ECLI:NL:OGEAC:2017:75

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
28 juni 2017
Publicatiedatum
3 juli 2017
Zaaknummer
KG82777/2017
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na auto-ongeluk en geschil over schadevergoeding door verzekeraar

In deze zaak heeft eiseres, wonende in Curaçao, een kort geding aangespannen tegen Nagico Insurance, haar verzekeraar, naar aanleiding van een auto-ongeluk dat plaatsvond op 25 december 2016. Eiseres vordert een voorschot op schadevergoeding van in totaal NAf 28.126,01, omdat zij van mening is dat Nagico niet de volledige schade heeft vergoed. Nagico heeft eerder een bedrag van NAf 21.515,99 uitgekeerd voor de schade aan de Suzuki Swift Sedan van eiseres en NAf 4.292,22 voor de Mazda, die als total loss werd verklaard. Eiseres stelt dat de schade aan haar Suzuki hoger is dan vergoed en dat zij recht heeft op de nieuwwaarde van de auto, terwijl Nagico zich baseert op herstelkosten.

De mondelinge behandeling vond plaats op 14 juni 2017, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het Gerecht heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de Suzuki daadwerkelijk total loss is, en dat Nagico als verzekeraar de schade had moeten vaststellen. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de vordering van eiseres in een bodemprocedure niet met zekerheid kan worden toegewezen, en heeft de vordering tot voorschot afgewezen. Echter, Nagico is wel veroordeeld in de proceskosten, omdat zij haar verplichtingen als verzekeraar niet is nagekomen.

De uitspraak is gedaan op 28 juni 2017 door mr. S.M. Christiaan, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en de kosten zijn begroot op NAf 387,95 aan verschotten, NAf 750,- aan griffierechten en NAf 2.000,- aan gemachtigdensalaris.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[EISERES],
wonende in Curaçao,
eiseres,
gemachtigde: mrs. E. Bokkes en B.J. Rollings,
--tegen--
NAGICO INSURANCE,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.J.J. Huizing.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Nagico genoemd worden.

1.Verloop van de procedure

1.1. [
Eiseres] heeft op 19 mei 2017 een verzoekschrift met producties ingediend. Bij email van 13 juni 2017 heeft Nagico producties ten behoeve van de mondelinge behandeling ingediend. Vervolgens heeft op 14 juni 2017 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen en de gemachtigden zijn verschenen en het woord hebben gevoerd aan de hand van overgelegde pleitnotities.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 25 december 2016 heeft er een ongeval plaatsgevonden tussen [eiseres], rijdende in een Suzuki Swift Sedan ([kentekennummer A]) en een Mazda met kenteken [kentekennummer B].
2.2.
De Suzuki van [eiseres] is verzekerd bij Nagico. Bij brief van 28 februari 2017 heeft Nagico dekking onder de polis bevestigd.
2.3.
Bij brief van 24 maart 2017 heeft Nagico ter vergoeding van de schade een bedrag van NAf 21.515,99 aan [eiseres] uitgekeerd. Ter zake van de Mazda heeft Nagico uitgaande van een total loss verklaring van de auto een bedrag van NAf 4.292,22 aan [eiseres] uitgekeerd. Ter zake van de schade van de Suzuki is Nagico uitgegaan van de door [eiseres] bij brief van 16 februari 2017 opgegeven kosten ter herstel van de auto, ad NAf 17.508,-.
2.4.
Bij brief van 4 april 2017 heeft [eiseres] vergoeding van de restschade van zowel de Mazda als de Suzuki van Nagico gevorderd, alsmede haar eigen (letsel)schade, te weten in totaal een bedrag van NAf 28.126,01. Nagico heeft vergoeding van die restschade afgewezen.

3.Het geschil

3.1. [
Eiseres] vordert dat het Gerecht, oordelend in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Nagico zal bevelen binnen 7 dagen tot betaling aan [eiseres] van de overige schadeposten ter grootte van NAf 28.126,01, onder verbeurte van een dwangsom van NAf 500,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Nagico in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, met veroordeling van Nagico in de proceskosten.
3.2. [
Eiseres] heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat Nagico niet de volledige onder de polis verschuldigde schade aan haar heeft vergoed. Nu het er niet naar uitziet dat Nagico binnen afzienbare tijd tot betaling zal overgaan, heeft zij recht op en belang bij een spoedeisende voorziening.
3.3.
Nagico heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In het onderhavige kort geding dient te worden beoordeeld of de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook slechts een voorlopig oordeel.
4.2.
De door [eiseres] gevorderde voorziening is onder te verdelen in drie afzonderlijke posten, te weten de schade aan de auto van [eiseres] (Suzuki), de schade van de Mazda en de eigen schade van [eiseres]. Het Gerecht zal per schadepost afzonderlijk bespreken of een voorziening als gevorderd geboden is.
Suzuki
4.3.
Ten aanzien van de schade aan de auto van [eiseres] verschillen partijen van mening of de herstelkosten van de auto of de nieuwwaarde van de auto (in verband met een total loss verklaring) vergoed dient te worden. Partijen zijn het erover eens dat in geval van een total loss verklaring van de Suzuki, de nieuwwaarde dient te worden vergoed. Nagico gaat echter uit van de herstelkosten op basis van de opgave van [eiseres] in haar brief van 16 februari 2017. De door [eiseres] gevorderde herstelkosten bedragen niet 2/3 van de nieuwwaarde van de auto, zodat er volgens Nagico geen sprake is van een total loss situatie die een vergoeding van de nieuwwaarde van de auto rechtvaardigt (artikel 25.9 van de polisvoorwaarden). Voor zover [eiseres] stelt dat de in artikel 25.9 van de polisvoorwaarden geformuleerde berekening niet als uitgangspunt kan dienen voor het beantwoorden de vraag of de auto total loss is, heeft zij die stelling onvoldoende gemotiveerd. [eiseres] hanteert immers zelf het uitgangspunt dat sprake is van een total loss situatie in het geval herstel van de auto (vrijwel) onmogelijk dan wel economisch onverantwoord is. Niet valt in te zien dat het door [eiseres] gebezigde criterium niet strookt met de polisbepaling waar Nagico zich op beroept.
4.4. [
Eiseres] heeft ter onderbouwing van haar stelling dat – anders dan in haar brief van 16 februari 2017 naar thans blijkt – sprake is van een total loss situatie, toegelicht dat het uitdeukbedrijf heeft aangegeven dat de auto in het geheel niet reparabel bleek te zijn. Bij nader onderzoek ter vaststelling van de schade is gebleken dat de auto na de aanrijding in brand is gevlogen, waardoor er schade is aangericht die moeilijk traceerbaar was bij een eerste inspectie. Daarmee is bij de eerder opgegeven herstelkosten geen rekening gehouden.
4.5.
Met Nagico is het Gerecht van oordeel dat zonder onderbouwing niet zonder meer kan worden vastgesteld of sprake is van een total loss situatie, zoals [eiseres] thans stelt. Het Gerecht kan bij gebrek aan enige onderbouwing en gelet op de primaire vordering van [eiseres] tot vergoeding van de herstelkosten, niet zonder meer afgaan op de enkele stelling van [eiseres] dat sprake is van een total loss situatie. Daar staat tegenover dat op Nagico als verzekeraar de verplichting rust de schade vast te stellen. Nagico heeft dat ten onrechte nagelaten. Dat zij zich bij de vergoeding van de schade in eerste instantie heeft beperkt tot een opgave van de schade door [eiseres] zelf, brengt echter niet mee dat zij [eiseres] daar aan mag houden indien later blijkt van meer schade. In dat geval had het op de weg van Nagico gelegen aan haar verplichting te voldoen door alsnog de auto aan een inspectie te onderwerpen en de schade vast te stellen. Door dat stelselmatig te weigeren en op die grond de gevorderde restschade af te wijzen, handelt Nagico niet zo als van een als redelijk handelend verzekeraar mag worden verwacht.
4.6.
Voorgaande brengt echter niet mee dat [eiseres] zonder meer aanspraak maakt op een voorschot zoals door haar gevorderd. Partijen zijn het er over eens dat [eiseres] in geval van een total loss situatie recht heeft op vergoeding van de nieuwwaarde van de auto ad NAf 32.973,50. Van dat bedrag heeft Nagico reeds een bedrag van NAf 17.508,87 in de vorm van herstelkosten vergoed. Nu met onvoldoende mate van zekerheid kan worden gesteld dat de Suzuki total loss is, is een nader voorschot om die reden vooralsnog niet geboden. Het ligt wel op de weg van Nagico om zo spoedig mogelijk de expertise te doen uitvoeren teneinde te bepalen of al dan niet sprake is van een total loss situatie.
Mazda
4.7. [
Eiseres] vordert de kosten van een lening die zij stelt te hebben moeten afsluiten ter vergoeding van de schade van de Mazda terwijl zij in afwachting was op een uitkering onder de polis. Onvoldoende is gebleken dat [eiseres] genoodzaakt was de lening af te sluiten. Immers, de lening is afgesloten op 10 februari 2017, ongeveer 1,5 maand na het ongeval. De eerste brief van [eiseres] aan Nagico waarin aanspraak wordt gemaakt op vergoeding van de herstelkosten van de Mazda, dateert van een latere datum, te weten 16 februari 2017. In die brief van [eiseres] wordt overigens geen melding gemaakt van een lening die zou zijn afgesloten. Dat [eiseres] in verband met een vertraging in de betaling door Nagico niet anders kon dan een kostbare lening af te sluiten is onvoldoende gebleken. Voorts is onvoldoende onderbouwd dat [eiseres] de lening daadwerkelijk heeft aangewend om de schade aan de Mazda te vergoeden.
4.8. [
Eiseres] stelt dat Nagico een te laag schadebedrag heeft vergoed. [eiseres] heeft aan de hand van facturen aangegeven dat de herstelschade van de Mazda NAf 7.681,60 bedraagt. Nagico heeft aangegeven dat de Mazda total loss is en heeft op basis daarvan een bedrag van NAf 4.292,22 aan [eiseres] vergoed. [eiseres] heeft de door Nagico bij haar berekening gehanteerde dagwaarde en wrakwaarde van de auto betwist. Nagico heeft aangevoerd dat de door haar gehanteerde bedragen in de verzekeringsbranche gebruikelijk zijn. De schade dient echter zo concreet mogelijk te worden begroot, zodat de bedragen tenminste moeten worden onderbouwd door de verkoopprijzen die in werkelijkheid kunnen worden gekregen voor vergelijkbare auto's van vergelijkbare leeftijd en met vergelijkbare kilometerstand, evenals de verkoopprijs die in werkelijkheid voor de beschadigde auto kan worden verkregen. Nagico heeft de door haar gehanteerde bedragen niet onderbouwd. Door [eiseres] zijn in het kader van haar betwisting echter ook geen alternatieve bedragen aangedragen. Dat brengt met zich dat ook ter zake van de schade aan de Mazda niet met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat [eiseres] recht heeft op meer schadevergoeding dan zij reeds heeft ontvangen.
Overige schade van [eiseres]
4.9.
Ten aanzien van de gevorderde time-loss heeft Nagico verwezen naar artikel 25.8 van de polisvoorwaarden waaruit volgt dat een maximum van 14 dagen voor time-loss wordt vergoed. Door [eiseres] zijn geen zwaarwegende argumenten aangedragen die maken dat aannemelijk is dat een bodemrechter van dit overeengekomen maximum zal afwijken ten voordele van [eiseres]. Dat geldt temeer nu [eiseres] in haar brief van 17 maart 2017 aan Nagico zelf een time-loss heeft gevorderd conform het in artikel 25.8 van de polisvoorwaarden genoemde maximum.
4.10. [
Eiseres] heeft voorts een voorschot op haar letselschade gevorderd. Los van de vraag of de schade van [eiseres] gedekt is onder de polis – partijen verschillen daarover van mening –, is haar vordering dat sprake is van letselschade die een voorschot rechtvaardigt zoals gevorderd, onvoldoende onderbouwd om als uitgangspunt te dienen bij het beoordelen van de schade in kort geding. Hetzelfde geldt voor de vervolgsessies fysiotherapie. De brief van fysiotherapie Sta. Maria is daartoe naar het oordeel van het Gerecht onvoldoende.
Slotsom
4.11.
Het voorgaande leidt volgens het Gerecht tot de slotsom dat vooralsnog niet kan worden vastgesteld of de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal worden toegewezen. Het gevorderde voorschot wordt daarom afgewezen.
4.12.
Ondanks dat het gevorderde voorschot wordt afgewezen dient er volgens het Gerecht wel een kostenveroordeling ten nadele van Nagico te volgen. Als gezegd rust op Nagico als aansprakelijke verzekeraar de verplichting de schade vast te stellen. Nagico heeft dat nagelaten ondanks dat partijen van mening verschilden over de omvang van de schade. Nagico is in eerste instantie af gegaan op berichten van [eiseres] betreffende de omvang van de schade. Toen vervolgens bleek dat de omvang van de schade toch ter discussie stond had Nagico de schadebegroting ter hand moeten nemen en de Suzuki en de Mazda moeten laten inspecteren en middels een rapportage moeten onderbouwen wat de schade is. Nu zij dat heeft nagelaten, heeft Nagico de procedure over zich afgeroepen. [Eiseres] is immers genoodzaakt geweest een procedure aanhangig te maken om Nagico er toe te bewegen de taken die als verzekeraar op haar rusten, namelijk vaststellen van de schade, te gaan verrichten. Daarin is naar het oordeel van het Gerecht ook het spoedeisend belang van [eiseres] bij het onderhavige kort geding gelegen.
4.13.
Nagico wordt om voornoemde reden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiseres]. Deze kosten worden aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op NAf 387,95 aan verschotten, NAf 750,- aan griffierechten en NAf 2.000,- aan gemachtigdensalaris.

5.De beslissing

Het Gerecht:

Rechtdoende in kort geding:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Nagico in de proceskosten, aan de zijde van de [eiseres] tot op heden begroot op NAf 387,95 aan verschotten, NAf 750,- aan griffierechten en NAf 2.000,- aan gemachtigdensalaris;
Dit vonnis in kort geding is gewezen door mr. S.M. Christiaan, rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2017.