Uitspraak
1.[EISER SUB 1],
[EISERES SUB 2],
1.Het procesverloop
2.De vaststaande feiten
[kind], geboren op [geboortedatum] te Aruba (hierna: de minderjarige), dat door de vader is erkend.
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, hebben eisers, de vader en de moeder van een minderjarig kind, een kort geding aangespannen. De vader en de moeder hebben een niet-huwelijkse relatie gehad en zijn in een geschil verwikkeld over de hoofdverblijfplaats van hun kind, dat door de vader is erkend. De moeder heeft het eenhoofdig ouderlijk gezag over het kind en heeft zonder toestemming van de vader met het kind van Aruba naar Curaçao verhuisd. De vader vorderde dat het kind bij hem zou verblijven, terwijl de moeder in reconventie kinderalimentatie eiste.
Tijdens de zitting op 9 november 2017 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de vader stelde dat de moeder de omgang tussen hem en het kind frustreerde. De moeder betwistte dit en voerde aan dat zij het kind goed verzorgde in Curaçao. Het Gerecht oordeelde dat de moeder, als houder van het ouderlijk gezag, bevoegd was om te verhuizen, maar dat zij haar consultatie- en informatieplicht jegens de vader had geschonden. Desondanks oordeelde het Gerecht dat de belangen van het kind niet in het gedrang waren gekomen en dat de gevorderde voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen.
De vorderingen van de vader werden afgewezen, evenals de vordering van de moeder om kinderalimentatie, omdat hiervoor een uitgebreider onderzoek nodig was. Het Gerecht compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken door rechter E.M. van der Bunt op 16 november 2017.