ECLI:NL:OGEAC:2017:63

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
14 juni 2017
Zaaknummer
500.00137/16
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en vuurwapenbezit door politieambtenaar in Curaçao

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, is de verdachte beschuldigd van poging tot moord en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het onderzoek vond plaats tijdens openbare zittingen op 8 juli 2016, 7 oktober 2016, 13 januari 2017 en 22 maart 2017. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.W.P. Eustatius, werd geconfronteerd met de eis van de officier van justitie, mr. E.V.A. Bos, die een gevangenisstraf van twaalf jaren eiste, met een bijkomende straf van ontzetting van het recht om het ambt van politieambtenaar uit te oefenen voor veertien jaren.

De tenlastelegging omvatte onder andere de poging om [slachtoffer] van het leven te beroven met een vuurwapen, alsook het voorhanden hebben van een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Na het horen van de bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van getuigen en proces-verbalen van de politie, kwam het Gerecht tot de overtuiging dat de verdachte het tenlastegelegde had begaan.

De rechter oordeelde dat de verdachte voldoende tijd had om na te denken over zijn daad, wat duidt op voorbedachte raad. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaren en ontzet van het recht om het politieambt te bekleden voor twaalf jaren. Dit vonnis werd uitgesproken op 12 april 2017 door rechter M.T. Paulides, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] te Curaçao,
wonende te Curaçao, thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2016, 7 oktober 2016, 13 januari 2017 en 22 maart 2017. De verdachte is telkens verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.W.P. Eustatius.
De officier van justitie, mr. E.V.A. Bos, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest. Als bijkomende straf is gevorderd de verdachte te ontzetten van het recht om het ambt van politieambtenaar uit te oefenen voor de duur van veertien jaren.
De raadsman heeft verweer gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, met inachtneming van de gevorderde en toegewezen wijzigingen, tenlastegelegd:
1.
primair:
dat hij op of omstreeks [datum schietpartij] in Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en -al dan niet- met voorbedachten rade [slachtoffer]van het leven te beroven, met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen, met een vuurwapen één of meerdere schoten heeft gelost op en/of in de richting van die [slachtoffer] zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;
(artikel 2:262/259 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling zou kunnen of mogen leiden:
dat hij op of omstreeks [datum schietpartij], althans in de maand april 2016 te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon, te weten [slachtoffer]opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met zijn mededader(s), althans alleen, met een vuurwapen één of meerdere schoten heeft gelost op en/of in de richting van die [slachtoffer] terwijl de uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:275/276 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)
2.
dat hij op of omstreeks [datum schietpartij] in Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft gehad een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en/of één of meerdere (scherpe) patronen, in elk geval munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930;
(artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening 1930)

3.Voorvragen

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijsbeslissingen

4A. Bewezenverklaring
Het Gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder feit 1 primair (impliciet primair) en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
1. primair:
dat hij op
of omstreeks[datum schietpartij] in Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk en
-al dan niet-met voorbedachten rade [slachtoffer]van het leven te beroven, met dat opzet en
- al dan niet -na kalm beraad en rustig overleg
met zijn mededader(s), althans alleen,met een vuurwapen één
of meerdereschot
enheeft gelost
op en/ofin de richting van die [slachtoffer] zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte,
en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf niet voltooid.
2.
dat hij op
of omstreeks[datum schietpartij] in Curaçao
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,voorhanden heeft gehad een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930
en/of één of meerdere (scherpe) patronen, in elk geval munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
4B. Bewijsmiddelen
Het Gerecht grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de hiernavolgende bewijsmiddelen zijn vervat waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal van politie is - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Indien bij de bewijsmiddelen wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit paginanummers van het dossier van het Korps Politie Curaçao genaamd “[dossiernaam]”.
De inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen is telkens zakelijk weergegeven.
1.
(pagina 10-12)
Het proces-verbaal van verhoor van het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als
verklaring van [slachtoffer]:
Op [datum schietpartij] omstreeks 17:15 uur ben ik van huis vertrokken. Ik ging naar mijn moeder die in de [adres] in Curaçao) woont. Ik liep een zandweg in gelegen tussen [plaatsdelict]. Ik zag toen een persoon staan in de deuropening van een bouwvallig gebouw. Ik zag dat deze persoon de loop van een wapen op mij richtte. Ik hoorde een schot en viel op de grond. Toen de persoon die op mij had geschoten wegrende zag ik dat het [verdachte] was. Ik heb het vuurwapen dat hij in zijn handen had herkend als een korte shotgun.
2. ( (pagina 71-74)
Het proces-verbaal van fotoconfrontatievan het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende:
Op 14 april 2016 toonde ik, verbalisant, aan [slachtoffer]een fotokaart. Op bedoelde fotokaart staan 10 foto’s van verdachten afgebeeld.
De foto’s zijn genummerd met de cijfers 1 tot en met 10. Op de fotokaart is met nummer 2 de afbeelding opgenomen van [verdachte], geboren op [geboortedatum]6. Nadat [slachtoffer]de fotokaart goed had bekeken verklaarde hij als volgt:
“Ik herken de man die staat afgebeeld op foto nummer 2 als [verdachte]. [verdachte] is de persoon die op [datum schietpartij] op mij heeft geschoten”.
3. ( (pagina 59-63)
Het proces-verbaal van planmatige observatievan het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende:
Subject: [VERDACHTE], nader te noemen [verdachte].
Op [datum schietpartij] werden de volgende waarnemingen gedaan.
Om 16:09 uur werd waargenomen dat [verdachte], als bestuurder van een witte personenauto van het merk Toyota, voorzien van het kenteken [autokenteken]in de richting van de wijk [naam wijk] reed.
Om 16:31 uur werd waargenomen dat de [autokenteken]onbeheerd geparkeerd stond achter de [naam school] in de wijk [naam wijk].
Om 16:33 uur werd waargenomen dat [verdachte] vanuit de wijk [naam wijk] kwam lopen en de hoofdweg van [naam wijk] opliep. Hij droeg een lichtblauwe opgerolde plastic zak met een langwerpig voorwerp van ongeveer 50 centimeter lang in zijn linkerhand. Ter hoogte van perceel [adres] stak hij de weg over en liep in de richting van de [naam wijk]. Er werd gezien dat hij oogcontact had met een NN-man, die verder zal worden aangeduid als NN1, die vanuit oostelijke richting kwam aanlopen. Zowel [verdachte] als NN1 waren aan de telefoon.
Om 16:34 uur werd waargenomen dat [verdachte] in een bouwvallig geel geverfd gebouw verdween.
Om 17:30 uur werd waargenomen dat een NNman, die verder zal worden aangeduid als NN2, vanuit oostelijke richting kwam aanlopen. NN2 stak ter hoogte van perceel [adres] de weg over en liep in de richting van voornoemd bouwvallig geel geverfd gebouw. Plotseling kwam [verdachte] uit het bouwvallige geel geverfde gebouw. Er werd waargenomen dat hij de plastic zak met het langwerpige voorwerp tevoorschijn haalde en deze richtte in de richting van NN2. Direct hierna werd een harde knal gehoord lijkend op een schot van een vuurwapen en komende vanuit de omgeving waar [verdachte] en NN2 zich bevonden. Tevens werd gezien dat [verdachte] ten tijde van het afgaan van de knal een beetje achterover bewoog en dat NN2 door zijn benen zakte. Hierna rende [verdachte] weg.
Om 17:31 uur werd waargenomen dat [verdachte] de opgerolde plastic zak met het langwerpig voorwerp onder zijn linkerarm droeg terwijl hij wegrende in de richting van de N/21-28. Hij stapte in deze auto en reed met hoge snelheid weg.
Het proces-verbaal van forensisch onderzoek schietincident op [datum schietpartij] [naam onderzoek] registratienummer [cijferreeks])van het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende:
In het schiettraject van de schutter zijn op een afstand van 29 meter van de plaats waar de schutter zich vermoedelijk bevond verschillende hagelinslagen op een muur van het perceel [adres] aangetroffen.
Het proces-verbaal van reconstructie [naam onderzoek] registratienummer [cijferreeks)van het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende:
Op 29 november 2016 is een reconstructie gehouden van het schietincident van
[datum schietpartij]. Uitgaande van de tijdens de reconstructie vastgestelde posities van de schutter en het slachtoffer bedroeg de afstand tussen de schutter en het slachtoffer maximaal 8 meter. De afstand tussen het middelpunt van de schotinslag gemeten volgens het vermoedelijke schiettraject en het slachtoffer bedroeg ongeveer 75 (vijfenzeventig) centimeter ten noorden van het slachtoffer.
6. ( (pagina 33-36)
Het proces-verbaal van identificatievan het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende:
Op [datum] werd aan de observanten die belast waren met de observatie van
[datum schietpartij], waarbij werd gezien dat [verdachte] contact had met NN1, een foto getoond van [medeverdachte]. Door de observanten werd naar aanleiding van de getoonde foto de in hun proces-verbaal als NN1 aangeduide man herkend als zijnde [medeverdachte].
7. (
(pagina 13-14)
Het proces-verbaal van verhoor van het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als
verklaring van [slachtoffer]:
Op [datum schietpartij] ben ik omstreeks 06:30 uur naar de bushalte gelopen bij de blauwe Chinese snack. Daar heb ik de bus gepakt. Omstreeks 16:19 uur was ik weer thuis. Daarna ben ik naar de blauwe Chinese snack gegaan om sigaretten te kopen. Ik heb tegen [medeverdachte] gezegd dat ik naar huis zou gaan om te douchen.
8. (
(pagina 15-17)
Het proces-verbaal van verhoor van het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als
verklaring van [slachtoffer]:
Op [datum] was ik tussen omstreeks 20:00 uur en 24:00 uur bij de [naam plaza].
9. (
(pagina 18-20)
Het proces-verbaal van verhoor van het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als
verklaring van [slachtoffer]:
Op [datum] ben ik na mijn werk thuis geweest. Mijn broer heet [naam broer slachtoffer] en die was ook thuis. Ik heb [medeverdachte] die avond in de buurt van mijn huis gezien. Ik heb hem toen ook gesproken. Op een gegeven moment ging ik naar binnen om te eten. [naam broer slachtoffer] zat binnen Dragon Ball te spelen.
10. (
(pagina 130-133)
Het proces-verbaal van verhoor van het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als
verklaring van verdachte:
Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer verdachte]. Ik ben in het bezit van een witte Toyota met kenteken [autokenteken].
11. (
(pagina 217-233)
Het proces-verbaal van verhoor van het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als
verklaring van [mede verdachte](de in dit verhoor aan [mede verdachte] voornoemd voorgehouden observaties en afgeluisterde gesprekken worden cursief weergegeven):
Mijn telefoonnummer is [telefoonnummer medeverdachte].
Gesprek van [datum schietpartij] om 06:40:50 uur. [verdachte] ([telefoonnummer verdachte]) wordt gebeld door NNman ([telefoonnummer medeverdachte]). NN man zegt dat hij bij de blauwe Chinees staat en dat hij op de bus naar Montagne staat te wachten. [verdachte] zegt dat het goed is.
Ik herken mijn stem en de stem van [verdachte]. De persoon die op de bus naar Montagne stond te wachten was [slachtoffer]. Ik moest aan [verdachte] zeggen waar [slachtoffer] was. Als ik [slachtoffer] zag dan moest ik het aan [verdachte] doorgeven.
Gesprek van [datum schietpartij] om 16:27:16 uur. [verdachte] ([telefoonnummer verdachte]) wordt gebeld door NNman ([telefoonnummer medeverdachte]). NN man zegt tegen [verdachte] dat de man naar huis gaande is om te gaan douchen. [verdachte] zegt goed.
Ik heb hier tegen [verdachte] gezegd dat [slachtoffer] op weg was naar huis om te gaan douchen. [verdachte] had mij eerder gevraagd hem te bellen als ik [slachtoffer] zag.
Omstreeks [datum schietpartij] om 16:33 uur werd gezien dat verdacht Z. [verdachte] de hoofdweg van [naam wijk] opliep en dat hij toen in zijn linkerhand een lichtblauwe opgerolde zak had. Aan de vorm hiervan werd gezien dat er in de zak een langwerpig voorwerp zat.
Ik heb [verdachte] op [datum schietpartij] ontmoet bij [naam bakkerij] [naam bakkerij] is een bakkerij op [naam wijk]. [verdachte] had een plastic zak in zijn handen.
Gesprek van [datum schietpartij] om 16:34:10 uur. [verdachte] ([telefoonnummer verdachte]) wordt gebeld door NNman ([telefoonnummer medeverdachte]). NN man zegt tegen [verdachte] dat hij van waar hij zich bevindt op het erf van [nicht medeverdachte] hij de persoon van daar buiten kan zien. [verdachte] zegt oke. NNman zegt dat hij aan de voorkant gaat staan met het gezicht richting de begraafplaats. [verdachte] zegt goed.
[nicht medeverdachte] is mijn nicht die in de [naam wijk] woont. Ik was daar op het erf en zag [slachtoffer] voorbij lopen. Ik heb toen [verdachte] gebeld en hem gezegd dat ik [slachtoffer] voorbij zag lopen. De begraafplaats waar ik het over heb is de begraafplaats voor [naam bakkerij]. Ik heb op [datum schietpartij] omstreeks 16:34 uur gezien dat [verdachte] bij het geel geverfde bouwvallige gebouw stond.
Gesprek van [datum schietpartij] om 17:29:02 uur. [verdachte] ([telefoonnummer verdachte]) wordt gebeld door NNman ([telefoonnummer medeverdachte]). NN man zegt tegen [verdachte] dat hij onderweg is en voorbij [naam bakkerij] is gegaan. [verdachte] zegt goed.
Ik had [verdachte] gebeld en gezegd dat [slachtoffer] voorbij [naam bakkerij] kwam lopen.
Gesprek van [datum schietpartij] om 17:46:25 uur. [verdachte] ([telefoonnummer verdachte]) wordt gebeld door NNman ([telefoonnummer medeverdachte]). NN man zegt tegen [verdachte] dat de personen hem hebben herkend en alles.
Ik had [verdachte] gebeld en gezegd dat hij door [slachtoffer] is herkend als de persoon die had geschoten.
12. (
(pagina 235- 244)
Het proces-verbaal van verhoor van het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als
verklaring van [mede verdachte](het in dit verhoor aan [mede verdachte] voornoemd voorgehouden afgeluisterde gesprek wordt cursief weergegeven):
Gesprek van [datum] om19:40:34
uur. [verdachte] ([telefoonnummer verdachte]) belt naar [medeverdachte] ([telefoonnummer medeverdachte]). [medeverdachte] zegt dat de persoon net naar de Plaza hotel is gegaan.
Ik was [slachtoffer] aan het bespioneren in opdracht van [verdachte]. Op 2 april 2016 had [slachtoffer] mij verteld dat hij naar de Plaza snack in Otrabanda zou gaan en ik heb [verdachte] gebeld en dit aan hem doorgegeven.
13. (
(pagina 261- 268)
Het proces-verbaal van verhoor van het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als
verklaring van [mede verdachte](de in dit verhoor aan [mede verdachte] voornoemd voorgehouden afge[slachtoffer]terde gesprekken worden cursief weergegeven):
Gesprek van [datum schietpartij] om 17:29:02 uur. [verdachte] ([telefoonnummer verdachte]) wordt gebeld door [medeverdachte] ([telefoonnummer medeverdachte]). [medeverdachte] zegt dat hij onderweg is. Hij is voorbij [naam bakkerij] gegaan. [verdachte] zegt goed.
Op [datum schietpartij] had ik [verdachte] bij [naam bakkerij] ontmoet. [verdachte] had mij gevraagd wat voor nieuws ik over [slachtoffer] had. Ik heb [verdachte] gezegd hoe laat [slachtoffer] klaar zou zijn met werken en dat hij daarna naar zijn broer [naam broer slachtoffer] zou gaan. Ik heb tegen [verdachte] gezegd dat ik naar [nicht medeverdachte] zou gaan om uit te kijken wanneer [slachtoffer] eraan zou komen. [verdachte] droeg onder zijn linker oksel een plastic zak. Nadat ik [verdachte] alle informatie had gegeven en ik naar [nicht medeverdachte] was gelopen zag ik dat [verdachte] de weg was overgestoken. Ik was ongeveer 45 minuten bij [nicht medeverdachte] toen ik zag dat [slachtoffer] aan kwam lopen in de richting van [naam bakkerij]. Ik heb [verdachte] toen gebeld en dit tegen hem gezegd.
14. ( (pagina 269-283)
Het proces-verbaalvan het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende:
In het kader van het onderzoek “[dossiernaam]” werden (onder meer) de aansluitnummers [telefoonnummer verdachte] in gebruik bij [verdachte] en [telefoonnummer medeverdachte] in gebruik bij [medeverdachte] afgeluisterd.
Hieronder volgen (een aantal) van de afgeluisterde gesprekken waarbij [verdachte] wordt aangeduid als [verdachte] en [mede verdachte] als [medeverdachte].
Zaterdag 2 april 2016
19:40:34 uur, [verdachte] ([telefoonnummer verdachte]) belt uit met [medeverdachte] (674-0528):
[medeverdachte] zegt dat de persoon net naar de Plaza hotel is gegaan.
Maandag 4 april 2016
21:00:32 uur, [verdachte] ([telefoonnummer verdachte]) belt uit met [medeverdachte] (674-0528):
[medeverdachte] zegt dat beiden naar binnen zijn gegaan. De ene man ging Dragon Ball spelen en de andere man ging eten. [verdachte] zegt dat wanneer hij naar buiten komt, [medeverdachte] daar met hem moet staan en [verdachte] zal aankomen rijden en [medeverdachte] moet gewoon opzij schuiven. [medeverdachte] zegt ja. [verdachte] zegt dat [medeverdachte] in de tegengestelde richting van hem moet gaan. [verdachte] zegt dat dat betekent dat hij komt aanlopen op [medeverdachte] en dat [medeverdachte] dan in tegenovergestelde richting van hem moet gaan. En hem aan de andere kan voorbij moet lopen,
Woensdag [datum schietpartij]
06:40:50 uur, [verdachte] ([telefoonnummer verdachte]) belt uit met [medeverdachte] (674-0528):
[medeverdachte] zegt dat de persoon bij de blauwe Chinees op de bus naar Montagne staat te wachten. [verdachte] zegt, oke goed.
06:55:24 uur, [verdachte] ([telefoonnummer verdachte]) wordt gebeld door [medeverdachte] (674-0528):
[verdachte] zegt dat hij bij [naam bakkerij] zit en dat [medeverdachte] daar moet komen. [medeverdachte] zegt dat de man op de bus naar Montagne aan het wachten is. [verdachte] zegt ja maar dat hij veel mensen rondom hem heen ziet.
16:27:16 uur, [verdachte] ([telefoonnummer verdachte]) wordt gebeld door [medeverdachte]:
[medeverdachte] zegt tegen [verdachte] dat de man naar huis gaande is om te gaan douchen. [verdachte] zegt goed.
16:34:10 uur, [verdachte] ([telefoonnummer verdachte]) wordt gebeld door [medeverdachte] (674-0528):
[medeverdachte] zegt dat van waar hij zich bevindt op het erf van [nicht medeverdachte] hij de persoon van daar buiten kan zien. [verdachte] zegt oke. [medeverdachte] zegt dat hij aan de voorkant zal gaan staan met het gezicht richting de begraafplaats. [verdachte] zegt oke, goed.
17:29:02 uur, [verdachte] ([telefoonnummer verdachte]) wordt gebeld door [medeverdachte]:
[medeverdachte]: hij is onderweg, hij is voorbij [naam bakkerij] gegaan. [verdachte]: goed.
4C. Bewijsoverwegingen
Het Gerecht is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen.
Opzet
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte op een afstand van ongeveer acht meter met een (afgezaagde) shotgun in de richting van aangever [slachtoffer](hierna Bernadina) heeft geschoten. Naar het oordeel van het Gerecht kan een dergelijke gedraging, gelet op de aard ervan en de omstandigheden waaronder deze is verricht, naar haar uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het - behoudens contra-indicaties, waarvan hier niet is gebleken - niet anders kan zijn dan dat verdachte hiermee bewust (de aanmerkelijke kans) heeft aanvaard dat zijn handelen de dood van Bernadina tot gevolg zou hebben Dat verdachte het heeft gelaten bij één schot, maakt dit niet anders. De stelling van de verdediging dat verdachte (de loop van) het vuurwapen (al dan niet op het laatste moment) opzettelijk van het slachtoffer heeft afgewend is niet aannemelijk geworden. Het Gerecht is dan ook van oordeel dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat medeverdachte [mede verdachte] op verzoek van verdachte, [slachtoffer] al vanaf 2 april 2016 bespioneerde en de verblijfsplaatsen van [slachtoffer] doorgaf aan verdachte. Voorts kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat verdachte op [datum schietpartij] al in de vroege ochtenduren uit was op een confrontatie met [slachtoffer]. Verdachte heeft zich vervolgens met een shotgun vanaf 16:34 uur verschanst bij een gebouw en aldaar [slachtoffer] opgewacht. Toen [slachtoffer] uiteindelijk bijna een uur later om 17:30 uur aan kwam lopen heeft verdachte zonder enige voorafgaande woordenwisseling op [slachtoffer] geschoten.
Uit deze handelingen van verdachte kan worden afgeleid dat verdachte voldoende tijd heeft gehad heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad om op [slachtoffer] te schieten en zich daarvan rekenschap te geven. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen dat verdachte zou hebben gehandeld in een plotselinge gemoedsopwelling. Integendeel: er is sprake geweest van een nauwgezette planning. Het bestanddeel “voorbedachte raad” in de tenlastelegging is hiermee bewezen verklaard.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair (impliciet primair):
poging tot moord.
Feit 2:
overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit. De feiten zijn derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte opheft of uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft het Gerecht rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Gerecht daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord op [slachtoffer] door gericht en met een zeer destructief vuurwapen, te weten een shotgun, op hem te schieten. Er kan van geluk en een groot toeval worden gesproken dat [slachtoffer] niet is geraakt. Poging tot moord wordt in ons strafrechtstelsel terecht beschouwd als een van de ernstigste misdrijven. Het handelen van verdachte getuigt van een volstrekte minachting van het recht op leven van die [slachtoffer]. Bovendien versterkt een dergelijk gewelddadig optreden op straat de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
Een poging tot het nemen van een leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit en zo onaanvaardbaar dat daarop niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een langdurige gevangenisstraf.
Het Gerecht merkt bij de straftoemeting als strafverzwarende omstandigheid aan dat de verdachte het feit heeft gepleegd ten tijde dat hij was aangesteld als politieambtenaar in overheidsdienst en dat hij, hoewel als zodanig niet als politieambtenaar handelend, door zijn gedrag ernstige schade heeft toegebracht aan de goede naam en het imago van het ambt van politie die juist tot taak heeft de veiligheid van de burgers te beschermen. Door zijn gedrag heeft de verdachte naar het oordeel van het Gerecht ervan blijk gegeven niet geschikt te zijn voor een functie als politieambtenaar. Het Gerecht ziet hierin aanleiding de verdachte te ontzetten van het recht het politieambt te bekleden een en ander zoals hierna nader zal worden aangegeven.
Het Gerecht heeft bij de bepaling van de strafmaat anderzijds rekening gehouden met de omstandigheid dat [slachtoffer] weliswaar doodsangst moet hebben uitgestaan, maar geen lichamelijk letsel heeft bekomen. Hiernaast heeft het Gerecht, in het belang van een consistente straftoemeting, bij het vaststellen van de strafmaat rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en is mede gelet op het blanco strafblad van verdachte van oordeel dat aanleiding bestaat een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegend worden na te noemen straffen passend en geboden geacht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 1:62, 1:64, 1:66, 1:119, 1:136, 1:224, 2:262 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 van de Vuurwapenverordening 1930.

9.Beslissing

Het Gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek
4Aomschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart dat de bewezenverklaarde feiten de in rubriek
5genoemde strafbare feiten opleveren;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte wegens dit deze feiten tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
ontzetde verdachte
van het recht het politieambt te bekledenvoor een periode van
12 (twaalf) jaren.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. M.T. Paulides en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht op 12 april 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.