagden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties bij het Gerecht ingediend op 29 februari 2016;
  • de conclusie van antwoord d.d. 9 mei 2016;
  • de conclusie van repliek d.d. 24 oktober 2016;
  • de conclusie van dupliek 19 december 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis op heden bepaald.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Op 26 februari 2016 is door Island Finance een geldlening ten bedrage van NAf 18.000,- in verbruikleen gegeven aan Isaac [gedaagde sub 1]. In de overeenkomst is opgenomen dat voormeld bedrag, vermeerderd met de overeengekomen vergoedingen – in totaal een bedrag van NAf 25.296,- – in 30 achtereenvolgende termijnen van NAf 843,20, beginnend op 4 oktober 2014 en eindigend op 9 oktober 2016, aan Island Finance zou voldoen.
2.2. [
Gedaagde sub 2] heeft zich borg gesteld voor de door [gedaagde sub 1 aangegane overeenkomst. [ naam echtgenote gedaagde sub 1 staat vermeldt als echtgenote van [gedaagde sub 1] en heeft in die hoedanigheid de overeenkomst mede ondertekend.
2.3.
Blijkens een schrijven van neuroloog R.E. Rico d.d. 23 september 2014 is gedaagde sub 1 wegens ziekte opgenomen in het Sehos en is hij tijdelijk niet handelingsbekwaam. Aangegeven is dat gedaagde sub 1 is getroffen door een herseninfarct.
2.4.
Gedaagde sub 2 is de zoon van gedaagde sub 1.
2.5.
Bij brief van 15 december 2015 heeft het incassogemachtigde van Island Finance gedaagden in gebreke gesteld en aangemaand tot betaling van de achterstallige termijnen.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Island Finance vordert dat het Gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden hoofdelijk zal veroordelen om een bedrag van NAf 18.545,40 (bestaande uit de hoofdsom ad NAf 13.028,08, vermeerderd met de overeengekomen rente, de boeterente en 15% buitengerechtelijke kosten) aan haar te betalen, vermeerderd met 16% rente per jaar over de hoofdsom van NAf 13.028,08 vanaf 1 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering legt zij ten grondslag dat gedaagden in gebreke zijn gebleven met hun betalingsverplichtingen jegens Island Finance voortvloeiende uit de geldlenings-overeenkomst
3.3.
Gedaagden voeren verweer. Op de inhoud daarvan wordt, voor zover van belang, hieronder nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gedaagden voeren aan dat Island Finance niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en dat de vordering afgewezen dient te worden. Zij ontkennen dat zij een leningsovereenkomst met Island Finance zijn aangegaan. Voorts ontkent gedaagde sub 1 dat zijn echtgenote de overeenkomst mede heeft ondertekend.
4.2.
Het Gerecht begrijpt het verweer aldus dat gedaagden ontkennen partij bij de overeenkomst te zijn. Tegenover de ontkenning van gedaagden heeft Island Finance haar vordering gesubstantieerd door middel van het overleggen van de identiteitsbewijzen van gedaagden en van de echtgenote van gedaagde sub 1, alsmede van zijn pensioenslips van februari 2014. De overgelegde informatie komt overeen met de informatie van de partijen bij de geldleningsovereenkomst, zoals gesteld door Island Finance en zoals volgt uit de overeenkomst. Voorts komen de handtekeningen op de identiteitsbewijzen overeen met de handtekeningen op de geldleningsovereenkomst. Gelet hierop had het op de weg van gedaagden gelegen hun betwisting nader te motiveren, hetgeen zij hebben nagelaten. Aan het leveren van tegenbewijs wordt daardoor niet toegekomen.
De stelling dat de overeenkomst niet rechtsgeldig tot stand is gekomen omdat gedaagde sub 1 handelingsonbekwaam was ten tijde van het aangaan van de overeenkomst, wordt niet ondersteund door het schrijven van de neuroloog nu het infarct dateert van enkele maanden na het aangaan van de overeenkomst.
Aldus staat naar het oordeel van het Gerecht vast dat gedaagden partij zijn bij de geldleningsovereenkomst met Island Finance en dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand is gekomen.
4.3.
De overeenkomst levert dwingende bewijskracht op van hetgeen partijen met elkaar zijn overeengekomen. zonder gemotiveerde betwisting c.q. tegenbewijs zijdens gedaagden staat vast dat [eiseres] gedaagden een lening heeft verstrekt zoals overeengekomen. Voorts heeft [eiseres] de betalingsachterstand voldoende gemotiveerd door middel van het overleggen van aanmaningen. Het had op de weg van gedaagden gelegen die stelling gemotiveerd te betwisten bijvoorbeeld door middel van het overleggen van betalingsbewijzen, hetgeen zij hebben nagelaten. Het ter zake door gedaagden gevoerde verweer wordt om die reden gepasseerd.
4.4.
Gedaagden hebben voorts geklaagd over de hoogte van de met Island Finance overeengekomen rente van 27,44%, die bovenmatig zou zijn. Evenwel hebben gedaagden niet de door Island Finance in de procedure gevorderde rente van 16% per jaar betwist. Het Gerecht merkt op dat het in rekening gebrachte rentepercentage van 16% naar het recht hier te lande in zijn algemeenheid ook niet wordt aangemerkt als strijdig met de goede zeden. De feiten en omstandigheden zoals door partijen gesteld, geven evenmin aanleiding te oordelen dat in dit concrete geval anders zou moeten worden geoordeeld. Ook dit verweer wordt verworpen.
4.5.
Gelet op het voorgaande wordt aan Island Finance toegewezen NAf 18.545,40 (zijnde de hoofdsom ad. NAf 15.939,79 vermeerderd met de overeengekomen eenmalige 5% boeterente ad. NAf 651.40) en te vermeerderen met de overeengekomen rente ad 16% per jaar vanaf 1 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede de buitengerechtelijke incassokosten ad. NAf 1.954,21.
4.6.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen gedaagden hoofdelijk veroordeeld worden in de aan de zijde van Island Finance gemaakte proceskosten. Deze worden als volgt begroot. Als gemachtigdensalaris zal een bedrag gelijk aan twee punten van liquidatietarief 4 (NAf 1.000,-) worden toegekend. De verschotten worden vastgesteld op NAf 514,18 aan oproepingskosten en NAf 750,- wegens griffierechten.

5.De beslissing

Het Gerecht:

-
veroordeeltgedaagden hoofdelijk tot betaling aan Island Finance van een bedrag van NAf 16.591,19, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 16 % per jaar vanaf 1 maart 2016 tot de dag der algehele voldoening, alsmede de buitengerechtelijke incassokosten ad NAf 1.954,21;
-
veroordeeltgedaagden hoofdelijk in de kosten van dit geding aan de zijde van Island Finance en tot aan deze uitspraak begroot op NAf 2.0000,- als gemachtigdensalaris en NAf 1.264,18 aan verschotten;
-
verklaartdit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
-
wijstaf het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2017.