4.Bewijsbeslissingen
4A. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat hij in
of omstreeksde periode van 17 januari 2016 tot en met 19 januari 2016
, althans in de maand januari 2016te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een paar
(gouden)oorbellen en
/ofeenketting
en/of horloge, althans een aantal (gouden)sieraden en/of geld, in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan [slachtoffer],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk
erte maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/ofaan zijn mededader
(s) hetzijde vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld
en/of welke bedreiging met geweldbestond
(en)uit het opzettelijk
met kracht enonverhoeds van achteren vastpakken en
/ofvasthouden van het lichaam van die [slachtoffer], en
/of
(vervolgens
)het
(met de hand
en)afdekken
en/of dichthouden van de mond van die [slachtoffer] en
/of
- het op de grond leggen en
- het
- de mond van die [slachtoffer]
ten gevolge van welk bovenomschreven feit [slachtoffer] is overleden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal-en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring cursief weergegeven verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
4B. Bewijsmiddelen
Het Gerecht komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelenzijn vervat.
1. Proces-verbaal van bevindingen plaats delict [locatie 1] van het Korps Politie Curaçao d.d. 29 januari 2016, pagina 20 en 21, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Op dinsdag 19 januari 2016 omstreeks 11:30 uur werd ik door inspecteur [verbalisant 2] gedirigeerd naar de woning te [locatie 1] te Curaçao. Het personeel van de Technische Ondersteuning, ook daar aanwezig, ging rond 12:30 uur die woning binnen. Om 12:40 uur constateerde de politiearts, Dr. [verbalisant 3], de dood van het aldaar aangetroffen slachtoffer. Politiearts [verbalisant 3] vermoedde dat het slachtoffer in de nacht van maandag 18 januari 2016 op dinsdag 19 januari 2016 is komen te overlijden.
2. Proces-verbaal van bevindingen herkenning stoffelijk overschot van het Korps Politie Curaçao d.d. 20 januari 2016, pagina 22, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
Op 19 januari 2016 omstreeks 12:00 uur was ik bij de woning van het slachtoffer te [locatie 1]. [persoon 1] en [persoon 2], ook daar aanwezig, herkenden de overleden persoon als hun nicht respectievelijk zus, in leven genaamd [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1927 te [geboorteplaats].
3. Proces-verbaal van lijkvinding te [locatie 1], van het Korps Politie Curaçao, zaaknummer TFOC.2016.01.19-M01, registratienummer 102/2016, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5] en op 11 augustus 2016 gesloten en getekend door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], voor zover inhoudende als relaas van voornoemde verbalisanten of één van hen:
Op dinsdag 19 januari 2016 hebben wij bij het perceel te [locatie 1] een forensisch onderzoek verricht. In een slaapkamer werd het levenloze lichaam van [slachtoffer] aangetroffen. [slachtoffer] is in een ongewone positie, liggend op haar buik op de vloer van de slaapkamer, aangetroffen. Zij lag op diverse overhoop liggende voorwerpen, met de rechterzijde van haar gezicht plat tegen een groenkleurige doek op de vloer. Haar benen lagen naast elkaar gestrekt en haar linkerarm lag op haar rug. De rechterarm lag gestrekt langs de rechterzijde van haar lichaam. Beide handpalmen waren omhoog gekeerd. Het stoffelijk overschot is in beslag genomen en getransporteerd naar de ADC-lijkenkamer. Op 20 januari 2016 werd op het stoffelijk overschot een gerechtelijke sectie verricht door de patholoog-anatoom Dr. R. Gogorza.
4. Een geschrift getiteld Obductierapport # S-16-07, te weten een door patholoog-anatoom Dr. R. Gogorza opgemaakt rapport van het obductieonderzoek verricht op 20 januari 2016 om 10:15 uur op het lichaam van [slachtoffer], los stuk, voor zover inhoudende:
Het lichaam van [slachtoffer], geboren op 23 juni 1927, werd mij aangeboden door de ambtenaren van de technische opsporingsdienst (TOD) Curaçao voor een obductie. De doodsoorzaak is asfyxie. Het mechanisme van overlijden is een hartstilstand.
5. Een geschrift, te weten een door patholoog-anatoom Dr. R. Gogorza opgemaakt document, inhoudende de antwoorden op de vragen van mr. A.S.M. Blonk naar aanleiding van het obductierapport S-16-07, los stuk, voor zover inhoudende:
Asfyxie is een aandoening, die wordt veroorzaakt door interferentie met de ademhaling of door een gebrek aan zuurstof in de ingeademde lucht waardoor organen en weefsels verstoken raken van zuurstof, wat bewusteloosheid of de dood veroorzaakt.
In geval van mechanische asfyxie worden de luchtwegen mechanisch geblokkeerd. Een vorm van mechanische asfyxie is externe compressie van de borstkas en buikwand die de ademhalingsbewegingen verstoort. Dit is het waarschijnlijke mechanisme in zaak S-16-07, door de aanwezigheid van bilaterale bloedingen aan de longen en de omvangrijke bilaterale bindvliesbloedingen en petechiën.
De asfyxie (bilaterale bindvlies bloedingen en petechiën, bilaterale pulmonale bloedingen) genereerde het gebrek aan zuurstof; door het gebrek aan zuurstof werden de lichaamscellen daarvan niet voorzien en reageerden ze door grote hoeveelheden melkzuur te produceren, waardoor de PH werd verminderd; deze gebeurtenissen werden gevolgd door hersenoedeem, hartritmestoornissen en het overlijden (hartstilstand).
6. Het proces-verbaal van forensisch onderzoek en identificatie van aangetroffen vingerspoor contra de verdachten genaamd [verdachte] en [medeverdachte] van het Korps Politie Curaçao, zaaknummer TFOC.2016.01.19-M01, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 4], [verbalisant 5], [verbalisant 3] en [verbalisant 6] en op 17 augustus 2016 gesloten en ondertekend door de verbalisant [verbalisant 3], los stuk, voor zover inhoudende als relaas van voornoemde verbalisanten of één van hen:
Op dinsdag 19 januari 2016 begaven wij ons naar een perceel te [locatie 1] voor het instellen van een forensisch sporenonderzoek in verband met een beroving met dodelijke afloop. Onbevoegden hadden drie glazen shutters uit een raam van het pand verwijderd om zo toegang tot de daarachter gelegen gesloten ruimte te krijgen. In die gesloten ruimte waren wederom drie glazen shutters verwijderd. Het vergelijkingsonderzoek van de aldaar aangetroffen vingersporen gaf het volgende resultaat. Het spoor F11, aangetroffen op één van de glazen shutters van het keukenraam, bleek identiek te zijn aan de linker middelvinger afdruk van [medeverdachte], van wie op 27 januari 2016 een dactyloscopisch signalement was vervaardigd. Het spoor R1, aangetroffen op een licht- en donkerbruin gestreepte schoenendoos van het merk Lady Godiva geopend aangetroffen op de grond direct naast het slachtoffer, bleek identiek te zijn aan de rechter wijsvinger afdruk van [verdachte]. Vanwege de eenmaligheid van vinger- en handpalmafdrukken houdt dit in dat de dactyloscopische sporen afkomstig zijn van [medeverdachte] respectievelijk [verdachte] en van niemand anders.
7. Proces-verbaal van 2e verhoor verdachte [verdachte] d.d. 6 februari 2016, pagina 84 t/m 89, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Het klopt dat wij naar de woning van [medeverdachte]’s tante zijn gegaan. [medeverdachte] had de shutters eruit gehaald en gaf ze aan mij. Toen zijn wij naar binnen gegaan; eerst [medeverdachte], toen ik. Op een gegeven moment viel er iets in de keuken en een vrouw opende haar slaapkamerdeur en kwam naar de keuken. Ze draaide zich heel snel om en liep vervolgens weer terug naar haar slaapkamer. Ik dacht dat zij de politie wilde gaan bellen. Daarom ben ik snel achter haar aangegaan en heb ik haar bij haar mond vastgepakt. Ik liep met de vrouw naar haar slaapkamer en de vrouw begon te vechten. Ze wilde mij gaan bijten en ik pakte een kussen. Vervolgens heb ik het kussen tegen haar gezicht gehouden. Zij is op de grond gelegd. Ik zei tegen haar dat wij alleen maar geld wilden hebben. [medeverdachte] hield haar handen op haar rug vast. Toen kon ik haar handen vastbinden met een kledingstuk. De vrouw probeerde op dat moment los te komen. Daarna gingen we in het huis zoeken. We hebben eerst in haar slaapkamer gezocht. De andere slaapkamer had [medeverdachte] met een schop open gebroken en toen zijn we daar gaan zoeken.
8. Proces-verbaal van 4e verhoor verdachte [verdachte] d.d. 19 februari 2016, pagina 94 t/m 99, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Ik heb in een schoenendoos gezocht, die [medeverdachte] op het bed had gegooid.
9. Proces-verbaal van 3e verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 5 februari 2016, pagina 133 t/m 137, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte]:
Op zondag 17 januari 2016 zijn [verdachte] en ik naar de woning van wijlen [slachtoffer] gegaan. Ik heb de shutters van het raam aan de achterzijde van de woning eruit gehaald. Ik ben toen in de woning gesprongen, gevolgd door [verdachte]. Eenmaal in de kamer heb ik weer shutters uit een raam gehaald. Wij zijn toen naar binnen gesprongen en zijn gaan zoeken in de woning. Op een gegeven moment deed mijn tante de deur van haar slaapkamer open en liep naar de tussendeur. Toen zij terugliep naar haar slaapkamerdeur, pakte [verdachte] haar van achteren vast. Hij pakte één van haar handen en met zijn andere hand greep hij naar haar mond. Hierna kwam ik vanuit de keuken en pakte allebei haar handen en hield die op haar rug vast. Wij liepen met haar de slaapkamer in en hebben haar op de grond gelegd. Toen heeft [verdachte] - terwijl ik haar handen vasthield - haar handen vastgebonden met kleren. [verdachte] heeft haar mond ook afgebonden. Daarna hebben we beide slaapkamers en de woonkamer doorzocht. We waren op zoek naar geld.
10. Proces-verbaal van 4e verhoor verdachte [medeverdachte] d.d.13 februari 2016, pagina 138 t/m 142, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte]:
Het was mijn idee om in te breken bij [slachtoffer]. [verdachte] ging daarmee akkoord. Ik had hem verteld dat zij een bejaarde vrouw was en dat zij waarschijnlijk geld in huis had. Ik heb sieraden op het nachtkasje naast het bed van [slachtoffer] aangetroffen en meegenomen. Na de beroving heb ik aan [verdachte] verteld dat ik sieraden had aangetroffen. Hierna heb ik ze aan [verdachte] gegeven.
11. Proces-verbaal van horen getuige [benadeelde] (2de verhoor) d.d. 12 februari 2016, pagina 34 t/m 37, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [benadeelde]:
Nadat de politie het huis had vrijgegeven, hebben mijn kleinkind, mijn zoon en ik het huis van [slachtoffer] doorzocht. Wij hebben polshorloges en geld van haar teruggevonden. De sieraden die [slachtoffer] echter altijd droeg, te weten oorbellen, een halsketting en een ring, werden niet door ons gevonden.
4C. Bewijs(middel)overwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat niet vastgesteld kan worden wat de doodsoorzaak van het slachtoffer was en dat de ingetreden dood daarom niet aan de schuld van de verdachte te wijten is. Voorts heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdachte geen goederen heeft weggenomen, zodat geen sprake is van een voltooide diefstal. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de medeverdachte in zijn verklaringen bij de politie heeft gelogen over de gang van zaken in de woning, met name over de rol van de verdachte.
Het Gerecht overweegt in verband met deze verweren het navolgende.
doodsoorzaak
Uit het obductierapport en de daarop door de patholoog gegeven schriftelijke toelichting (bewijsmiddelen 4 en 5) volgt dat het slachtoffer is overleden als gevolg van het mechanisch blokkeren van de luchtwegen - waarschijnlijk bestaande uit een compressie van de borstkas en buikwand - wat een hersenoedeem, hartritmestoornissen en uiteindelijk een hartstilstand heeft veroorzaakt. Dit wordt onder mee gebaseerd op het aangetroffen letsel aan de longen, hersenen en ogen. Ter toelichting heeft de patholoog aangegeven dat door hem geen enkele natuurlijke aandoening werd aangetroffen die het aangetroffen letsel kon veroorzaken (beantwoording vraag 24 van mr. A.S.M. Blonk). Het Gerecht kan de raadsvrouw dan ook niet volgen in haar betoog dat de doodsoorzaak niet kan worden vastgesteld.
causaal verband
De beantwoording van de vraag of er een causaal verband bestaat tussen de bewezenverklaarde door de verdachte verrichte gedraging - te weten het door hem en/of zijn mededader uitgeoefende geweld - en de dood van het slachtoffer, dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of die dood redelijkerwijs als gevolg van die gedraging aan de verdachte kan worden toegerekend (vide HR 19 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ4491). Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer van achteren hebben vastgepakt, haar mond met de hand hebben dichtgehouden, haar naar de grond hebben gewerkt in een buikligging, haar handen op haar rug hebben vastgebonden en haar mond hebben afgebonden. Toen het slachtoffer haar aanvankelijke verzet had opgegeven en nauwelijks meer bewoog, hebben zij haar handen en mond losgemaakt en haar liggend op haar buik achtergelaten. Naar het oordeel van het Gerecht zijn deze geweldshandelingen - die naar hun aard en gezien het verzet gepaard moeten zijn gegaan met het uitoefenen van druk en kracht op het bovenlichaam van het slachtoffer- bezien in het licht van de conclusies van de patholoog, een noodzakelijke factor geweest voor het na de overval intreden van de dood van het slachtoffer. De dood van het slachtoffer kan daarmee redelijkerwijs als gevolg van het tegen haar in vereniging gepleegde geweld aan de verdachte worden toegerekend. verklaringen van de (mede)verdachte en medeplegen
De medeverdachte heeft bij de politie belastende verklaringen afgelegd over de verdachte. Deze verklaringen acht het Gerecht betrouwbaar en geloofwaardig, omdat de medeverdachte zichzelf met deze verklaringen in grote mate incrimineert en zijn verklaringen gedetailleerd en consistent zijn. Deze verklaringen staan bovendien niet op zichzelf, maar vinden steun in zowel objectief technisch bewijs (de bevindingen van de forensische recherche en de patholoog) als in de bekennende verklaring die de verdachte zelf heeft afgelegd bij de politie. Tenslotte is de medeverdachte ook onder ede bij de rechter-commissaris bij deze verklaringen gebleven. Het Gerecht bezigt voornoemde verklaringen van de medeverdachte dan ook tot het bewijs.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het slachtoffer in een staande positie en slechts aan haar handen vastgebonden is geweest en dat zij, toen zij onwel werd, meteen door hem is los gemaakt en in een stabiele zijligging is gelegd zodat zij goed kon ademen. Deze verklaring acht het Gerecht ongeloofwaardig gelet op het feit dat het slachtoffer is aangetroffen in een positie die niets weg heeft van een stabiele zijligging, maar juist past bij de eerder door de beide verdachten beschreven geweldshandelingen. Het Gerecht schuift deze verklaring van de verdachte dan ook terzijde en houdt hem aan zijn bij de politie afgelegde verklaring, die tot het bewijs wordt gebezigd.
Op grond van de gebezigde verklaringen van de verdachte en de medeverdachte kan worden vastgesteld dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachte de geweldshandelingen jegens het slachtoffer heeft gepleegd om de door hen voorgenomen diefstal mogelijk te maken. Immers, toen de verdachte het slachtoffer van achteren had vastgepakt en haar mond dichthield met de hand, hebben beide verdachten haar samen naar de grond gewerkt in een buikligging, waarna zij hebben samengewerkt in het vastbinden van haar handen en het afbinden van haar mond. Zij zijn vervolgens beiden de woning gaan doorzoeken. Door zo te handelen heeft de verdachte een significante bijdrage geleverd aan het plegen van de overval. Daaraan doet niet af dat uiteindelijk slechts door de medeverdachte goederen zijn weggenomen uit de woning. Er is dan ook sprake van medeplegen.
De verweren worden verworpen.