ECLI:NL:OGEAC:2017:288

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
2 augustus 2017
Publicatiedatum
16 oktober 2018
Zaaknummer
CUR201700635, CUR201700636, CUR201700637, CUR201700638, CUR201700639, CUR201700640, CUR201700641
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake maximum Annual Percentage Rate door Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten

Op 2 augustus 2017 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeksters, bestaande uit verschillende entiteiten gevestigd in Curaçao, een verzoek om voorlopige voorziening hadden ingediend tegen de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten. De verzoeksters waren het niet eens met de brieven van de Bank waarin werd meegedeeld dat per 5 mei 2017 een maximum Annual Percentage Rate (APR) van 27% zou worden vastgesteld, met een overgangsperiode van twee maanden. De verzoeksters stelden dat deze brieven als beschikkingen moesten worden aangemerkt, waarop zij bezwaar hadden gemaakt.

Tijdens de zitting op 10 juli 2017 zijn de verzoeksters vertegenwoordigd door hun directeuren en hun gemachtigden, terwijl de Bank werd bijgestaan door haar juristen. Het Gerecht heeft de vraag beoordeeld of de brieven van de Bank als beschikkingen in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) konden worden aangemerkt. Het Gerecht oordeelde dat de brieven een informatief karakter hadden en niet gericht waren op rechtsgevolg, waardoor zij niet als beschikkingen konden worden beschouwd. Dit leidde tot de conclusie dat het Gerecht niet bevoegd was om de verzoeken om voorlopige voorziening te behandelen.

Daarom heeft het Gerecht de verzoeken van de verzoeksters afgewezen en vastgesteld dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter N.M. Martinez en bekendgemaakt op dezelfde dag, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze beslissing geen hoger beroep openstond volgens hoofdstuk 5 van de Lar.

Uitspraak

Landsverordening administratieve rechtspraak

Uitspraak: 2 augustus 2017
Zaaknr. Lar: CUR201700635, CUR201700636, CUR201700637, CUR201700638, CUR201700639, CUR201700640, CUR201700641
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Beslissing
op het verzoek om voorlopige voorziening van:
[A],hierna: [A],
[B],hierna: [B],
[C],hierna: [C],
[D],hierna: [D],
[E],hierna: [E],
[F],hierna: [F],
[G],hierna: [G],
allen gevestigd in Curaçao,
verzoeksters,
gemachtigden: mrs. M. Bonapart en S.B. Oosterhof,
in het geschil tussen verzoeksters en:
de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten,
verweerder, hierna: de Bank,
gemachtigden: mrs. M.G. Woudstra en M. Weijand.

1.Procesverloop

1.1.
De Bank heeft in een brief van 2 mei 2017 aan [A], [B], [C], [D], [E], [F] en in een brief van 6 juni 2017 (hierna: de bestreden brieven) aan G Financing meegedeeld, voor zover thans van belang: “(…) As of May 5, 2017 a maximum Annual Percentage Rate (APR) will be included in the Provisions on the Disclosure of Pricing Information on Consumer Credit (“APR provisions”), which became effective on May 1, 2015. (…) Taking all this information into account, and considering the structure and composition of the markets on Curaçao and Sint Maarten, the Bank has decided on imposing a maximum APR of 27%, which will become effective as of May 5, 2017, with a transition period of two months. The maximum APR will apply to all locally operating lenders in both Curaçao and Sint Maarten.”
1.2.
Verzoeksters hebben bezwaar ingesteld tegen voormelde brieven. Hangende dat bezwaar heeft ieder van hen op 5 juli 2017 een verzoekschrift ingediend, waarbij zij het Gerecht hebben verzocht om schorsing van de in die brieven vervatte beslissing van de Bank.
1.3.
Het schorsingsverzoek is ter zitting van het Gerecht van 10 juli 2017 behandeld. Namens [B] zijn haar directeuren [directeur B1] en [directeur B2] verschenen. Namens [C] zijn haar directeuren [directeur C1] en [directeur C2] verschenen. Namens [D] is haar directeur [directeur van D] verschenen. Namens [E] is haar directeur [directeur van E] verschenen. Namens [F] is haar directeur [directeur van F] verschenen. Namens [G] is haar directeur [directeur van F] verschenen. Verzoeksters hebben zich ter zitting doen bijstaan door mrs. Bonapart en Oosterhof voornoemd. Namens de Bank zijn verschenen G. Hollander (jurist bij de Bank), K. Kleist (Hoofd van de Afdeling Financiële Stabiliteit bij de Bank) en E. Wellen (Hoofd van de Afdeling Gedragstoezicht bij de Bank), bijgestaan door mrs. Woudstra en Weijand voornoemd. De gemachtigden hebben het woord gevoerd aan de hand van de door hen overgelegde pleitnota’s.

2.Beoordeling

2.1.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) wordt in die landsverordening en de daarop berustende bepalingen onder beschikking verstaan: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
2.2.
Aan de orde is allereerst de vraag of de bestreden brieven beschikkingen zijn in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar.
2.3.
Niet in geschil is dat de Bank in 2013 aan (een aantal van) verzoeksters heeft meegedeeld dat zij voornemens was een maximum “annual percentage rate” (hierna: APR) vast te stellen en dat dat wellicht zou worden bepaald op 24%. In de Provisions on the Disclosure of Pricing Information on Consumer Credit (hierna: de Provisions), die met ingang van 1 mei 2015 van kracht zijn geworden, is geen maximum APR genoemd, maar is vermeld dat de Bank tot vaststelling daarvan zal overgaan. In de bestreden brieven heeft de Bank aan verzoeksters meegedeeld dat met ingang van 5 mei 2017 een maximum APR van 27% wordt opgenomen in de Provisions (met een overgangsperiode van twee maanden) en dat alle (rechts)personen die op de lokale markt geld uitlenen daaraan gebonden zijn. Naar het voorlopig oordeel van het Gerecht strekken die brieven ertoe verzoeksters in kennis te stellen van die wijziging van de Provions. Die mededeling heeft dus een zuiver informatief karakter en is niet op rechtsgevolg gericht, waardoor het geen beschikking is in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar. Het Gerecht is dan ook niet bevoegd om van de onderhavige verzoeken om voorlopige voorziening kennis te nemen. Die verzoeken zullen daarom worden afgewezen.
2.4.
Gelet op het voorgaande behoeft hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd geen bespreking.
2.5.
Voor toewijzing van de door verzoeksters verzochte proceskostenveroordeling bestaat in het licht van het voorgaande geen grond.

3.Beslissing

Het Gerecht,
beslissende op het verzoek om voorlopige voorziening:
- wijst de verzoeken om voorlopige voorziening van verzoeksters af.
Aldus vastgesteld door mr. N.M. Martinez, rechter in het Gerecht, en bekend gemaakt te Curaçao op 2 augustus 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open. Zie hoofdstuk 5 van de Lar.