ECLI:NL:OGEAC:2017:280

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
21 juli 2017
Publicatiedatum
31 juli 2018
Zaaknummer
500.00125/17
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J. de Kort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens ontucht met minderjarigen

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is de verdachte beschuldigd van meerdere zedendelicten tegen minderjarigen. Het onderzoek vond plaats op 30 juni 2017, waarbij de verdachte aanwezig was met zijn raadsman, mr. S.F. Osepa. De officier van justitie, mr. L. Forbes-Vicento, eiste een gevangenisstraf van zes jaar. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van een minderjarige en het plegen van ontuchtige handelingen met twee minderjarige stiefkinderen. De verdachte heeft de feiten ontkend en verzocht om vrijspraak.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging. Na het horen van getuigen en het bestuderen van bewijsmateriaal, heeft het Gerecht geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de meeste tenlastegelegde feiten. De verdachte werd vrijgesproken van de meeste beschuldigingen, maar het Gerecht achtte het bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen met de minderjarigen.

De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, waarvan een deel voorwaardelijk. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die elk een bedrag van NAf 6.000,- vorderden voor immateriële schade. Het Gerecht heeft de vorderingen toegewezen, waarbij het belang van de slachtoffers en de ernst van de feiten zwaar hebben meegewogen in de beslissing.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1955 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.F. Osepa.
De officier van justitie, mr. L. Forbes-Vicento, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de feiten 1 primair, 2 primair, 3 en 4 te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft geconcludeerd tot integrale vrijspraak, subsidiair heeft de raadsman een strafmaat verweer gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, met inachtneming van de gevorderde en toegewezen wijzigingen, tenlastegelegd:
1.
primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2007 tot en met 26 november 2009 te Curaçao, met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1997, (telkens) die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd die bestond(en) uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende hij, verdachte (telkens) zijn penis in/tegen de mond en/of anus/billen van die [slachtoffer 1] gestopt/geduwd;
(artikel 250 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2007 tot en met 26 november 2009 te Curaçao, ter uitvoering van zijn, verdachtes, voornemen met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1997, (telkens) die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) te plegen die bestond(en) uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende hij, verdachte (telkens) zijn penis tegen de mond en/of anus/billen van die [slachtoffer 1] gestopt/geduwd,
terwijl de uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 250 j° 48Wetboek van Strafrecht)
2.
primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 26 november 2009 tot en met 31 december 2010, te Curaçao met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1997, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van vijftien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1],
hebbende hij verdachte, in genoemde periode (telkens) zijn, verdachtes, penis in/tegen de mond en/of anus/billen van die [slachtoffer 1] gestopt/geduwd;
(artikel 251 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 26 november 2009 tot en met 31 december 2010, te Curaçao ter uitvoering van zijn verdachtes, voornemen om met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1997, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van vijftien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt ontuchtige handelingen te plegen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1],
hebbende hij verdachte, in genoemde periode (telkens) zijn, verdachtes, penis tegen de mond en/of anus/billen van die [slachtoffer 1] gestopt/geduwd,
terwijl de uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 251 j° 48 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010 te Curaçao, met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1997 en/of [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 1996, die toen de leeftijd van vijftien jaren nog niet had bereikt buiten echt een of meer malen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen uit het (telkens) opzettelijk:
o de billen en/of de penis en/of de borststreek-, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te betasten en/of te strelen en/of aan te raken (al dan niet tijdens het douchen) en/of
o die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] zijn/hun kleren uit laten trekken om vervolgens naakt te dansen voor verdachte en/of
(al dan niet met vertoning van seksvideos) en/of;
o zijn verdachtes tong steken in de mond van die [slachtoffer 2] en/of van die [slachtoffer 1] en/of
o zijn, verdachtes, penis laten strelen door die [slachtoffer 2] en/of van die [slachtoffer 1];
(artikel 253 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010 te Curaçao, met een aan zijn waakzaamheid
toevertrouwd(e) minderjarig stiefkind(eren), [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1997 en/of [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 1996, een of meer malen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen uit het (telkens) opzettelijk:
o de billen en/of de penis en/of de borststreek-, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te betasten en/of te strelen en/of aan te raken (al dan niet tijdens het douchen) en/of
o die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] zijn/hun kleren uit laten trekken om vervolgens naakt te dansen voor verdachte en/of
(al dan niet met vertoning van seksvideos) en/of ;
o zijn verdachtes tong steken in de mond van die [slachtoffer 2] en/of van die [slachtoffer 1] en/of
o zijn, verdachtes, penis laten strelen door die [slachtoffer 2] en/of van die [slachtoffer 1] ;
(artikel 257 Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Vrijspraak

Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Ter toelichting daarvan dient het volgende.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Onder dit feit wordt de verdachte verweten dat hij in de periode van 1 januari 2007 tot
26 november 2009 handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van [slachtoffer 1]. Aangever was toen tussen de 9 en 12 jaar oud.
Aan de verdachte is een aantal zedendelicten ten laste gelegd. Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in de onderhavige zaak is dit het geval. Op grond van het bepaalde in artikel 385, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige beschreven feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat de verdachte tegen hen had gezegd dat hij zijn stiefzoon genaamd [slachtoffer 1] had verkracht. Bij gebrek aan specificatie wat zij met die term bedoelen, valt niet uit te sluiten dat met deze term in het dagelijkse taalgebruik iets anders wordt bedoeld dan de betekenis die dat woord heeft in juridische zin. Hun verklaringen kunnen derhalve niet voor het bewijs van feit 1 primair worden gebezigd. Ook overigens is er geen objectief bewijs voorhanden.
Het betreft een feit van bijna tien jaar geleden. Gelet op het tijdsverloop en het gebrek aan objectieve bewijsmiddelen, is het Gerecht van oordeel dat, met inachtneming van het hiervoor geschetste juridisch kader, er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van feit 1 primair. De verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair:
Niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte de hem verweten gedragingen in de periode van 26 november 2009 tot en met 31 december 2010 heeft gepleegd.
4B. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht dat:
Feit 1 subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in
of omstreeksde periode vanaf 1 januari 2007 tot
en met26 november 2009 te Curaçao, ter uitvoering van zijn, verdachtes, voornemen met
[slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1997, (telkens) die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meerhandeling
(en
)te plegen die bestond
(en
)uit
of mede bestonden uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende hij, verdachte (telkens) zijn penis tegen de
mond en/ofanus
/billenvan die [slachtoffer 1]
gestopt/geduwd, terwijl de uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Feit 3
hij op een of meer tijdstippen in
of omstreeksde periode vanaf 1 januari 2007 tot en met 31 december
2009te Curaçao, met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1997 en
/of[slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 1996, die toen de leeftijd van vijftien jaren nog niet had
denbereikt buiten echt
een of meer malenontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen uit het (telkens) opzettelijk:
o de billen
en/of de penisen
/ofde borststreek
-, althans het lichaamvan die
[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 1] te betasten en
/of te strelen en/ofaan te raken
(al dan niet tijdens het douchen)en
/of
o die [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 1]
zijn/hun kleren uit laten trekken om vervolgens naakt te dansen voor verdachte en
/of
o zijn verdachtes tong steken in de mond van die [slachtoffer 2]
en/of van die [slachtoffer 1]en
/of
o zijn, verdachtes, penis laten strelen door
die [slachtoffer 2] en/of vandie [slachtoffer 1].
Feit 4
hij op een of meer tijdstippen in
of omstreeksde periode vanaf 1 januari 2007 tot en met 31 december
2009te Curaçao, met
eenaan zijn waakzaamheid toevertrouwd
(e
)minderjarig
estiefkind
(eren
), [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1997 en
/of[slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 1996,
een of meer malenontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen uit het (telkens) opzettelijk:
o de billen en
/of de penisen
/ofde borststreek
-, althans het lichaamvan die [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 1] te betasten en
/of te strelen en/ofaan te raken
(al dan niet tijdens het douchen)en
/of
o die [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 1]
zijn/hun kleren uit laten trekken om vervolgens naakt te dansen voor verdachte
en/of
(al dan niet met vertoning van seksvideos)en
/of;
o zijn verdachtes tong steken in de mond van die [slachtoffer 2]
en/of van die [slachtoffer 1]en
/of
o zijn, verdachtes, penis laten strelen door
die [slachtoffer 2] en/of vandie [slachtoffer 1]
;.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
4C. Bewijsmiddelen
De overtuiging dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair, feit 3 en feit 4 bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
In onderstaande bewijsmiddelen wordt telkens verwezen naar ambtsedige – en door de desbetreffende verbalisanten in de wettelijke vorm opgemaakte processenverbaal, die onderdeel uitmaken van het onderzoeksdossier van het Korps Politie Curaçao genaamd “Zaak Gebroeders”. Voor zover wordt verwezen naar paginanummers, betreffen het paginanummers van het einddossier “Zaak Gebroeders”.
De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
1. pagina 3 t/m 6
Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt en op 8 maart 2017 gesloten en ondertekend door [verbalisant 1], voor zover inhoudende als de op 8 maart 2017 afgelegde
verklaring van [slachtoffer 1](het Gerecht begrijpt: [slachtoffer 1]
):
Toen ik 9 jaar oud was kwam ik samen met mijn broer [slachtoffer 2] naar Curaçao. Wij vormden daar een gezin met mijn moeder, mijn stiefvader [verdachte] en twee zussen. Mijn stiefvader pakte om mij te straffen mijn speelgoed af. Om mijn speelgoed terug te krijgen, moest ik mijn kleren uitdoen en voor hem gaan dansen. Mijn broer moest dit ook doen. Terwijl wij aan het dansen waren, zat mijn stiefvader naar ons te kijken en raakte hij onze lichamen aan bij onze tepels en billen. Mijn stiefvader heeft mij ook seksueel misbruikt. Mijn moeder werkte. Wanneer mijn stiefvader pauze had, haalde hij ons op van school en dan vond het misbruik plaats. Hij kleedde mij uit en zei dan dat ik mij moest relaxen. Hij hield mijn handen en voeten vast en penetreerde mij. Ik wilde het niet, maar ik kon niets doen. Het gebeurde twee keer per week.
2. pagina 13 t/m 15
Het proces-verbaal van nader verhoor, opgemaakt en op 7 april 2017 gesloten en ondertekend door [verbalisant 2], voor zover inhoudende als de op 7 april 2017 afgelegde
verklaring van [slachtoffer 1]:
Ik ben geboren op [geboortedatum] 1997. Mijn stiefvader dwong mij om met zijn penis te spelen.
3. Pagina 28 t/m 30
Het proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt en op 14 maart 2017 gesloten en ondertekend door [verbalisant 3], voor zover inhoudende als de op 14 maart 2017 afgelegde
verklaring van [getuige 1]:
Ik ben een oudste bij de kerk [locatie 1]. [verdachte] heeft ons verteld dat hij [slachtoffer 1] (het Gerecht begrijpt: [slachtoffer 1]) met zijn penis liet spelen.
4. pagina 7 t/m 12
Het proces-verbaal van aangifte, opgemaakt en op 8 maart 2017 gesloten en ondertekend door [verbalisant 4], voor zover inhoudende als de op 8 maart 2017 afgelegde
verklaring van [slachtoffer 2]:
Ik ben geboren op [geboortedatum] 1996. Toen ik elf jaar oud was begon mijn stiefvader [verdachte] mijn lichaam te betasten. Hij ging met zijn handen over mijn kleren heen en streelde mijn billen en mijn borststreek. Hij heeft me ook een keer een tongzoen gegeven. Hij deed dat dagelijks op het moment dat onze moeder aan het werk was en hij alleen met ons thuis was. Mijn broer en ik werden in het jaar 2010 naar Colombia gestuurd.
5. Het proces-verbaal van 2e verhoor aangever, proces-verbaalnummer 08.03.20167.15.20, opgemaakt en op 22 juni 2017 gesloten en ondertekend door [verbalisant 5], voor zover inhoudende als de op 22 juni 2017 afgelegde
verklaring van [slachtoffer 2]:
Als straf nam [verdachte] (het Gerecht begrijpt: de verdachte) ons speelgoed van ons af. Om het terug te krijgen moesten we doen wat hij wilde. Het was straffen en belonen. Mijn broer en ik moesten helemaal bloot voor hem dansen terwijl hij onze billen en tepels betastte. Daarna kregen wij een gedeelte van ons speelgoed terug.
6. Pagina 16 t/m 24
Het proces-verbaal van getuigenverhoor, opgemaakt en op 8 maart 2017 gesloten en ondertekend door [verbalisant 6] en en [verbalisant 7], voor zover inhoudende als de op 8 maart 2017 afgelegde
verklaring van [getuige 3]:
In het jaar 2007 heb ik mijn kinderen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] naar Curaçao gehaald. Na anderhalf jaar heb ik hen teruggestuurd naar Colombia, maar ik heb hen na 5 a 6 maanden weer teruggehaald naar Curaçao. In het jaar 2010 heb ik hen weer naar Colombia gestuurd. Mijn man [verdachte] bracht [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] naar school. Na afloop van de school haalde hij hen op en bracht hen naar huis.
7. Pagina 51 t/m 54,
Het proces-verbaal van sociaal verhoor verdachte [verdachte], opgemaakt en op
8 maart 2017 gesloten en ondertekend door [verbalisant 8], voor zover inhoudende als de op 8 maart2017 afgelegde
verklaring van de verdachte:
Ik heb geprobeerd [slachtoffer 1] anaal te penetreren.
4D. Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft met betrekking tot feit 1 subsidiair betoogd dat de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken omdat de verklaringen van de aangever niet betrouwbaar zouden zijn. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat er bepaalde details waarover de aangever heeft verklaard, zoals de tijd dat de verdachte lunchpauze had, niet kloppen. Het Gerecht volgt deze stelling niet. De enkele omstandigheid dat enkele details niet kloppen, maakt niet dat zijn verklaring omtrent de betrokkenheid van de verdachte niet klopt. Het Gerecht heeft geen enkele aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 subsidiair:
Poging tot met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 250 jo artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
Feit 3a:
Met iemand beneden de leeftijd van vijftien jaren ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 253 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
en
Feit 3b:
Met iemand beneden de leeftijd van vijftien jaren ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 253 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
Feit 4a:
Ontucht plegen met een aan zijne zorg of waakzaamheid toevertrouwden minderjarige, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 257 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
en
Feit 4b:
Ontucht plegen met een aan zijne zorg of waakzaamheid toevertrouwden minderjarige, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 257 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.
Het Gerecht oordeelt dat de onder 1 subsidiair en 3a bewezenverklaarde feiten in eendaadse samenloop zijn begaan met het onder 4a bewezenverklaarde feit en dat het onder 3b bewezenverklaarde feit in eendaadse samenloop is begaan met het onder 4b bewezenverklaarde feit.
Het Gerecht houdt voorts rekening met het feit dat op 15 november 2011 een nieuw Wetboek van Strafrecht van Curaçao in werking is getreden. De betreffende feiten zijn begaan vóór deze verandering van wetgeving. Het Gerecht heeft het geldende recht, als gunstiger voor de verdachte toegepast.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft of uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft met zijn beide stiefzonen gedurende een langere periode bij herhaling ontuchtige handelingen gepleegd. Bij een van hen heeft hij bovendien geprobeerd seksueel binnen te dringen. De verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de nog jonge slachtoffers en heeft hun vertrouwen ernstig beschaamd. De verdachte die als stiefvader juist bescherming en zorg behoorde te bieden, heeft zijn eigen lustbeleving voorop gesteld en hij heeft geen oog gehad voor de schade die de seksuele contacten aanrichtten bij de slachtoffers. Slachtoffers van dergelijk misbruik ondervinden daarvan in het algemeen nog jarenlang last op psychisch en seksueel gebied.
Feiten als de onderhavige zijn afkeurenswaardig en schokken de samenleving. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten wordt een vrijheidsstraf noodzakelijk geacht.
Ten voordele van verdachte neemt het Gerecht in aanmerking dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen alsmede de omstandigheid dat de tenlastegelegde feiten meer dan zeven jaren geleden hebben plaatsgevonden.
De verdachte is door een psycholoog en psychiater onderzocht en deze deskundigen achten hem volledig toerekeningsvatbaar. Het Gerecht neemt dit oordeel over en houdt de verdachte dan ook volledig verantwoordelijk voor de bewezen feiten.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.
Het Gerecht zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte in te scherpen zich gedurende de proeftijd niet weer aan misdrijf schuldig te maken.

8.Vordering benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een bedrag van NAf 6.000,- aan immateriële schade die hij als gevolg van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden.
Gelet op de inhoud van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting is voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] immateriële schade heeft geleden die rechtstreeks voortvloeit uit de bewezenverklaarde feiten 3 en 4. De vordering is onvoldoende gemotiveerd betwist. Het Gerecht acht het gevorderde bedrag van NAf 6.000.-- (mede gelet op de langdurige periode dat het misbruik heeft plaatsgevonden) billijk en niet bovenmatig zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een bedrag van NAf 6.000,- aan immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden.
Gelet op de inhoud van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting is voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] immateriële schade heeft geleden die rechtstreeks voortvloeit uit de bewezenverklaarde feiten 1 subsidiair, 3 en 4. De vordering is onvoldoende gemotiveerd betwist. Het Gerecht acht het gevorderde bedrag van NAf 6.000.-- (mede gelet op de langdurige periode dat het misbruik heeft plaatsgevonden) billijk en niet bovenmatig zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken.
Het Gerecht ziet voorts aanleiding om ter zake van de vorderingen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De opgelegde straf is, behalve op de al aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:62 , 1:133 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde zoals in rubriek
4Aomschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair, feit 3a, feit 3b, feit 4a en
feit 4b tenlastegelegde zoals in rubriek
4Bomschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat de bewezenverklaarde feiten de in rubriek
5genoemde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
vierentwintig maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
zes (6) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op
drie (3) jarenbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 6.000,- (zegge: zesduizend gulden)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 6.000,- (zegge: zesduizend gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 65 (vijfenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;`
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan het Land en dat betalingen aan het Land in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade toe tot een bedrag van
NAf 6.000,- (zegge: zesduizend gulden)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 6.000,- (zegge: zesduizend gulden), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 65 (vijfenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan het Land en dat betalingen aan het Land in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.J. de Kort en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 21 juli 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.