ECLI:NL:OGEAC:2017:62

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
15 mei 2017
Publicatiedatum
14 juni 2017
Zaaknummer
500.00469/15
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en vuurwapenbezit in Curaçao met vrijspraak voor moord

In de zaak tegen de verdachte, geboren in Colombia en wonende in Curaçao, heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao op 15 mei 2017 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het onderzoek ter openbare terechtzitting vond plaats op meerdere data in 2016 en 2017, waarbij de verdachte steeds aanwezig was, behalve op 25 november 2016. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijftien jaar, terwijl de verdediging verweer voerde. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk doden van een vrouw op 13 december 2015 en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging.

Tijdens de bewijsvoering heeft het Gerecht geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachte raad, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van moord. Echter, het Gerecht achtte het wel bewezen dat de verdachte opzettelijk de vrouw van het leven heeft beroofd en dat hij een vuurwapen in zijn bezit had. De verdachte werd geconfronteerd met verschillende getuigenverklaringen en forensisch bewijs, waaronder DNA-onderzoek dat de aanwezigheid van de verdachte bij het slachtoffer bevestigde. Het Gerecht oordeelde dat de verdachte op korte afstand met een vuurwapen op het slachtoffer had geschoten, wat leidde tot haar dood.

De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar voor doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk afgewezen, en het Gerecht verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vordering. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in Colombia,
wonende in Curaçao,
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2016,
15 juni 2016, 7 oktober 2016, 21 oktober 2016, 25 november 2016, 13 januari 2017 en
24 april 2017. De verdachte is, behoudens op 25 november 2016, verschenen, bijgestaan door zijn raadslieden, mr. A. Tjon Kwan Paw en mr. U. Dickens.
De officier van justitie, mr. S.A. van de Vliet heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake de tenlastegelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien (15) jaren met aftrek van voorarrest. Voorts is onttrekking aan het verkeer gevorderd van het in beslaggenomen vuurwapen en de munitie.
De raadslieden hebben verweer gevoerd.
De benadeelde partij [persoon 1] heeft zich, mede namens [persoon 2], in het geding gevoegd en ter terechtzitting een vordering tot schadevergoeding ingediend.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 december 2015, te Curaçao, opzettelijk (en al dan niet met voorbedachten rade) [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet (en al dan niet- na kalm beraad en rustig overleg) met een vuurwapen geschoten op, althans in de richting van die [slachtoffer], waardoor deze [slachtoffer] (door één kogel) werd getroffen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
(artikel 2:262/259 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 13 december 2015, te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad een vuurwapen (te weten een revolver, van het merk Smith en Wesson, .38 speciaal) in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en/of munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, te weten een wadcutter .38.
(artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening 1930)

3.Voorvragen

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Vrijspraak
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit om de ander van het leven te beroven en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Aan het dossier en het onderzoek ter terechtzitting zijn naar het oordeel van het Gerecht onvoldoende aanwijzingen te ontlenen dat verdachte heeft gehandeld met een vooropgezet plan om [slachtoffer] van het leven te beroven. Gelet hierop acht het Gerecht - met de officier van justitie en de raadsman - niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, zodat hij zal worden vrijgesproken van de hem impliciet primair ten laste gelegde moord.
4B. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht dat:
1.
hij op 13 december 2015 te Curaçao opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een vuurwapen geschoten op die [slachtoffer], waardoor deze [slachtoffer] (door één kogel) werd getroffen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
2.
hij op 13 december 2015 te Curaçao voorhanden heeft gehad een vuurwapen (te weten een revolver van het merk Smith en Wesson, .38 speciaal) in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
4C. Bewijsmiddelen
Het Gerecht komt tot bewezenverklaring van het onder feit 1 impliciet subsidiair en feit 2 tenlastegelegde op grond van de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
In onderstaande bewijsmiddelen wordt -tenzij anders wordt vermeld- verwezen naar paginanummers van het einddossier inzake het onderzoek “Colombia”. Wanneer wordt verwezen naar een proces-verbaal is -tenzij anders vermeld- bedoeld een proces-verbaal van politie, opgemaakt in de in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporings-ambtenaren.
De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], p.16 ev, voor zover inhoudende:
Op 13 december 2015 was [verdachte] (het Gerecht begrijpt: [verdachte]) bij mij thuis. [slachtoffer] was er ook. Omstreeks 19:00/19:30 uur zijn [verdachte] en [slachtoffer] samen vertrokken. U toont mij een foto van[slachtoffer], [geboortedatum]1985. Dat is de vrouw [slachtoffer] waarover ik heb verklaard.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], p. 9 ev, voor zover inhoudende:
Op 13 december 2015 omstreeks 21:30 uur ben ik met mijn buurman zijn woning te [adres] (Gerecht: in Curaçao) binnengegaan. Ik zag het lichaam van een vrouw op de grond liggen en heb de politie gebeld.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], p.12 ev, voor zover inhoudende:
Toen ik mijn buurman vroeg wat er met de vrouw gebeurd was zei hij dat hij daar was met de vrouw en dat zij bezig waren.
Proces-verbaal van verdachtmaking, p. 40 en 41, voor zover inhoudende als verklaring van E.P. Jansen, werkzaam bij het Korps Politie Curaçao:
Op 13 december 2015 omstreeks 22:10 uur werd ik gedirigeerd naar [adres] alwaar een vrouw werd aangetroffen die geen teken van leven gaf. Daar werd ik te woord gestaan door de bewoner die verklaarde dat hij de vrouw in de omgeving achter het gebouw van Frente Obrero had opgehaald. Voorts verklaarde hij dat hij alleen met de vrouw daar was.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 1 ev, voor zover inhoudende als verklaring van W. A. Petronillia, werkzaam bij het Korps Politie Curaçao:
Op 13 december 2015 zag ik in een slaapkamer van het perceel [adres] een vrouw op de grond liggen. Haar onderlichaam was bloot. Zij vertoonde verwondingen aan haar borst en rechterschouder. De vrouw bleek te zijn [SLACHTOFFER], geboren op [geboortedatum] in Colombia. Omstreeks 23:00 uur werd door de politiearts dr. Maduro de dood van deze vrouw geconstateerd.
Een geschrift, te weten een autopsie rapport opgemaakt door R. Gogorza, patholoog voor zover inhoudende:
On December 17th, 2015, I performed an autopsy on the body of a female named Luz [slachtoffer] [SLACHTOFFER], [geboortedatum] in Colombia.
The left upper hemo thorax showed an entrance gunshot wound (A). The bullet perforated skin, muscle and penetrated the thorax exiting the thorax cavity through the posterior space between ribs 5th an 6th via exit wound B.
The cause of death was a gunshot to the chest.
The mechanism of death was massive internal hemorrhage due to left and right lung perforation, aorta perforation and vena cava perforation. Considering the trajectory of the bullet front to back, left to right and downward, it is certain that the victim was facing the shooter. The muzzle imprint of a pistol in the entrance wound A indicate contact gunshot type.
Proces-verbaal van bevindingen, p. 52, voor zover inhoudende als verklaring van S.G. Maduro en M.M. Meulens, beiden werkzaam bij het Korps Politie Curaçao:
Op 15 december 2015 hebben wij in de woning [adres], zijnde de woning van verdachte [verdachte], een revolver van het merk Smith & Wesson van het kaliber.38 en een kogel (wadcutter) van het kaliber .38 aangetroffen.
Proces-verbaal van forensisch onderzoek (p. 123 ev), voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisanten M.M. Meulens, C.Q.B. Adamus en S.G. Maduro, respectievelijk inspecteur forensisch rechercheur en inspecteur en forensisch specialist bij het Korps Politie Curaçao:
Op de vloer in de kamer B waar het stoffelijk overschot van [slachtoffer] is aangetroffen lag een rood T-shirt. De cilinder van de revolver van het kaliber .38 die in de woning was aangetroffen bevatte een scherpe patroon (wadcutter) en een afgevuurde patroon.
Een geschrift, te weten een rapport wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident te [adres] op 13 december 2015 van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 14 juli 2016 door B. Jacobs, voor zover inhoudende:
Tijdens het proefschieten met het vuurwapen, een revolver van het merk Smith & Wesson van het kaliber.38 traden geen storingen op.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 24 april 2017 voor zover inhoudende:
Ik woon in de woning te [adres]. Op 13 december 2015 woonde ik daar alleen.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 13 januari 2017 voor zover inhoudende:
Het vuurwapen dat in mijn woning is aangetroffen had ik al 4 à 5 maanden en bevatte 2 scherpe patronen. Het rode T-shirt met identificatienummer [identificatienummer] dat aan mij wordt getoond is van mij.
Een geschrift, te weten een rapport schotrestenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijke overschot van [slachtoffer] in [adres] op
13 december 2015 van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 1 juli 2016 door dr. Ir. A. Knijnenberg, voor zover inhoudende:
Er is onderzoek gedaan naar het rode T-shirt van verdachte [verdachte] met SIN nummer [nummer]. In de stubs waarmee de buitenkant van dit T-shirt is bemonsterd zijn twee categorie A deeltjes aangetroffen waarmee een vrijwel zekere relatie wordt aangetoond met een schietproces.
4D. Bewijsoverweging(en)
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de verdachte op 13 december 2015 omstreeks 19:00 uur samen met het latere slachtoffer [slachtoffer] (hierna [slachtoffer]) naar zijn woning is gereden. Om 21:30 uur is [slachtoffer] (met ontbloot onderlichaam) levenloos aangetroffen op de grond in de woning van de verdachte. Zij is overleden ten gevolge van een schotwond die is veroorzaakt door het op korte afstand afvuren van een kogel op haar borst. Niet aannemelijk is geworden dat in de periode van 19:00 uur tot 21:30 uur iemand anders dan de verdachte en [slachtoffer] zich in de woning van de verdachte hebben bevonden.
Gelet op de omstandigheden waaronder [slachtoffer] is aangetroffen is het evenmin aannemelijk geworden dat zij op zichzelf heeft geschoten. Het Gerecht wijst er in dit verband op dat er geen vuurwapen bij haar is aangetroffen.
Gelet op het voorgaande is het Gerecht van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het de verdachte is geweest die op het slachtoffer heeft geschoten. Het Gerecht neemt hierbij in aanmerking dat de verdachte kennelijk leugenachtige verklaringen heeft afgelegd over wat er zich in de woning heeft plaatsgevonden. Hij heeft immers uitdrukkelijk verklaard dat hij geen seksuele gemeenschap met het slachtoffer heeft gehad [1] terwijl dit wordt gelogenstraft door de uitkomsten van het DNA-onderzoek waaruit naar voren is gekomen dat DNA van verdachte is aangetroffen in de vagina van het slachtoffer. [2] Het Gerecht merkt in dit verband op dat in het geheel niet aannemelijk is geworden dat [slachtoffer] op of omstreeks 13 december 2013 seksuele contacten heeft gehad met een aan verdachte in de mannelijke lijn verwante man. [3] De omstandigheid dat het slachtoffer is aangetroffen met ontbloot onderlichaam wijst eveneens in de richting dat de verdachte die avond seksuele gemeenschap heeft gehad met [slachtoffer] evenals de verklaring van de getuige [getuige] voor zover inhoudende dat de verdachte tegen hem heeft gezegd “dat hij (verdachte) en de vrouw bezig waren
”.
De door de raadsman aan het verweer ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden, die als contra-indicatie voor bovenstaande vaststellingen zouden moeten gelden, zijn uit het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk geworden en ook overigens zijn van zodanige contra-indicaties uit dat onderzoek niet gebleken.
Het verweer van de verdediging dat de verdachte door zijn alcoholinname (al dan niet in combinatie met medicijnengebruik) niet meer wist wat hij deed en dus niet met het vereiste opzet heeft gehandeld slaagt niet.
Een verweer inhoudende dat een verdachte het hem ten laste gelegde niet opzettelijk heeft begaan door de toestand waarin hij verkeerde na het voorafgaande gebruik van alcohol, kan slechts slagen indien de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken
(HR 14 december 2004 ,ELCI:NL:HR:2004:AR3226). Naar het oordeel van het Gerecht is van een zodanig uitzonderlijk geval in de onderhavige zaak geen sprake. De verdachte is met zijn auto met [slachtoffer] naar huis gereden. Hij heeft daar seksuele gemeenschap met [slachtoffer] gehad. De verdachte heeft naar eigen zeggen getracht [slachtoffer] te reanimeren [4] en is naar zijn buurman gegaan. Al deze feitelijkheden duiden erop dat de verdachte tenminste in enige mate bewust en doelgericht heeft gehandeld. Het verweer dat er geen sprake is geweest van opzettelijk handelen wordt gelet hierop verworpen.
De verdachte heeft op korte afstand met een vuurwapen een schot afgelost op [slachtoffer] en daarmee de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat die [slachtoffer] hierdoor dodelijk geraakt zou worden. Deze handelswijze is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm bovendien zo zeer gericht op de levensberoving van die [slachtoffer] dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op vorenbedoeld gevolg ook heeft aanvaard. Er is dan ook, minst genomen, sprake van voorwaardelijk opzet.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 (impliciet subsidiair)
Doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 2:259 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2
Overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930, strafbaar gesteld bij artikel 11 van die verordening.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit. De feiten zijn derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
Dat de verdachte onder invloed verkeerde van alcohol (al dan niet in combinatie met medicijnengebruik) disculpeert hem niet. Immers, hij heeft zichzelf in deze situatie gebracht, terwijl als algemeen bekend mag worden verondersteld dat het gebruik van alcohol (al dan niet in combinatie met medicijnengebruik), effect heeft op de psychische toestand. Verdachte was zich hier ook van bewust nu hij naar zijn eigen zeggen eerder een black-out heeft gekregen na overmatig alcoholgebruik.

7.Strafmotivering

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer] doodgeschoten en daarmee op brute wijze een dertigjarige vrouw en moeder van twee minderjarige kinderen van haar leven beroofd. Het recht op leven behoort tot de meest fundamentele rechten die in onze rechtsorde dienen te worden beschermd. Hij heeft daardoor tevens groot en onherstelbaar leed toegebracht aan de gezins- en familieleden van het slachtoffer.
Dergelijke misdrijven zijn voorts uitermate schokkend voor de rechtsorde en hierop kan slechts worden gereageerd met de oplegging van een gevangenisstraf van lange duur.
De verdachte heeft daarnaast een illegaal vuurwapen voorhanden gehad dat voor direct gebruik beschikbaar was. Vuurwapens leveren in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit van een vuurwapen maar al te gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan, hetgeen zich ook in dit geval weer eens heeft bewezen.
Het Gerecht houdt ten voordele van de verdachte rekening met het feit dat hij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

8.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij
[persoon 1]heeft zich, mede namens
[persoon 2],in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van NAf 21.478,93 aan materiële schade en NAf 28.521,07 aan immateriële schade.
Het Gerecht is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de materiële schade vooralsnog onvoldoende is onderbouwd en zich niet leent voor een behandeling in het strafgeding. Gelet hierop zal het Gerecht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade wordt overwogen dat voor zover die schade bestaat uit zogeheten ‘affectieschade’ (schade, die bestaat uit het verdriet dat is veroorzaakt door het overlijden van een naaste) zij bij de huidige stand van het recht niet voor vergoeding in aanmerking komt. Voor zover het gaat om zogenoemde ‘shockschade’ overweegt het Gerecht dat hieronder wordt verstaan geestelijk letsel dat is veroorzaakt door de directe waarneming van of confrontatie met een ongeval of misdrijf dat een naaste overkomt. Shockschade valt onder aantasting in de persoon ex artikel 6:106, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) en kan daardoor aanspraak geven op vergoeding van immateriële schade. Er moet dan wel sprake zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Aangezien dit is gesteld noch gebleken komt dit deel van de vordering niet voor vergoeding in aanmerking. Voor zover dit deel van de vordering -gelet op de toelichting daarop- moet worden aangemerkt als vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud ex artikel 6:108 BW, is het Gerecht van oordeel dat dit onvoldoende is onderbouwd en zich gelet hierop evenmin leent voor een beslissing in de strafzaak.
Gelet op het vorenstaande zal het Gerecht de benadeelde partijen geheel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

9.Beslag

Onttrekking aan het verkeer
Ten aanzien van het in beslaggenomen vuurwapen en de munitie zal onttrekking aan het verkeer worden uitgesproken, omdat de tenlastegelegde feiten met betrekking tot die voorwerpen is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:62, 1:74, 1:75, 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.
12. Beslissing
Het Gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek
4Aomschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek
4Bomschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat de bewezen verklaarde feiten de in rubriek
5genoemde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
twaalf (12) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
onttrekt aan het verkeerde in rubriek
9genoemde voorwerpen;
verklaart de benadeelde partijen [
persoon 1]en
[persoon 2]niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.T. Paulides en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 15 mei 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor, pagina 80.
2.Proces-verbaal van verzameling sporenmateriaal (p. 165 ev). Een geschrift, te weten een rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijke overschot van [slachtoffer] in [adres] op 13 december 2015 van het Nederlands Forensisch Instituut.
3.Vide de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting op 24 april 2017 dat er geen mannelijke bloedverwanten van hem op of omstreeks 13 december 2015 in Curaçao verbleven.
4.Proces-verbaal van verhoor, pagina 77.