ECLI:NL:OGEAC:2017:275

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
20 december 2017
Publicatiedatum
30 juli 2018
Zaaknummer
500.00442/16
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C.B. Hubben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dubbele doodslag in discotheek met vuurwapenbezit

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 20 december 2017 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van dubbele doodslag en vuurwapenbezit, gepleegd op 3 september 2016 in een discotheek in Curaçao. Tijdens de openbare terechtzittingen, die plaatsvonden op verschillende data in 2017, heeft de officier van justitie gevorderd om de verdachte voor de feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 jaren, met aftrek van voorarrest. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.S.M. Blonk.

De tenlastelegging omvatte moord cq. doodslag op de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], alsook vuurwapenbezit. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na het horen van getuigen en het bekijken van videobeelden, kwam het Gerecht tot de conclusie dat de verdachte met opzet heeft geschoten op [slachtoffer 1], wat leidde tot diens overlijden, en dat hij ook [slachtoffer 2] heeft gedood door een kogel die haar schouder raakte. De verdachte werd vrijgesproken van de impliciet primair tenlastegelegde feiten, maar werd schuldig bevonden aan de subsidiaire feiten.

De rechter oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan dubbele doodslag en vuurwapenbezit, en legde een gevangenisstraf van 24 jaren op. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 1] voor de kosten van lijkbezorging, terwijl de vordering van [benadeelde 2] werd afgewezen. Het inbeslaggenomen vuurwapen werd onttrokken aan het verkeer, gezien de ernst van de feiten en het gevaar van ongecontroleerd vuurwapenbezit.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2017, 24 februari 2017, 12 mei 2017, 31 augustus 2017 en 8 december 2017, zoals daarvan blijkt uit de verschillende processen-verbaal van die zittingen. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.S.M. Blonk.
De officier van justitie, mr. R.A. Koert, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van feit 1 impliciet primair en feit 2 impliciet primair vrij te spreken en ter zake van de feiten 1 impliciet subsidiair, 2 impliciet subsidiair en 3 te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) jaren, met aftrek van voorarrest. vuurwapen. De officier van justitie heeft tenslotte geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft verweer gevoerd.
De benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben een vordering tot schadevergoeding ingediend.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, met inachtneming van de gevorderde en toegewezen wijzigingen, tenlastegelegd:
FEIT 1: MOORD CQ. DOODSLAG HET SLACHTOFFER [SLACHTOFFER 1] BETREFFENDE;
dat hij op of omstreeks 3 september 2016 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen één of meerdere malen gericht op en/of in de richting van die [slachtoffer 1] geschoten, waardoor die [slachtoffer 1] (een) (kogel-) verwonding(en) heeft/hebben opgelopen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
(artikel 2:262/259 Wetboek van Strafrecht)
FEIT 2: MOORD CQ. DOODSLAG HET SLACHTOFFER [SLACHTOFFER 2] BETREFFENDE;
dat hij op of omstreeks 3 september 2016 in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en - al dan niet - met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen één of meerdere malen gericht op en/of in de richting van [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (die achter die [slachtoffer 1] stond en/of zich in dezelfde vuurlinie als die [slachtoffer 1] bevond) geschoten, waardoor die [slachtoffer 2] (een) (kogel-) verwonding(en) heeft/hebben opgelopen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;
(artikel 2:262/259 Wetboek van Strafrecht)
FEIT 3: VUURWAPENBEZIT
dat hij op of omstreeks 3 september 2016 in Curacao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en/of één of meerdere (scherpe) patronen, in elk geval munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930;
(artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening 1930);

3.Voorvragen

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Vrijspraak ten aanzien van feit 1, impliciet primair en feit 2, impliciet primair
Evenals de officier van justitie en de raadsvrouw heeft het Gerecht uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte gehandeld heeft met voorbedachten rade. In zoverre zal de verdachte van de onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde moorden, zonder nadere motivering, partieel worden vrijgesproken.
4B. Bewijsmiddelen
Het Gerecht komt tot bewezenverklaring van de onder 1 impliciet subsidiair, 2 impliciet subsidiair en 3 tenlastegelegde feiten op grond van de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
In onderstaande bewijsmiddelen wordt telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in de wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal, die onderdeel uitmaken van het einddossier van het Korps Politie Curaçao in het onderzoek “Prince”, gesloten en ondertekend op 31 januari 2017 door [verbalisant 1], Wachtmeester der Eerste klasse der Koninklijke Marechaussee. Voor zover wordt verwezen naar paginanummers, betreffen het paginanummers van het einddossier “Prince”. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het bewezenverklaarde te Curaçao is begaan.
De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van alle feiten:
1. Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], p. 346 t/m 352, opgemaakt en op 6 september 2016 gesloten en ondertekend door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1]:
Ik ben beveiliger bij discotheek [bedrijf 1]. Op 3 september 2016 ging ik even naar buiten om te gaan plassen. Daar kwam ik [medeverdachte 2] (het Gerecht begrijpt: [medeverdachte 2]), een bekende van me, tegen. Hij was vergezeld van een man met een rastakapsel. Aan mij werd gevraagd of ik een vuurwapen mee [bedrijf 1] in kon nemen. De man met het rastakapsel haalde vervolgens een vuurwapen uit een kleine tas en overhandigde dit aan mij. Het betrof een zwartkleurige kleine revolver. Ik nam de revolver aan en stopte deze onder mijn hemd tussen mijn broeksband. Wij zijn [bedrijf 1] binnengegaan.
2. Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2], p. 294 t/m 300, opgemaakt en op 5 september 2016 gesloten en ondertekend door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2]:
Ik heb gezien dat [verdachte] een vuurwapen aan [medeverdachte 1] (het Gerecht begrijpt: [medeverdachte 1]) heeft overhandigd. Het vuurwapen was eerst op de grond gevallen. [medeverdachte 1] is bewaker bij [bedrijf 1] en wordt niet gefouilleerd als hij daar naar binnen gaat. Het was een zwarte revolver met een bruin handvat.
3. Proces-verbaal van fotoconfrontatie, met bijlage, p. 325 en 326, opgemaakt op 26 oktober 2016 door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], voor zover inhoudende(vul geboortedatum in) als verklaring van verdachte [medeverdachte 2]:
U toont mij fotokaart A. De man op de fotokaart onder nummer 2 herken ik als zijnde de man genaamd [verdachte]. Hij is degene met wie ik in de nachtelijke uren van 3 september 2016 naar [bedrijf 1] was gegaan. Hij is de [verdachte] over wie ik het in mijn verklaringen heb gehad.
4. Proces-verbaal van bevinding bij fotoconfrontatie, p. 328 en 329, opgemaakt en op 26 oktober 2016 gesloten en ondertekend door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisanten:
De foto onder nummer 2 op fotokaart A die aan [medeverdachte 2] werd getoond betreft de foto van [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats].
5. Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], p. 365 t/m 369, opgemaakt en op 20 september 2016 gesloten en ondertekend door [verbalisant 2] en [verbalisant 6], voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1]:
In [bedrijf 1] vroeg [verdachte], dat is de man voor wie ik het vuurwapen [bedrijf 1] had binnengesmokkeld, aan mij om het vuurwapen weer af te geven. Ik moest het vuurwapen aan een meisje geven. Ik zei dat het meisje naar boven moest gaan omdat daar geen camera’s zijn. Het meisje ging met de tas van [verdachte] weg en liep ermee naar boven. Ik ben ook naar boven gegaan. Daar heb ik de revolver onder mijn hemd vandaan gehaald en in de tas gedaan die het meisje bij zich had.
6. Proces-verbaal van fotoconfrontatie, met bijlage, p. 376 t/m 378, opgemaakt en op 28 oktober 2016 gesloten en ondertekend door [verbalisant 7] en [verbalisant 3], voor zover inhoudende(vul geboortedatum in):
- als verklaring van verdachte [medeverdachte 1]:
U toont mij fotokaart C. De man op de fotokaart onder nummer 3 herken ik als zijnde de man genaamd [verdachte]. Hij is de [verdachte] die ik bedoel in mijn afgelegde verklaring. Voor hem heb ik de revolver in de discotheek [bedrijf 1] gesmokkeld. Hij had de revolver uit een zwarte tas gehaald en aan mij gegeven.
- als verklaring van de verbalisanten:
De foto onder nummer 3 op fotokaart C betreft de foto van [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats].
7. Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3], p. 389 t/m 393, opgemaakt en op 12 september 2016 gesloten en ondertekend door [verbalisant 2] en [verbalisant 7], voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3]:
Ik heb de zwarte tas van de tafel gepakt en ik ben naar boven gelopen. Boven heeft [medeverdachte 1] iets van onder zijn hemd gehaald en in de tas gedaan. Ik ben teruggegaan naar beneden en daar heb ik de tas op de tafel gezet.
8. Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3], p. 381 t/m 387, opgemaakt en op 10 september 2016 gesloten en ondertekend door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3]:
Nadat ik de tas beneden weer op de tafel had gezet, pakte [verdachte] de tas.
9. Proces-verbaal van fotoconfrontatie, met bijlage, p. 410 en 411, opgemaakt en op 25 oktober 2016 gesloten en ondertekend door [verbalisant 6] en [verbalisant 3], voor zover inhoudende(vul geboortedatum in):
- als verklaring van verdachte [medeverdachte 3]:
U toont mij fotokaart B. De man op de fotokaart onder nummer 1 herken ik als zijnde de man genaamd [verdachte]. Hij is de [verdachte] die ik bedoel in mijn afgelegde verklaringen.
- als verklaring van de verbalisanten:
De foto onder nummer 1 op fotokaart B betreft de foto van [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats].
10. Proces-verbaal van bevindingen, p. 101 en 102, opgemaakt en op 6 september 2016 gesloten en ondertekend door [verbalisant 8] en [verbalisant 9], voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisanten:
Wij werden op 3 september 2016 gedirigeerd naar [bedrijf 1] waar een schietpartij zou hebben plaatsgevonden. Daar aangekomen troffen wij in de discotheek twee slachtoffers aan. Zij vertoonden geen teken van leven meer. Beide slachtoffers werden door dr. Maduro dood verklaard.
11. Proces-verbaal van lijkherkenning, p. 98, opgemaakt en op 3 september 2016 gesloten en ondertekend door [verbalisant 10], voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisant:
Op 3 september 2016 vond een schietpartij plaats met dodelijke afloop in de discotheek [bedrijf 1]. Ter plaatse op 3 september 2016 omstreeks 06:55 uur, heb ik lijkherkenning verricht met de vrouw en man die opgaven te zijn respectievelijk
[benadeelde 1] en [persoon 1]. Beiden herkenden het aan hen getoonde lijk als dat van hun zoon, in leven genaamd [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats].
12. Proces-verbaal van lijkherkenning, p. 99 en 100, opgemaakt en op 3 september 2016 gesloten en ondertekend door [verbalisant 5], voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisant:
Op 3 september 2016 vond een schietpartij plaats met dodelijke afloop in de discotheek [bedrijf 1]. Ter plaatse op 3 september 2016 omstreeks 06:55 uur, werd lijkherkenning verricht met twee vrouwen die opgaven te zijn respectievelijk [persoon 2] en [persoon 3]. Beiden herkenden het aan hen getoonde lijk als dat van hun vriendin, in leven genaamd [slachtoffer 2].
13. Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, met bijlage, los stuk, opgemaakt en op 27 oktober 2016 gesloten en ondertekend door [verbalisant 11], [verbalisant 12] en [verbalisant 13], voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisanten:
Bij een door ons ingesteld forensisch onderzoek in [bedrijf 1] troffen wij op de vloer naast een houten podium dat gelegen is aan de oostelijke muur binnen de discotheek een vijf schots revolver aan van het kaliber .38. De revolver is veiliggesteld. In de revolver bevonden zich vijf hulzen van het kaliber .38 special. De revolver is gewaarmerkt met bord 5.
14. Proces-verbaal van inbeslaggenomen vuurwapen en munitie, los stuk, opgemaakt en op 6 februari 2017 gesloten en ondertekend door [verbalisant 12], voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisanten:
Op 3 september 2016 heeft hoofdagent [verbalisant 11] van het Bureau Team Forensische Opsporing verzocht onderzoek te doen naar een inbeslaggenomen revolver. Het betreft een onderzoek naar een schietpartij in discotheek [bedrijf 1] op 3 september 2016. Tevens werden vijf hulzen van het kaliber.38 special voor onderzoek aangeboden. De revolver van het merk Smith & Wesson, kaliber .38 S&W Speciaal is deugdelijk. Dit is een vuurwapen als bedoeld in de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd.
15. Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], met bijlage,
p. 354 t/m 357, opgemaakt en op 7 september 2016 gesloten en ondertekend door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], voor zover inhoudende:
- als verklaring van [medeverdachte 1]:
De revolver die staat afgebeeld op de aan mij getoonde foto lijkt op de revolver die ik heb overgenomen. Ik herken de revolver aan de grootte, de kleur en het cirkelvormige gedeelte.
- als verklaring van voornoemde verbalisanten:
Bijgevoegd is een foto van het op 3 september 2016 in [bedrijf 1] inbeslaggenomen vuurwapen.
16. Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2], met bijlage (foto van een vuurwapen), p. 308 t/m 311, opgemaakt en op 7 september 2016 gesloten en ondertekend door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2]:
De revolver die staat afgebeeld op de aan mij getoonde foto ziet er precies zo uit als de revolver die ik een paar maanden geleden op het nachtkastje in de woning van [verdachte] heb gezien en de revolver die ik zag toen [verdachte] de revolver op de grond liet vallen in de nacht van de schietpartij.
17. Proces-verbaal van getuigenverhoor, p. 203 t/m 209, opgemaakt en op 8 september 2016 gesloten en ondertekend door [verbalisant 4] en [verbalisant 3], voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
De avond van de schietpartij was ik in [bedrijf 1]. Er ontstond een probleem tussen [slachtoffer 1] (het Gerecht begrijpt: [slachtoffer 1]) en een man met een rastakapsel. Ik ging met de man met het rastakapsel praten. Hij was heel erg boos. Plotseling hoorde ik schoten en zag ik vuurvonken. Ik realiseerde mij dat de man met het rastakapsel aan het schieten was. Ik nam hem in een greep. Terwijl ik met hem aan het worstelen was, zag ik dat het vuurwapen dat hij in zijn handen had op de grond viel en wegrolde. Hij had een zwarte tas bij zich.
18. Eigen waarneming van de rechter ter terechtzitting van 8 december 2017, voor zover inhoudende:
De rechter bekijkt de tot het dossier behorende videobeelden en neemt het volgende waar, voor zover van belang:
Titel: onderzoek Prince videobeelden [bedrijf 1]
4:40:42 links in beeld wordt iemand geduwd richting de bar, dit speelt zich af op de begane grond in de hoek van een dansvloer;
4:40:45 slachtoffer [slachtoffer 1] staat links in beeld;
4:40:46 omstanders nemen afstand van het gebied waar geduwd werd;
4:40:46 slachtoffer [slachtoffer 1] staat vlakbij de plaats waar geduwd werd;
4:40:49 de menigte deinst plotseling achteruit, weg van de hoek waar geduwd werd;
4:40:49 slachtoffer [slachtoffer 1] valt op de grond;
4:40:49 links in beeld is een schot met een vuurwapen te zien: zichtbaar is de loop van een vuurwapen met een mondingsvlam. Slachtoffer [slachtoffer 1] ligt op de grond met zijn linkerbeen omhoog getrokken. Voornoemd vuurwapen is op hem gericht. Het lichaam van de verdachte is rechts pal naast het vuurwapen zichtbaar;
4:40:50 de verdachte wordt vastgehouden door een man in de hoek bij de bar;
Titel: Prince (weggooien vwpn)
voornoemd vuurwapen met mondingsvlam gericht op slachtoffer [slachtoffer 1] is ook hier zichtbaar in beeld. Meteen na dit schot wordt de verdachte bij de bar vastgehouden door een man met een pet op. De verdachte heeft in zijn rechterhand een donkergekleurd langwerpig voorwerp en slingert dit (vanuit de verdachte en de bar bezien) weg naar rechts.
19. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 december 2017, voor zover van belang:
Ik was op 3 september 2016 in [bedrijf 1]. Ik had een zwart tasje bij me. U toont mij videobeelden. Ik ben de man op de videobeelden die bij de bar wordt vastgehouden door een man met een pet op.
20. Eigen waarneming van de rechter ter terechtzitting van 8 december 2017, voor zover inhoudende:
De rechter toont een print van foto’s met nummer DSCN 0933 en DSCN 0978 (dvd [bedrijf 1]\PD). Zij neemt het volgende waar, voor zover van belang:
Foto DSCN 0933 laat de dansvloer en de bar van [bedrijf 1] zien. Dit is dezelfde bar als waar de verdachte werd vastgehouden door een man met een pet. Vanaf de bar bezien is rechts in de hoek een bordje te zien met nummer 5 erop. Nummer 5 markeert blijkens foto DSCN 0978 een in beslag genomen vuurwapen.
21. Een geschrift, te weten een plattegrond getiteld: Begane Grond [bedrijf 1], los stuk, voor zover daaruit volgt:
De ruimte voor de bar van [bedrijf 1] waarin beide slachtoffers dood zijn aangetroffen en waarin een vuurwapen is aangetroffen, is 2,90 meter breed en 4,55 meter lang.
22. Een geschrift, te weten een forensisch obductierapport, los stuk, opgemaakt door patholoog dr. Lars Althaus, voor zover inhoudende:
[slachtoffer 1] is overleden op 3 september 2016. Sectie heeft plaatsgevonden op 9 september 2016. Bij sectie werden aan het lichaam vijf schotwonden waargenomen. Vier daarvan waren penetrerend en één was perforerend. Er zijn in totaal vier kogels in het lichaam aangetroffen. Het slachtoffer is twee keer in de rechter bovenrug geraakt, één keer in de achterzijde van de hals, één keer in de achterzijde van de rechterschouder en één keer boven de linkerknie aan de voorzijde. Het schot met ingang aan de achterzijde van de rechter schouder was perforerend en had de uitgang aan de voorzijde van de rechterschouder.
Omwille van de locaties en de schottrajecten lijkt de volgende gang van zaken waarschijnlijk. De eerste schoten waren de schoten achter in de bovenrug terwijl het slachtoffer in een rechtopstaande positie was. Eén van die kogels heeft het hart geperforeerd. Daarna kan het slachtoffer de kogels in de hals en de achterzijde van de rechterschouder hebben gekregen. Het schot in de schouder heeft waarschijnlijk het tweede slachtoffer [slachtoffer 2] geraakt aan de achterkant van haar hoofd. Het schot in het linkerbeen kan het laatste schot zijn geweest. [slachtoffer 1] is overleden door interne doodbloeding door een schotwond in het hart.
23. Een geschrift, te weten een forensisch obductierapport, los stuk, opgemaakt door patholoog dr. Lars Althaus, voor zover inhoudende:
[slachtoffer 2] is overleden op 3 september 2016. Sectie heeft plaatsgevonden op 9 september 2016. Bij sectie werd aan het lichaam één penetrerende schotwond aangetroffen aan het hoofd. Het betreft een inschot wond aan de linker-achterkant van het hoofd, het achterhoofdsgat perforerend. De hersenstam en het ruggenmerg zijn daardoor vernietigd. Eindpositie van het projectiel (één kogel) is onder het rechteroog en achter het rechterkaakbeen. Dit schot heeft geleid tot ernstige verwondingen aan de hersenen en heeft de dood veroorzaakt. Als wordt bevestigd dat alleen vijf schoten zijn gelost, kunnen wij ervan uitgaan dat het slachtoffer is geraakt door het perforerende schot aan de schouder van het andere slachtoffer [slachtoffer 1].
24. Proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, met bijlage, los stuk, opgemaakt en op 27 oktober 2016 gesloten en ondertekend door [verbalisant 11], [verbalisant 12] en [verbalisant 13], voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisanten:
In het lichaam van [slachtoffer 1] zijn vier loden kogels van het kaliber .38 special aangetroffen en veiliggesteld. In het hoofd van [slachtoffer 2] is één loden kogel van het kaliber .38 aangetroffen en veiliggesteld.
25. Een geschrift, te weten een rapport wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een schietincident in [bedrijf 1], [locatie 1] op 3 september 2016 van het Nederlands Forensisch Instituut, los stuk, opgemaakt door W. Kerkhof, voor zover inhoudende als zijn verklaring:
Te onderzoeken materiaal:
- een loden kogel tijdens sectie verwijderd uit het lichaam van slachtoffer [slachtoffer 2];
- vier loden kogels tijdens sectie verwijderd uit het lichaam van slachtoffer [slachtoffer 1].
Vraagstelling: zijn de verschoten munitiedelen afkomstig uit het aangeboden vuurwapen?
Er zijn proefkogels verschoten met een revolver van het merk Smith & Wesson, kaliber .38 special. Er zijn aanwijzingen gevonden dat de verschoten munitiedelen afkomstig zijn uit hetzelfde vuurwapen als het vuurwapen waaruit de proefkogels zijn verschoten. De bevindingen van het vergelijkend kogelonderzoek zijn iets waarschijnlijker tot waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is (de kogel is afgevuurd uit de loop van het vuurwapen waaruit de proefkogels verschoten zijn) dan wanneer hypothese 2 waar is (de kogel is afgevuurd uit een andere loop van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als de loop van het vuurwapen waaruit de proefkogel verschoten zijn).
4C. Bewijsmiddeloverwegingen
Verklaringen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
Anders dan de raadsvrouw is het Gerecht van oordeel dat de bij de politie afgelegde verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als betrouwbaar en geloofwaardig kunnen worden aangemerkt. De kern van hun verklaringen (het in [bedrijf 1] smokkelen van het vuurwapen van de verdachte) is in hun verklaringen immers steeds hetzelfde gebleven. Zij hebben met die verklaringen niet alleen de verdachte, maar ook zichzelf in grote mate belast. Daarbij komt dat deze verklaringen niet alleen aansluiten op elkaar en op de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 3], maar tevens op essentiële details steun vinden in de feitelijke gang van zaken in de [straat 1], de [straat 2] en in [bedrijf 1], zoals zichtbaar op de ter terechtzitting getoonde videobeelden. Tenslotte hebben zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] in hun verklaringen een beschrijving van het betreffende vuurwapen gegeven die past bij het inbeslaggenomen vuurwapen en hebben zij dat vuurwapen toen het hen getoond werd, herkend als het vuurwapen van de verdachte. De verklaringen worden dan ook tot het bewijs gebezigd.
Salduz
De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat [medeverdachte 2], toen hij niet langer als getuige maar als verdachte werd aangemerkt, niet in de gelegenheid is gesteld een advocaat te raadplegen. Zijn verklaringen mogen daarom niet tot het bewijs gebezigd worden, aldus de raadsvrouw.
Het Gerecht verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat, zo er al sprake is van schending van de Salduz-regel bij het verhoor van de medeverdachte, uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de geformuleerde Salduz-regel, die strekt tot bescherming van het in artikel 6 van het EVRM besloten liggende recht van de verdachte op een eerlijk proces en in het bijzonder tot bescherming van diens recht om niet aan zijn eigen veroordeling te hoeven meewerken, gelet op die ratio is beperkt tot de verklaring die de verdachte in zijn eigen strafzaak heeft afgelegd en zich niet uitstrekt tot de verklaringen van een medeverdachte. Met betrekking tot een eventuele inbreuk op voornoemd recht van de medeverdachte geldt dus het uitgangspunt dat nu het niet de verdachte is die door de niet-naleving van het voorschrift is getroffen in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen, in de onderhavige zaak van de verdachte als regel geen rechtsgevolg behoeft te worden verbonden aan dit verzuim. Het verweer wordt verworpen.
4D. Bewijsoverwegingen
Het scenario van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte niet de schutter is geweest en dat niet uitgesloten kan worden dat iemand anders vanaf het hoger gelegen VIP-balkon in [bedrijf 1] naar beneden richting de dansvloer heeft geschoten. Dit betoog raakt kant noch wal. Getuige [getuige 1] heeft de verdachte op de begane grond in [bedrijf 1] zien schieten. Anders dan de raadsvrouw is het Gerecht van oordeel dat zijn verklaring bezwaarlijk anders kan worden geïnterpreteerd. Toen deze getuige zich realiseerde dat het de verdachte was die aan het schieten was, heeft hij hem in een greep genomen, waarna het vuurwapen uit de hand van de verdachte viel en op de grond terecht kwam, aldus de getuige. Deze getuigenverklaring staat allerminst op zichzelf, maar wordt ondersteund door de camerabeelden waarop te zien is dat op de dansvloer, dus beneden, op [slachtoffer 1] wordt geschoten. Het door het Gerecht van deze beelden gemaakte en ter terechtzitting getoonde snapshot laat duidelijk de loop van een vuurwapen met mondingsvlam zien, gericht op [slachtoffer 1] die inmiddels op de grond ligt. Het lichaam van de verdachte is ook in beeld; het bevindt zich pal naast het vuurwapen. Voorts is op de beelden te zien dat de verdachte onmiddellijk na het laatste schot wordt vastgepakt en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp wegslingert in de richting van een hoek waar later een revolver in beslag genomen wordt. Deze revolver wordt vervolgens herkend door de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die hebben verklaard dit vuurwapen eerder die avond voor de verdachte naar binnen te hebben gesmokkeld. Het Gerecht stelt op grond hiervan vast dat de verdachte degene is die in [bedrijf 1] heeft geschoten.
Er is voorts geen enkele aanwijzing in het dossier te vinden voor de door de raadsvrouw gepresenteerde gang van zaken dat (ook) van bovenaf richting de dansvloer zou zijn geschoten. Sterker nog, deze lezing wordt weersproken door (het proces-verbaal aangaande) de camerabeelden van de plafondcamera, waaruit volgt dat vijfmaal beneden op de dansvloer is geschoten. De beelden laten immers in totaal vijfmaal achter elkaar een mondingsvlam zien op nagenoeg dezelfde plaats op de dansvloer te midden van het publiek, waarna [slachtoffer 1] op de grond valt. Vaststaat dat in totaal vijf keer is geschoten op de slachtoffers. Het VIP-balkon, voor zover in beeld, is leeg. Ook op de andere ter terechtzitting getoonde camerabeelden van de dansvloer is waar te nemen dat geen van de aanwezigen op de dansvloer zich ook maar bekommert om wat er op het VIP-balkon gaande is; iedereen maakt dat hij wegkomt van de plaats op de dansvloer waar met een vuurwapen wordt geschoten. Het verweer wordt verworpen.
Opzet
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte met zijn binnengesmokkelde revolver vijfmaal van korte afstand heeft geschoten op het slachtoffer [slachtoffer 1]. De eerste vier schoten troffen [slachtoffer 1] in zijn rug, nek en schouder en het laatste schot raakte hem in de knie toen hij, fataal geraakt door een van de rugschoten, op de grond lag. De wijze waarop de schoten het slachtoffer zijn toegediend - viermaal direct achter elkaar in het bovenlichaam - wijzen op een doelgericht schieten, dat niet anders dan bedoeld kon zijn om hem te doden. Vol opzet op de dood van [slachtoffer 1] kan derhalve bewezen worden verklaard.
Slachtoffer [slachtoffer 2] werd dodelijk in haar hoofd getroffen door de kogel die de schouder van [slachtoffer 1] perforeerde. Opzet op haar dood kan eveneens bewezen worden verklaard, zij het in voorwaardelijke zin. Door immers in een kleine overvolle discotheek te midden van dansend publiek meermalen met een revolver op het bovenlichaam van [slachtoffer 1] te schieten, heeft de verdachte tevens bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij naast [slachtoffer 1] ook een van de andere in de buurt van [slachtoffer 1] staande aanwezigen fataal zou treffen. Het verweer van de raadsvrouw dat opzet op de dood van [slachtoffer 2] niet bewezen kan worden, wordt dan ook verworpen.
Nu de verdachte vijfmaal met zijn revolver heeft geschoten en daarbij twee mensen met verschillende kogels fataal heeft geraakt, kan bewezen worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een dubbele doodslag, in meerdaadse samenloop begaan.
4E. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair, 2 impliciet subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
Feit 1:
dat hij op
of omstreeks3 september 2016 in Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk
en - al dan niet - met voorbedachten rade een persoon genaamd[slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s)met dat opzet
en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg,met een vuurwapen
één ofmeerdere malen gericht op
en/of in de richting vandie [slachtoffer 1] geschoten, waardoor die [slachtoffer 1]
(een) (kogel
-)verwonding
(en
)heeft
/hebbenopgelopen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
Feit 2:
dat hij op
of omstreeks3 september 2016 in Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk
en - al dan niet - met voorbedachten rade een persoon genaamd[slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s)met dat opzet
en -al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg,met een vuurwapen
één ofmeerdere malen gericht op en
/ofin de richting van
respectievelijk[slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2]
(die achter die [slachtoffer 1] stond en/of zich in dezelfde vuurlinie als die [slachtoffer 1] bevond)geschoten, waardoor die [slachtoffer 2]
(een
) (kogel-
)verwonding
(en)heeft
/hebbenopgelopen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] is overleden;
Feit 3
dat hij op
of omstreeks3 september 2016 in Curacao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,voorhanden heeft gehad een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en
/of één ofmeerdere
(scherpe
)patronen,
in elk geval munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 impliciet subsidiair:
doodslag.
Feit 2 impliciet subsidiair:
doodslag.
Feit 3:
overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit. De feiten zijn derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft of uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in discotheek [bedrijf 1] te midden van het uitgaanspubliek zijn revolver leeggeschoten en daarbij twee mensen doodgeschoten. Door zijn handelen heeft de verdachte blijk gegeven van een totaal gebrek aan respect voor het leven van een medemens. De slachtoffers waren nog maar 20 en 22 jaar oud en hadden nog een heel leven voor zich. De verdachte heeft niet alleen de slachtoffers hun meest kostbare bezit, het recht op leven, ontnomen, maar ook aan hun nabestaanden een verschrikkelijk en onherstelbaar leed toegebracht. Zij zullen dit verlies elke dag moeten dragen. Een meisje van destijds nog geen twee jaar oud moet haar moeder de rest van haar leven missen. Tijdens de terechtzitting bleek op aangrijpende wijze dat beide moeders kampen met gevoelens van verdriet, pijn en woede. Deze dubbele doodslag midden in een bekende en drukbezochte uitgaansgelegenheid in [locatie 2] heeft ook de Curaçaose samenleving hevig geschokt en heeft gevoelens van angst, onveiligheid en verbijstering teweeg gebracht.
Het vuurwapenbezit waaraan de verdachte zich schuldig heeft gemaakt is los van de doodslagen ook een ernstig feit. Dat de verdachte een geladen revolver meesmokkelt in een drukbezochte discotheek acht het Gerecht verwerpelijk en buitengewoon gevaarzettend. Ongecontroleerd vuurwapenbezit brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid met zich, een risico dat zich in deze zaak in volle omvang heeft verwezenlijkt met alle gevolgen van dien. Tegen het ongecontroleerd bezit van vuurwapens dient in deze kleinschalige samenleving dan ook streng te worden opgetreden.
Het Gerecht rekent de verdachte zijn handelen zwaar aan en is op grond van de aard en de ernst daarvan van oordeel dat slechts een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt, als passende straf in aanmerking komt.
Bij het vaststellen van de hoogte van de straf heeft het Gerecht rekening gehouden met de hoogte van de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. Als strafverzwarende omstandigheden weegt het Gerecht mee dat de feiten zijn begaan op zeer lichtvaardige wijze in een overvolle uitgaansgelegenheid.
In het nadeel van de verdachte weegt het Gerecht tevens mee dat de verdachte in het verleden reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een doodslag, een poging tot doodslag, en vuurwapenbezit. Voorts neemt het Gerecht in aanmerking dat de verdachte, gelet op zijn proceshouding, geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn daden heeft genomen, laat staan berouw getoond.
De verdachte heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan het opstellen van rapportages omtrent zijn persoon. Het Gerecht heeft om die reden geen nader inzicht kunnen verkrijgen in de geestelijke gesteldheid van de verdachte ten tijde van het delict en ook geen inzicht gekregen in mogelijke drijfveren voor zijn handelen. Het Gerecht moet er dan ook vanuit gaan dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar is.
Alles afwegende is het Gerecht is van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden moet worden geacht.

8.De vordering van de benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

Benadeelde partij feit 1

De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens schade die zij als gevolg van het onder feit 1 tenlastegelegde zou hebben geleden. Zij vordert een schadevergoeding van NAf 5.027,62 aan materiële schade, bestaande uit begrafeniskosten.
De gevorderde materiële schade van de benadeelde partij bestaat uit de kosten van lijkbezorging. Deze kosten komen op grond van artikel 6:108 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten staan in rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde feit 1 en de verdachte is daarvoor naar burgerlijk recht aansprakelijk. Het Gerecht acht vergoeding van het gevorderde bedrag redelijk en billijk. De vordering zal derhalve worden toegewezen.
De verdachte dient tevens te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Het Gerecht ziet voorts aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Benadeelde partij feit 2
De benadeelde partij [benadeeelde 2] heeft een voorschot gevorderd ten bedrage van NAf. 50.000,00 op de schade die zij en haar minderjarige kleindochter als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zouden hebben geleden.
De gestelde materiële schade van NAf 27.066,80, bestaat uit:
a. een bedrag van NAf 650,00 aan huur voor de maand september 2016 voor de woning van haar overleden dochter [slachtoffer 2];
b. een bedrag van NAf 52,80 inzake het water- en stroomverbruik in de maand september 2016 betrekking hebbend op de woning van haar overleden dochter [slachtoffer 2];
c. een bedrag van NAf 1.008,00 voor juridische bijstand inzake de verkrijging van het gezag over haar kleindochter, te weten de dochter van [slachtoffer 2];
d. een bedrag van NAf 25.356,20 aan te betalen premie voor het afsluiten van een kapitaalverzekering afgesloten op het leven van haar kleindochter, te weten de dochter van [slachtoffer 2].
De gestelde immateriële schade bestaat uit een bedrag van NAf 60.000,00 wegens geleden shockschade.
Materiële schade
Op grond van artikel 6:108 lid 1 BW komt naast de kosten van lijkbezorging slechts schade door het derven van levensonderhoud voor vergoeding in aanmerking voor nabestaanden. De gevorderde kosten onder a. tot en met d. kunnen hier niet onder worden geschaard.
Shockschade
Voor het toewijzen van zogenaamde shockschade geldt dat moet worden voldaan aan de vereisten die op grond van vaste jurisprudentie daaraan worden gesteld (HR 22 februari 2002, NJ 2002, 240 en HR 9 oktober 2009, NJ 2010, 3870), te weten geestelijk letsel, voortvloeiende uit een hevige emotionele schok veroorzaakt door directe confrontatie met het misdrijf en leidend tot een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, bij iemand die in een nauwe affectieve relatie tot het slachtoffer staat. Naar het oordeel van het Gerecht is daartoe namens de benadeelde partij onvoldoende gesteld.
De benadeelde partij wordt op grond van het voorgaande niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering en kan haar vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.Onttrekking aan het verkeer

Het inbeslaggenomen vuurwapen zal worden onttrokken aan het verkeer, omdat de bewezenverklaarde feiten hiermee zijn begaan en dit voorwerp bovendien van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:62, 1:74, 1:75, 1:136, 1:224 en 2:259 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Vuurwapenverordening 1930.

11.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder feit 1 impliciet primair en feit 2 impliciet primair tenlastegelegde zoals in rubriek
4Aomschreven heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder feit 1 impliciet subsidiair, feit 2 impliciet subsidiair en feit 3 tenlastegelegde, zoals in rubriek
4Eomschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 1 impliciet subsidiair, feit 2 impliciet subsidiair en feit 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart dat de bewezenverklaarde feiten de in rubriek
5genoemde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde 1]met betrekking tot feit 1 geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 5.027,62 (zegge: vijfduizendzevenentwintig gulden en tweeënzestig cent)en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag aan
[benadeelde 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij
[benadeelde 1]gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij
[benadeelde 1]de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 5.027,62 (zegge: vijfduizendzevenentwintig gulden en tweeënzestig cent), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
60 (zestig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij
[benadeelde 1]in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan het Land en dat betalingen aan het Land in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 1];
verklaart de benadeelde partij
[benadeeelde 2]niet-ontvankelijk in de vordering.
onttrekt aan het verkeer het inbeslaggenomen vuurwapen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.C.B. Hubben en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 20 december 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.