ECLI:NL:OGEAC:2017:291

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
4 december 2017
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
500.00404/17 en 500.00467/16 (tul)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vuurwapenbezit en munitie in Curaçao met veroordeling tot gevangenisstraf

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1969 en thans gedetineerd, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 4 december 2017 uitspraak gedaan. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.B.S. Loth, terwijl de officier van justitie, mr. R.A. Koert, een gevangenisstraf van 24 maanden eiste, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie op 27 augustus 2017. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte ontkende het voorhanden hebben van het vuurwapen en voerde aan dat er sprake was van een vooropgezet plan om hem te beschuldigen. Het Gerecht verwierp dit verweer en oordeelde dat de verklaringen van de verbalisanten consistent en betrouwbaar waren. Het Gerecht kwam tot de conclusie dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, en verklaarde dat het bewezen verklaarde strafbaar was op grond van de Vuurwapenverordening. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Tevens werd het vuurwapen en de munitie onttrokken aan het verkeer. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een nieuw strafbaar feit had schuldig gemaakt.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.B.S. Loth, advocaat in Curaçao.
De officier van justitie, mr. R.A. Koert, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest.
vuurwapen en munitie.
De raadsman heeft verweer gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
dat hij op
27 augustus 2017in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
een pistool(
van het merk FN Browning; kaliber 9mm; serienummer [wapennummer]),in elk geval een
vuurwapenin de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en/of
13 (scherpe) patronen, in elk geval munitie in de zin van de Vuurwapenverordening voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Bewijs(middel)verweer
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken bij gebrek aan bewijs. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het proces-verbaal dat verbalisant [verbalisant 1] heeft opgemaakt, van het bewijs moet worden uitgesloten, omdat het alleen door hem is ondertekend en niet door brigadier [verbalisant 2], met wie hij op patrouille was.
Het Gerecht verwerpt het verweer. Het betreffende proces-verbaal (pagina 15-16 van het dossier) is een verklaring van [verbalisant 1], niet van [verbalisant 2], zodat het terecht enkel door [verbalisant 1] is ondertekend.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte het voorhanden hebben van het vuurwapen stellig ontkent. De verdachte meent dat er sprake is van een vooropgezet plan om hem voor een strafbaar feit te laten opdraaien. Volgens de raadsman moet de lezing die de verdachte van het gebeuren heeft gegeven, aannemelijk worden bevonden. Hij heeft erop gewezen dat het vuurwapen niet overeenkomt met de kenmerken van het vuurwapen dat door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] is beschreven en dat de vindplaats van het vuurwapen niet overeenkomt met de plek waar het vuurwapen volgens voornoemde verbalisanten door de verdachte uit de autoruit is weggeworpen. De raadsman heeft voorts gewezen op de omstandigheid dat verbalisant [verbalisant 1] een telefonische melding van verbalisant [verbalisant 5] heeft ontvangen dat de verdachte in bezit was van een vuurwapen, terwijl deze daarvan geen melding heeft gemaakt in zijn proces-verbaal. Dat de verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad, blijkt evenmin uit dna-onderzoek. Het wekt verder bevreemding dat de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] in het werkgebied Montaña patrouilleerden en niet in het werkgebied waar ze de verdachte hebben aangehouden. De ambtsedige verklaringen van de verbalisanten zijn onbetrouwbaar en niet bruikbaar voor bewijs, aldus de raadsman.
Het Gerecht verwerpt ook dit verweer. Het Gerecht beoordeelt de ambtsedige verklaringen als consistent en betrouwbaar. Van belang is dat de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] de verdachte na de melding hebben gesignaleerd en tijdens de achtervolging hebben gezien dat de verdachte een zilverkleurig voorwerp uit de auto heeft geworpen. De verdachte heeft verklaard dat hij niet doorhad dat hij door een politieauto werd achtervolgd en dat hij alleen een sigaret uit de auto heeft geworpen. Aan die verklaring kan naar het oordeel van het Gerecht geen geloof worden gehecht. Het Gerecht wijst erop dat de verbalisanten, blijkens het door hen opgemaakte proces-verbaal, reden in een dienstwagen en een stopteken hebben gegeven. Het behoeft verder geen betoog dat een sigaret geen gelijkenissen vertoont met het door de verbalisanten waargenomen zilverkleurig voorwerp. Anders dan de raadsman meent, sluit deze beschrijving wel degelijk aan bij het door verbalisant [verbalisant 1] aangetroffen en door verbalisant [verbalisant 6] in beslag genomen vuurwapen. In hetgeen de raadsman verder heeft aangevoerd, ziet het Gerecht verder geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door de verbalisanten op ambtseed opgemaakte processen-verbaal.
4B. Bewijsmiddelen
Het Gerecht komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde op grond van de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat [1] .
1. Proces-verbaal van bevinding en inbeslagname vuurwapen d.d. 28 september 2017 (dossierpagina 15-16), voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 1]:
Op 27 september 2017 (het Gerecht begrijpt: 27 augustus 2017), omstreeks 17.40 uur was ik, [verbalisant 1], op patrouille vergezeld van brigadier [verbalisant 2]. Op voormeld tijdstip ontving ik, [verbalisant 1], een telefonische melding van brigadier [verbalisant 5], dat hij heeft informatie ontvangen dat de hem bekende man met bijnaam “[bijnaam verdachte]” die zich op dat moment in ‘Campo Alegre’ bevond in bezit was van een vuurwapen. “[bijnaam verdachte]” was in een witgelakte personenauto van het merk Hyundai model Accent, voorzien van het kentekenplaatnummer [autokenteken 1] naar ‘Campo Alegre’ gekomen. Ik, [verbalisant 1], vernam even later dat brigadiers [verbalisant 3] en [verbalisant 4] een witgelakte Hyundai Accent met kentekenplaat nummer [autokenteken 1] hebben achtervolgd en deze auto ter hoogte van de grotten van Hato hebben onderschept.
Samen met [verbalisant 2] ging ik voornoemde patrouille ondersteunen met het controleren van de gestopte auto. Daar aangekomen verzocht brigadier [verbalisant 3], aan mij, [verbalisant 1], om op de route terug te gaan waar hij zag hoe de verdachte een voorwerp vanuit de auto via de bestuurdersruit eruit gooide. We begaven ons onmiddellijk naar de aangewezen plek voor het instellen van een onderzoek.
Op de Seru Fortunaweg, ongeveer 30 (dertig) meter van de T-kruising F.D. Rooseveltweg en Seru Fortunaweg, heb ik, [verbalisant 1], een grijs met zwart kleurig vuistvuurwapen, waarvan de greep voorzien is van verschillende kleuren, aangetroffen.
Het vuurwapen betrof een pistool van het merk “F.N. Browning H.P., van het kaliber 9 mm.
Voormeld vuurwapen lag midden in een struikgewas, op een afstand van ongeveer een halve meter ten oosten van het wegdek.
Ter beveiliging van de mogelijke sporen werd voormeld wapen door verbalisant [verbalisant 6] van het Team Forensisch Opsporing opgeraapt en veiliggesteld.
2. Proces-verbaal van aanhouding d.d. 27 augustus 2017 (dossierpagina 1-7), voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4]:
Op zondag 27 augustus 2017 omstreeks 17.55 uur werden wij, verbalisanten, door de Centrale Meldkamer naar ‘Campo Alegre’ gedirigeerd. Aldaar zou er een man in een witgelakte motorvoertuig, met kentekenplaat nummer [autokenteken 1] van het merk Hyundai model Accent in bezit zijn van een vuurwapen.
De centralist gaf door dat de man “[bijnaam verdachte]” was, dat hij als bestuurder van voormeld motorvoertuig optrad en dat hij in bezit was van een vuurwapen.
Toen wij, verbalisanten, de Seru Fortunaweg op reden zagen wij de auto van de verdachte in westelijke richting aan komen rijden. Wij gaven de bestuurder van de auto een stopteken. Vervolgens trachtten wij het motorvoertuig klem te rijden. De bestuurder week af van de patrouillewagen en negeerde het stopteken. Op het moment dat de verdachte ons ontweek bevonden wij ons op de Seru Fortunaweg. Wij, verbalisanten, zagen dat de bestuurder vanuit de bestuurdersruit een zilverkleurig voorwerp op de Seru Fortunaweg langs de linkerzijde van de weg wierp. Toen dit gebeurde bevonden wij ons op een afstand van ongeveer 60 (zestig) meter van het motorvoertuig met kentekenplaat nummer [autokenteken 1]. Wij, verbalisanten, hebben de achtervolging ingezet. De achtervolging begon op de Seru Fortunaweg en vervolgens op de F.D. Rooseveltweg richting het vliegveld Hato. Het lukte ons de auto ter hoogte van de grotten van Hato tot stilstand te brengen. Dit is ongeveer 1 kilometer afstand van waar de achtervolging is begonnen.
Daar wij, verbalisanten, zagen hoe de verdachte een voorwerp uit het motorvoertuig wegwierp, namen wij contact op met brigadier [verbalisant 1]. Wij, verbalisanten, gaven aan [verbalisant 1] door waar hij naar het voorwerp moest gaan zoeken.
Ik, eerste verbalisant, werd door [verbalisant 1] op de hoogte gesteld dat er een vuistvuurwapen op de aangewezen plek is gevonden. Het betrof een zilverkleurige vuistvuurwapen.
De verdachte werd aangehouden. De verdachte bleek te zijn [verdachte], roepnaam “[bijnaam verdachte]”, geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969 en woonachtig op het adres [adres].
3. Een proces-verbaal van forensisch onderzoek d.d. 18 september 2017 (los opgenomen), voor zover – zakelijk weergegeven – inhoudende als relaas de verbalisant [verbalisant 6]:
Aangeboden voor onderzoek: een pistool van het merk “FN Browning”, van het kaliber 9 mm, voorzien van het serienummer [wapennummer] en 13 scherpe patronen van het kaliber 9 mm, voorzien van het het bodemstempel “S & B”.
Het voor onderzoek aangeboden pistool is een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening. De voor onderzoek aangeboden scherpe patronen zijn munitie in de zin van de Vuurwapenverordening.
4C. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat hij op
27 augustus 2017in Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleeneen pistool(van het merk FN Browning; kaliber 9mm; serienummer [wapennummer]),in elk geval eenvuurwapenin de zin van de Vuurwapenverordening 1930en
/of13(scherpe)patronen,
in elk geval munitie in de zin van de Vuurwapenverordeningvoorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde is (zowel ten aanzien van het voorhanden hebben van het vuurwapen, als ten aanzien van het voorhanden hebben van de munitie) voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit. Het feit is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft of uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met daarvoor geschikte munitie. Een dergelijk feit veroorzaakt gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de samenleving. Dat geldt des te meer als iemand dat vuurwapen met zich draagt, zoals de verdachte heeft gedaan.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarbij heeft het Gerecht acht geslagen op de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.
Het Gerecht houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken, waaronder de bijzondere medisch conditie van verdachte. Het Gerecht ziet daarin aanleiding een deel van de vrijheidsbenemende straf voorwaardelijk opleggen. Hiermee wordt de verdachte ingescherpt zich gedurende de proeftijd niet opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.
Alles afwegende acht het Gerecht de na te melden straf passend en geboden.

8.Beslag

Het pistool en de 13 scherpe patronen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Met betrekking tot deze voorwerpen is het bewezen verklaarde begaan. Het ongecontroleerde bezit van de voorwerpen is bovendien in strijd is met de wet en het algemeen belang. Het Gerecht zal de voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.

9.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 6 februari 2017 in de zaak met parketnummer 500.00467/16 heeft het Gerecht te Curaçao de verdachte ter zake van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, lid 1, onder A, van de Opiumlandsverordening 1960 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaren. Dit vonnis is op 21 februari 2017 onherroepelijk geworden.
Nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, is het hof van oordeel dat de tenuitvoerlegging van deze straf dient te worden gelast.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf, is behalve op de reeds aangehaalde artikelen, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:74, 1:75 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek
4Comschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat de bewezen verklaarde feiten de in rubriek
5genoemde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 (vijftien) maanden, met aftrek van voorarrest en met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
5 (vijf) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op
3 (drie) jarenbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
onttrekt aan het verkeerde in rubriek
8genoemde voorwerpen;
wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 500.00467/16 en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) maandenopgelegd bij vonnis van het Gerecht d.d. 6 februari 2017.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 4 december 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.De door het Gerecht als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. Bij onderstaande bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, verwezen naar het einddossier inzake het onderzoek [verdachte] d.d. 27 augustus 2017.