ECLI:NL:OGEAC:2017:266

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
27 januari 2017
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
510.00009/16
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C.B. Hubben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld met dodelijke afloop van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 27 januari 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2000, die betrokken was bij een gewelddadige overval op zijn 88-jarige groottante. De verdachte, die al gedetineerd was in de Justitiële Jeugd Inrichting Curaçao, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.J. Tromp. De officier van justitie, mr. E.V.A. Bos, eiste een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van twee jaren. De tenlastelegging omvatte diefstal met geweld, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], is overleden als gevolg van de geweldshandelingen. De overval vond plaats in de periode van 17 tot en met 19 januari 2016, waarbij de verdachte en een medeverdachte het slachtoffer met geweld hebben vastgepakt, haar handen en mond hebben gebonden en haar woning hebben doorzocht. Het slachtoffer werd later dood aangetroffen in haar woning, met als doodsoorzaak asfyxie door mechanische blokkade van de luchtwegen. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de geweldshandelingen en dat de dood van het slachtoffer redelijkerwijs aan hem kon worden toegerekend. De verdachte werd schuldig bevonden aan diefstal met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen, met dodelijke afloop. Het Gerecht legde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op, zonder duur, maar met de mogelijkheid tot verlenging na twee jaar. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 1:157, 1:163, 1:174, 2:289 en 2:291 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 2000 [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres], (volgens eigen opgave: op [adres]),
thans alhier gedetineerd in de Justitiële Jeugd Inrichting Curaçao (JJIC).

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter niet-openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2016,
9 september 2016, 16 september 2016 en 6 januari 2017. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.J. Tromp, advocaat te Curaçao.
De officier van justitie, mr. E.V.A. Bos, heeft ter terechtzitting gevorderd om de verdachte ter zake het tenlastegelegde feit de maatregel ex artikel 1:174 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen (plaatsing in een inrichting voor jeugdigen) voor de duur van twee jaren.
De raadsman heeft verweer gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
dat hij in of omstreeks de periode van 17 januari 2016 tot en met 19 januari 2016, althans in de maand januari 2016 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een paar (gouden) oorbellen en/of ketting en/of horloge, althans een aantal (gouden) sieraden en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het opzettelijk
  • met kracht en onverhoeds van achteren vastpakken en/of vasthouden van het lichaam van die [slachtoffer], en/of
  • (vervolgens) het (met de handen) afdekken en/of dichthouden van de mond van die [slachtoffer] en/of
  • het op de grond leggen en/of tegen de grond drukken (op de buik met het gezicht naar beneden) van die [slachtoffer], en/of
  • het (met een kledingstuk) op de rug vastbinden van beide handen van die [slachtoffer] en/of
  • de mond van die [slachtoffer] afdekken en/of dichtbinden met een kledingstuk,
tengevolge van welk bovenomschreven feit [slachtoffer] is overleden;
(artikel 2:291 lid 1, 2, 3 Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat hij in
of omstreeksde periode van 17 januari 2016 tot en met 19 januari 2016
, althans in de maand januari 2016te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een paar
(gouden)oorbellen en
/ofeenketting
en/of horloge, althans een aantal (gouden)sieraden en/of geld, in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk
erte maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/ofaan zijn mededader
(s) hetzijde vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldbestond
(en)uit het opzettelijk
  • met kracht enonverhoeds van achteren vastpakken en
    /ofvasthouden van het lichaam van die [slachtoffer], en
    /of
  • (vervolgens
    )het
    (met de hand
    en)afdekken
    en/of dichthouden van de mond van die [slachtoffer] en
    /of
  • het op de grond leggen en
  • het
  • de mond van die [slachtoffer]
ten gevolge van welk bovenomschreven feit [slachtoffer] is overleden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal-en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring cursief weergegeven verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
4B. Bewijsmiddelen
Het Gerecht komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen [1] zijn vervat.
1. Proces-verbaal van bevindingen plaats delict [locatie 1] van het Korps Politie Curaçao d.d. 29 januari 2016, pagina 20 en 21, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Op dinsdag 19 januari 2016 omstreeks 11:30 uur werd ik door inspecteur [verbalisant 2] gedirigeerd naar de woning te [locatie 1] te Curaçao. Het personeel van de Technische Ondersteuning, ook daar aanwezig, ging rond 12:30 uur die woning binnen. Om 12:40 uur constateerde de politiearts, dr [verbalisant 3], de dood van het aldaar aangetroffen slachtoffer. Politiearts [verbalisant 3] vermoedde dat het slachtoffer in de nacht van maandag 18 januari 2016 op dinsdag 19 januari 2016 is komen te overlijden.
2. Proces-verbaal van bevindingen herkenning stoffelijk overschot van het Korps Politie Curaçao d.d. 20 januari 2016, pagina 22, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
Op 19 januari 2016 omstreeks 12:00 uur was ik bij de woning van het slachtoffer te [locatie 1]. [persoon 1] en [persoon 2], ook daar aanwezig, herkenden de overleden persoon als hun nicht respectievelijk zus, in leven genaamd [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1927 te [geboorteplaats].
3. Proces-verbaal van lijkvinding te [locatie 1], van het Korps Politie Curaçao, zaaknummer TFOC.2016.01.19-M01, registratienummer 102/2016, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5] en op 11 augustus 2016 gesloten en getekend door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van voornoemde verbalisanten of één van hen:
Op dinsdag 19 januari 2016 hebben wij bij het perceel te [locatie 1] een forensisch onderzoek verricht. In een slaapkamer werd het levenloze lichaam van [slachtoffer] aangetroffen. [slachtoffer] is in een ongewone positie, liggend op haar buik op de vloer van de slaapkamer, aangetroffen. Zij lag op diverse overhoop liggende voorwerpen, met de rechterzijde van haar gezicht plat tegen een groenkleurige doek op de vloer. Haar benen lagen naast elkaar gestrekt en haar linkerarm lag op haar rug. De rechterarm lag gestrekt langs de rechterzijde van haar lichaam. Beide handpalmen waren omhoog gekeerd. Het stoffelijk overschot is in beslag genomen en getransporteerd naar de ADC-lijkenkamer. Op 20 januari 2016 werd op het stoffelijk overschot een gerechtelijke sectie verricht door de patholoog-anatoom Dr. R. Gogorza.
4. Een geschrift getiteld Obductierapport # S-16-07, te weten een door patholoog-anatoom Dr. R. Gogorza opgemaakt rapport van het obductieonderzoek verricht op 20 januari 2016 om 10:15 uur op het lichaam van [slachtoffer], los stuk, voor zover inhoudende:
Het lichaam van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1927, werd mij aangeboden door de ambtenaren van de technische opsporingsdienst (TOD) Curaçao voor een obductie. De doodsoorzaak is asfyxie. Het mechanisme van overlijden is een hartstilstand.
5. Een geschrift, te weten een door patholoog-anatoom Dr. R. Gogorza opgemaakt document, inhoudende de antwoorden op de vragen van mr. A.S.M. Blonk naar aanleiding van het obductierapport S-16-07, los stuk, voor zover inhoudende:
Asfyxie is een aandoening, die wordt veroorzaakt door interferentie met de ademhaling of door een gebrek aan zuurstof in de ingeademde lucht waardoor organen en weefsels verstoken raken van zuurstof, wat bewusteloosheid of de dood veroorzaakt.
In geval van mechanische asfyxie worden de luchtwegen mechanisch geblokkeerd. Een vorm van mechanische asfyxie is externe compressie van de borstkas en buikwand die de ademhalingsbewegingen verstoort. Dit is het waarschijnlijke mechanisme in zaak S-16-07, door de aanwezigheid van bilaterale bloedingen aan de longen en de omvangrijke bilaterale bindvliesbloedingen en petechiën.
De asfyxie (bilaterale bindvlies bloedingen en petechiën, bilaterale pulmonale bloedingen) genereerde het gebrek aan zuurstof; door het gebrek aan zuurstof werden de lichaamscellen daarvan niet voorzien en reageerden ze door grote hoeveelheden melkzuur te produceren, waardoor de PH werd verminderd; deze gebeurtenissen werden gevolgd door hersenoedeem, hartritmestoornissen en het overlijden (hartstilstand).
6. Het proces-verbaal van forensisch onderzoek en identificatie van aangetroffen vingerspoor contra de verdachten genaamd [medeverdachte] en [verdachte] van het Korps Politie Curaçao, zaaknummer TFOC.2016.01.19-M01, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 4], [verbalisant 5], [verbalisant 3] en [verbalisant 6] en op 17 augustus 2016 gesloten en ondertekend door de verbalisant [verbalisant 3], los stuk, voor zover inhoudende als relaas van voornoemde verbalisanten of één van hen:
Op dinsdag 19 januari 2016 begaven wij ons naar een perceel te [locatie 1] voor het instellen van een forensisch sporenonderzoek in verband met een beroving met dodelijke afloop. Onbevoegden hadden drie glazen shutters uit een raam van het pand verwijderd om zo toegang tot de daarachter gelegen gesloten ruimte te krijgen. In die gesloten ruimte waren wederom drie glazen shutters verwijderd. Het vergelijkingsonderzoek van de aldaar aangetroffen vingersporen gaf het volgende resultaat. Het spoor F11, aangetroffen op één van de glazen shutters van het keukenraam, bleek identiek te zijn aan de linker middelvinger afdruk van [verdachte], van wie op 27 januari 2016 een dactyloscopisch signalement was vervaardigd. Het spoor R1, aangetroffen op een licht- en donkerbruin gestreepte schoenendoos van het merk Lady Godiva geopend aangetroffen op de grond direct naast het slachtoffer, bleek identiek te zijn aan de rechter wijsvinger afdruk van [medeverdachte]. Vanwege de eenmaligheid van vinger- en handpalmafdrukken houdt dit in dat de dactyloscopische sporen afkomstig zijn van [verdachte] respectievelijk [medeverdachte] en van niemand anders.
7. Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 6 februari 2016, pagina 84 t/m 89, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte]:
Het klopt dat wij naar de woning van [verdachte]’s tante zijn gegaan. [verdachte] had de shutters eruit gehaald en gaf ze aan mij. Toen zijn wij naar binnen gegaan; eerst [verdachte], toen ik. Op een gegeven moment viel er iets in de keuken en een vrouw opende haar slaapkamerdeur en kwam naar de keuken. Ze draaide zich heel snel om en liep vervolgens weer terug naar haar slaapkamer. Ik dacht dat zij de politie wilde gaan bellen. Daarom ben ik snel achter haar aangegaan en heb ik haar bij haar mond vastgepakt. Ik liep met de vrouw naar haar slaapkamer en de vrouw begon te vechten. Ze wilde mij gaan bijten en ik pakte een kussen. Vervolgens heb ik het kussen tegen haar gezicht gehouden. Zij is op de grond gelegd. Ik zei tegen haar dat wij alleen maar geld wilden hebben. [verdachte] hield haar handen op haar rug vast. Toen kon ik haar handen vastbinden met een kledingstuk. De vrouw probeerde op dat moment los te komen. Daarna gingen we in het huis zoeken. We hebben eerst in haar slaapkamer gezocht. De andere slaapkamer had [verdachte] met een schop open gebroken en toen zijn we daar gaan zoeken.
8. Proces-verbaal van 4e verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 19 februari 2016, pagina 94 t/m 99, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte]:
Ik heb in een schoenendoos gezocht, die [verdachte] op het bed had gegooid.
9. Proces-verbaal van 3e verhoor verdachte [verdachte] d.d. 5 februari 2016, pagina 133 t/m 137, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Op zondag 17 januari 2016 zijn [medeverdachte] en ik naar de woning van wijlen [slachtoffer] gegaan. Ik heb de shutters van het raam aan de achterzijde van de woning eruit gehaald. Ik ben toen in de woning gesprongen, gevolgd door [medeverdachte]. Eenmaal in de kamer heb ik weer shutters uit een raam gehaald. Wij zijn toen naar binnen gesprongen en zijn gaan zoeken in de woning. Op een gegeven moment deed mijn tante de deur van haar slaapkamer open en liep naar de tussendeur. Toen zij terugliep naar haar slaapkamerdeur, pakte [medeverdachte] haar van achteren vast. Hij pakte één van haar handen en met zijn andere hand greep hij naar haar mond. Hierna kwam ik vanuit de keuken en pakte allebei haar handen en hield die op haar rug vast. Wij liepen met haar de slaapkamer in en hebben haar op de grond gelegd. Toen heeft [medeverdachte] - terwijl ik haar handen vasthield - haar handen vastgebonden met kleren. [medeverdachte] heeft haar mond ook afgebonden. Daarna hebben we beide slaapkamers en de woonkamer doorzocht. We waren op zoek naar geld.
10. Proces-verbaal van 4e verhoor verdachte [verdachte] d.d.13 februari 2016, pagina 138 t/m 142, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Het was mijn idee om in te breken bij [slachtoffer]. [medeverdachte] ging daarmee akkoord. Ik had hem verteld dat zij een bejaarde vrouw was en dat zij waarschijnlijk geld in huis had. Ik heb sieraden op het nachtkasje naast het bed van [slachtoffer] aangetroffen en meegenomen. Na de beroving heb ik aan [medeverdachte] verteld dat ik sieraden had aangetroffen. Hierna heb ik ze aan [medeverdachte] gegeven.
11. Proces-verbaal van horen getuige [getuige 1] (2de verhoor) d.d. 12 februari 2016, pagina 34 t/m 37, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige 1]:
Nadat de politie het huis had vrijgegeven, hebben mijn kleinkind, mijn zoon en ik het huis van [slachtoffer] doorzocht. Wij hebben polshorloges en geld van haar teruggevonden. De sieraden die [slachtoffer] echter altijd droeg, te weten oorbellen, een halsketting en een ring, werden niet door ons gevonden.
4C. Bewijsoverweging
De raadsman bepleit dat de geweldshandelingen die de verdachte heeft gepleegd niet tot de dood van het slachtoffer hebben geleid. Het Gerecht overweegt als volgt.
De vraag die beantwoord moet worden, luidt of er een causaal verband bestaat tussen de bewezenverklaarde door de verdachte verrichte gedraging - te weten het door hem en/of zijn mededader uitgeoefende geweld - en de dood van het slachtoffer. Dit dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of die dood redelijkerwijs als gevolg van die gedraging aan de verdachte kan worden toegerekend (vide HR 19 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4491).
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen kan met betrekking tot het gepleegde geweld de volgende gang van zaken worden vastgesteld. Toen de medeverdachte het slachtoffer van achteren had vastgepakt en haar mond dichthield met de hand, hebben beide verdachten haar samen naar de grond gewerkt in een buikligging, waarna zij hebben samengewerkt in het vastbinden van haar handen en het afbinden van haar mond. Zij zijn vervolgens beiden de woning gaan doorzoeken. Aldus bezien heeft de verdachte een significante bijdrage geleverd aan de geweldshandelingen en kan hij als medepleger van de diefstal met geweld worden aangemerkt.
Uit het obductierapport en de daarop door de patholoog gegeven schriftelijke toelichting (bewijsmiddelen 4 en 5) volgt dat het slachtoffer is overleden als gevolg van het mechanisch blokkeren van de luchtwegen - waarschijnlijk bestaande uit een compressie van de borstkas en buikwand - wat een hersenoedeem, hartritmestoornissen en uiteindelijk een hartstilstand heeft veroorzaakt. Dit wordt onder mee gebaseerd op het aangetroffen letsel aan de longen, hersenen en ogen. Ter toelichting heeft de patholoog aangegeven dat door hem geen enkele natuurlijke aandoening werd aangetroffen die het aangetroffen letsel kon veroorzaken (beantwoording vraag 24 van mr. A.S.M. Blonk).
Naar het oordeel van het Gerecht zijn de in vereniging gepleegde geweldshandelingen - die naar hun aard en gezien het verzet gepaard moeten zijn gegaan met het uitoefenen van druk en kracht op het bovenlichaam van het slachtoffer- bezien in het licht van de conclusies van de patholoog, een noodzakelijke factor geweest voor het na de overval intreden van de dood van het slachtoffer. De dood van het slachtoffer kan daarmee redelijkerwijs als gevolg van het tegen haar in vereniging gepleegde geweld aan de verdachte worden toegerekend.
Het verweer wordt verworpen.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijker te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en het feit de dood ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde (vul de feitaanduidingen in)opheffen of uitsluiten. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar. (vul de feitaanduidingen in)

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheffen of uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering op te leggen maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van een gewelddadige overval in een woning ten gevolge waarvan de hoogbejaarde bewoonster van 88 jaar oud, zijn eigen groottante, is overleden. Het slachtoffer lag nietsvermoedend te slapen toen de verdachte en zijn medeverdachte haar woning binnengedrongen. Toen het slachtoffer wakker werd en de woningindringers tegen het lijf liep, trachtte zij van hen weg te lopen. Zij werd vervolgens met geweld naar de grond gewerkt, waarna haar handen werden vastgebonden op haar rug en haar mond werd afgebonden met een doek. De verdachten doorzochten vervolgens haar hele woning en gingen er met wat sierraden vandoor. Zij lieten het slachtoffer levend, maar in volstrekt hulpeloze toestand achter in de ravage. Aan de halfslachtige poging om een ambulance te bellen - de verbinding werd verbroken - gaven zij verder geen vervolg, zodat adequate medische zorg uitbleef. Pas anderhalve dag later werd zij dood in haar woning aangetroffen.
Het slachtoffer moet doodsangsten hebben uitgestaan tijdens de beroving. De nabestaanden van het slachtoffer is onnoemelijk veel leed aangedaan. Zij zullen iedere dag moeten leven met de gedachte dat het leven van dit uiterst kwetsbare en weerloze slachtoffer op brute wijze is geëindigd en dat de verdachte, een familielid, hierbij betrokken is geweest. Ook de Curaçaose samenleving is door het onderhavige feit ernstig geschokt. Een overval op de meest kwetsbare personen in deze samenleving is even lafhartig als schokkend te noemen.
De verdachte was ten tijde van het plegen van het strafbaar feit slechts 15 jaar oud en niet eerder in contact geweest met justitie. Het Gerecht heeft acht geslagen op de verschillende rapportages omtrent zijn persoon, opgemaakt door de psychiater F.G.M. Heijtel, de psychologen L. Bonofacia en H.W.T. Linkels, de Stichting Ambulante Justitiële Jeugdzorg Curaçao (AJJC) en de Voogdijraad Curaçao. De psychiater concludeert dat van jongs af aan sprake is geweest van een ernstig verstoord opvoedingsklimaat wat heeft geleid tot algehele verwaarlozing: pedagogisch, affectief en materieel. Het is nog niet duidelijk wat dit voor invloed op zijn persoonlijkheidsvorming heeft gehad, aldus de psychiater. Daarom acht hij de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. De psycholoog beoordeelt de verdachte als volledig toerekeningsvatbaar. Het Gerecht verenigt zich, mede gelet op de indruk die de verdachte ter terechtzitting heeft gemaakt en het beeld dat uit de rapportages van AJJC naar voren komt, met de conclusie van de psychiater en maakt deze tot de zijne.
Psychiater, psycholoog en AJJC zijn unaniem in hun advies dat de verdachte langdurige structurele begeleiding nodig heeft om het gevaar voor recidive in te perken en in het belang van een zo goed mogelijke verdere ontwikkeling van zijn persoon. De recidivekans wordt zonder interventie door allen ingeschat als zeer hoog. De huidige thuissituatie draagt daar in sterke mate aan bij. De psychiater en AJJC adviseren de door het openbaar ministerie gevorderde maatregel op te leggen.
Het Gerecht is met de psychiater en AJJC van oordeel dat zonder langdurige structurele interventie in een gesloten setting het gevaar voor recidive ontoelaatbaar hoog blijft en tevens dat voornoemde interventie in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de nog zeer jeugdige verdachte. Dat de verdachte een first offender is, maakt dat niet anders.
Gelet op het voorgaande acht het Gerecht de oplegging van de door het openbaar ministerie gevorderde maatregel passend en geboden. Het Gerecht zal hieraan geen duur verbinden nu uit de wet reeds voortvloeit dat deze maatregel geldt voor de duur van twee jaren, waarna verlenging mogelijk is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 1:157, 1:163, 1:174, 2:289 en 2:291 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals in rubriek
4Aomschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde feit het in rubriek
5genoemde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
gelast de plaatsingvan de verdachte in een
inrichting voor jeugdigenwegens dit feit met het advies voornoemde plaatsing ten uitvoer te leggen in de Justitiële Jeugd Inrichting Curaçao.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.C.B. Hubben en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 27 januari 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Wanneer in de bewijsmiddelen wordt verwezen naar een proces-verbaal van politie is - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. In de bewijsmiddelen wordt - tenzij anders vermeld - verwezen naar paginanummers van de bijlagen gevoegd bij het proces-verbaal van het Korps Politie Curaçao genaamd “Onderzoek Noord Jan Thiel”, op 16 mei 2016 gesloten en ondertekend door R.V. Martina. De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven. Andere geschriften zijn telkens gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.