ECLI:NL:OGEAC:2017:294

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
28 maart 2017
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
520.00001/17
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval onder invloed van alcohol met fatale gevolgen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, stond de verdachte terecht voor een dodelijk verkeersongeval dat plaatsvond op 4 februari 2017. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, bestuurde een Mitsubishi Montero en raakte betrokken bij een aanrijding met een Toyota Corolla, waarbij de bestuurder van de Toyota, genaamd [slachtoffer], om het leven kwam. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaar en gedeeltelijke toewijzing van de civiele vordering. De verdediging voerde aan dat de verdachte door stromend water op de weg in een slip was geraakt, maar getuigenverklaringen weerlegden deze stelling. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte roekeloos had gereden en dat zijn alcoholgebruik een belangrijke factor was in de oorzaak van het ongeval. De verdachte werd schuldig bevonden aan dood door schuld en kreeg een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar. Daarnaast werd de schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van NAf. 4.787,78.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats].

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op dinsdag 7 maart 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.J. Eisden.
De officier van justitie, mr. I. Out, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de primair tenlastegelegde feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis, tot ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren en tot partiële toewijzing van de civiele vordering.
De raadsvrouw heeft het woord tot verdediging gevoerd en pleitaantekeningen overgelegd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
FEIT 1: DOOD DOOR SCHULD
dat hij op of omstreeks 4 februari 2017, te Curaçao, als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto van het merk Mitsubishi, model Montero, gekentekend [autokenteken 1]) daarmede rijdende over Weg naar Westpunt ter hoogte van Gato, althans over een weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door toen aldaar als bestuurder van genoemd motorrijtuig roekeloos, althans hoogst, althans zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onoplettend te rijden, immers is/heeft hij, verdachte,
op de linkerrijstrook, dat bestemd is voor het voor verdachte tegemoetkomend verkeer, gereden, al dan niet terwijl op dat moment een voor verdachte tegenliggend motorrijtuig op die rijstrook naderde waardoor of mede waardoor een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door hem verdachte bestuurde motorrijtuig en een rijdende bestuurder van een ander motorrijtuig een (personenauto van het merk Toyota, model Corolla gekentekend [autokenteken 2]) en/of een (personenauto van het merk Suzuki, model Liana, gekentekend [autokenteken 3]),
door welke botsing of aanrijding die bestuurder van dat ander motorrijtuig (personenauto van het merk Toyota, model Corolla, gekentekend [autokenteken 2]) genaamd [slachtoffer] werd(en) gedood,
terwijl hij, verdachte, tijdens bovenvermeld ongeval verkeerde onder kennelijke invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank, immers bedroeg de hoeveelheid alcohol in zijn, verdachtes, bloed 1.3 milligram per milliliter bloed;
(artikel 2:284 lid 1-2/285 lid 1-2 jo art. 286 Wetboek van Strafrecht)
SUBSIDIAIR
dat hij op of omstreeks 4 februari 2017, te Curaçao, als bestuurder van een vierwielig motorrijtuig (personenauto van het merk Mitsubishi, model Montero, gekentekend [autokenteken 1]) daarmee over de weg, te weten de Weg naar Westpunt ter hoogte van Gato, althans over een weg, heeft gereden, op zodanige wijze dat door verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt of kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd of kon worden gehinderd, immers is/heeft hij, verdachte,
op de linkerrijstrook, dat bestemd is voor het voor verdachte tegemoetkomend verkeer, gereden, al dan niet terwijl op dat moment een voor verdachte tegenliggend motorrijtuig op die rijstrook naderde waardoor of mede waardoor een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door hem verdachte bestuurde motorrijtuig en een rijdende bestuurder van een ander motorrijtuig een (personenauto van het merk Toyota, model Corolla gekentekend [autokenteken 2]) en/of een (personenauto van het merk Suzuki, model Liana, gekentekend [autokenteken 3]);
(artikel 21 van de Wegenverkeersverordening Curaçao 2000)

3.Voorvragen

3A. Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
3B. Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
3C. Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
3D. Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Bewijsoverweging:
Verdachte heeft betoogd dat hij – kort gezegd – ten gevolge van over de rijweg stromend regenwater, met zijn auto in een slip is geraakt, de macht over het stuur is verloren en dat door de modder op de weg de auto is gaan glijden waardoor hij op de andere weghelft terecht is gekomen, met de botsing met de auto van het slachtoffer tot gevolg.
Het Gerecht overweegt als volgt:
Er zijn meerdere getuigen geweest die botsing hebben waargenomen. Getuige [getuige 1] reed achter de auto van het slachtoffer en heeft verklaard over de grijze Mitsubishi Montero (het Gerecht begrijpt: de auto van verdachte): “Ja, ik had die auto vanaf in de verte gezien aankomen waar deze aan de ander weggedeelte aan het rijden was totdat hij tegen de voor mij was gereden …”. Getuige [getuige 2] zat als bijrijder in de auto van getuige [getuige 1] en heeft verklaard over de grijze Jeep (het Gerecht begrijpt: de auto van verdachte): “Een grijze Jeep reed richting van West richting van Westpunt en er was ook een zwarte auto die voor ons reed richting Zegu. Op een gegeven moment zag ik hoe de grijze Jeep naar de andere weggedeelte reed richting van de zwarte auto en botste …”. Getuige [getuige 3] zat achterin de auto van getuige [getuige 1] en heeft verklaard over de aanrijding: “Ja ik heb de aanrijding gezien, hoe de grijze auto (het Gerecht begrijpt: de auto van verdachte) naar de tegemoet komende verkeer reed en botste tegen de zwarte auto die voor ons aan het rijden was…”.
Zowel getuige [getuige 2] als [getuige 3] verklaren dat het niet regende, dat de weg wel nat was maar dat er geen plassen lagen.
Gelet op bovenstaande verklaringen acht het Gerecht de door verdachte gestelde oorzaak van de aanrijding niet aannemelijk. Immers, geen van de getuigen heeft verklaard dat de auto van de verdachte in een slip is geraakt en of naar de andere weghelft is
gegleden. Ook anderszins in de aanwezigheid van stromend water op de weg, in die mate dat verdachte daardoor buiten zijn schuld de controle over het stuur verloor, niet aannemelijk geworden.
Een aannemelijke verklaring voor de botsing wordt gegeven door het feit dat verdachte een aanmerkelijke hoeveelheid alcohol had gedronken. Uit bloedonderzoek is gebleken dat verdachtes bloedalcoholgehalte ten tijde van het ongeval zich ruim boven de wettelijke toegestane limiet bevond, namelijk 1,3 milligram alcohol per milliliter bloed. Voorts heeft zijn vrouw verklaard dat zij hem kort voor het ongeval telefonisch heeft gesproken waarbij verdachte zou hebben gezegd dat hij zo moe was dat hij zijn voertuig niet kon besturen en veel alcoholhoudende drank zou hebben gedronken.
Het alcoholgebruik draagt bij aan het schuldverwijt dat verdachte moet worden gemaakt en vormt daarnaast een strafverzwaringsgrond uit hoofde van artikel 2:286 Sr.
Door onder invloed van alcohol met zijn auto te gaan rijden, met een aanzienlijk hogere snelheid dan toegestaan, terwijl sprake was van een nat wegdek, heeft verdachte minst genomen welbewust de kans op een ongeval aanvaard. Het is die combinatie van aan verdachte te verwijten factoren die heeft veroorzaakt dat hij op de verkeerde weghelft is beland en aldaar een botsing heeft veroorzaakt. Verdachte heeft aldus zich
zeer onvoorzichtig en zeer onoplettendgedragen en een ernstige of grove verkeersfout gemaakt.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde feit heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4B. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht dat:
hij op 4 februari 2017, te Curaçao, als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto van het merk Mitsubishi, model Montero, gekentekend [autokenteken 1]) daarmede rijdende over Weg naar Westpunt ter hoogte van Gato, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door toen aldaar als bestuurder van genoemd motorrijtuig zeer onvoorzichtig en onoplettend te rijden, immers heeft hij, verdachte, op de linkerrijstrook, die bestemd is voor het voor verdachte tegemoetkomend verkeer, gereden, terwijl op dat moment een voor verdachte tegenliggend motorrijtuig op die rijstrook naderde waardoor een botsing is ontstaan tussen het door hem verdachte bestuurde motorrijtuig en een rijdende bestuurder van een ander motorrijtuig een (personenauto van het merk Toyota, model Corolla gekentekend [autokenteken 2]) en een personenauto van het merk Suzuki, model Liana, gekentekend [autokenteken 3],
door welke botsing die bestuurder van dat ander motorrijtuig (personenauto van het merk Toyota, model Corolla, gekentekend [autokenteken 2]) genaamd [slachtoffer] werd gedood,
terwijl hij, verdachte, tijdens bovenvermeld ongeval verkeerde onder kennelijke invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank, immers bedroeg de hoeveelheid alcohol in zijn, verdachtes, bloed 1.3 milligram per milliliter bloed.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair:
Aan het verkeer deelnemen en zich daarbij zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt waardoor een ander wordt gedood, terwijl de schuldige tijdens het ongeval verkeerde onder kennelijke invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit. De feiten zijn derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft of uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4. is overwogen wordt het beroep op afwezigheid van alle schuld verworpen.

7.Strafmotivering

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend en geboden. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als bestuurder van een auto onder invloed van alcohol gereden en daarbij een botsing veroorzaakt met een hem tegemoet rijdende auto, ten gevolge waarvan de bestuurder van die andere auto is komen te overlijden. Het was vroeg in de ochtend en nog schemerig en het wegdek was nat van de regen, waardoor – naar verdachtes eigen zeggen – het water over het wegdek liep. Gelet op de resultaten van het bloedonderzoek (1,3 promille) moet verdachte die nacht fors gedronken hebben en desondanks is hij gaan autorijden waarbij hij naar eigen zeggen met een snelheid van 80 tot 100 km heeft gereden. Op enig moment is hij op het weggedeelte van het tegemoetkomend verkeer terecht gekomen waarna de botsing met de auto van het slachtoffer is ontstaan.
Verdachte heeft zich aldus volstrekt onverantwoordelijk gedragen en heeft ook ter zitting nauwelijks verantwoordelijkheid genomen voor zijn verkeerscrimineel gedrag en blijft hij de oorzaak van het ongeval buiten zichzelf zoeken.
Door toedoen van verdachte is [slachtoffer] overleden, een nog jonge man, echtgenoot en vader van een jonge dochter en heeft verdachte groot verdriet teweeggebracht bij de familie en nabestaanden, zoals is gebleken uit hetgeen de weduwe van het slachtoffer ter zitting naar voren gebracht.
Een feit als dit kan niet worden afgedaan op de wijze zoals door de verdediging voorgesteld aangezien dat geen recht zou doen aan de ernst van het bewezenverklaarde feit. Slechts een (deels) vrijheidsbenemede straf komt tegemoet aan de ernst van het feit.
Verdachte heeft een blanco strafblad, heeft ter zitting zijn spijt betuigd aan de weduwe en heeft zich direct bereid verklaard de gevorderde kosten van de benadeelde partij grotendeels te willen vergoeden. In die omstandigheden ziet het Gerecht aanleiding om, naast een ontzegging van de rijbevoegdheid van lange duur, een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Bij die afwijking van de eis speelt daarnaast een grote rol dat het Gerecht, kennelijk anders dan de officier, acht heeft geslagen op het Nederlandse oriëntatiepunt voor straftoemeting (LOVS) bij een ongeval waarbij het slachtoffer overleden door ernstige schuld van de verdachte, bij een alcoholgebruik van <570 ug/l.

8.De vordering van de benadeelde partij

De weduwe _ het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als _______________________________________________ _
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte heeft de vordering niet betwist tot een bedrag van NAf. 4.787,78. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het Gerecht de maatregel van artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:78, 2:284 en 2:286 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 3 van het Landsbesluit van de 31e mei 1957 no. 25, bepalende de opneming in het Publicatieblad van de geldende tekst van de Verordening van de 20ste april 1932 (P.B. 1932, no. 46), houdende enige regelingen van burgerrechtelijke aard bij botsing, aan- of overrijding met motorrijtuigen en houdende regeling van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.

10.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek
4Bomschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde feit het in rubriek
5genoemde strafbare feit oplevert;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
twaalf (12) maanden;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot drie
(3) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op 2 jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
ontzegtverdachte ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde feit
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van 2 (twee) jaren.
Vordering benadeelde partij
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1], wonende te [adres 1] te Curaçao, ter zake van het bewezenverklaarde tot een bedrag van NAf. 4.787,78 (vierduizend zevenhonderd zevenentachtig gulden en achtenzeventig cent) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [benadeelde 1], wonende te [adres 1] te Curaçao, een bedrag te betalen van NAf. 4.787,78 (vierduizend zevenhonderd zevenentachtig gulden en achtenzeventig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 57 (zevenenvijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. D. Gruijters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 28 maart 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.