ECLI:NL:OGEAC:2018:102

Gerecht in eerste aanleg van Curaçao

Datum uitspraak
7 mei 2018
Publicatiedatum
28 mei 2018
Zaaknummer
CUR201602063 (voorheen AR 79215/2016)
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en schadevergoeding na verkeersongeluk met letsel van minderjarige

In deze zaak vordert [eiseres], wettelijk vertegenwoordiger van [naam minderjarig], schadevergoeding van twee verzekeraars, Seguros Brouwer en Citizens, na een verkeersongeluk op 30 juli 2012 waarbij [naam minderjarig] ernstig letsel opliep. De botsing vond plaats tussen de auto van [eiseres] en de auto van [naam 1], waarbij beide bestuurders een verkeersfout hebben gemaakt. [naam minderjarig] was ten tijde van het ongeval inzittende in de auto van [eiseres] en heeft door het ongeval blijvende schade opgelopen, waarvoor zij medische zorg nodig heeft. De totale schade is begroot op NAf 3 miljoen, waarvan NAf 300.000 aan immateriële schade. Beide verzekeraars zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de schade van [naam minderjarig].

Het Gerecht heeft vastgesteld dat zowel [eiseres] als [naam 1] verkeersfouten hebben gemaakt, wat leidt tot medeschuld in de zin van artikel 6:102 BW. De verzekeraars kunnen voor maximaal NAf 150.000,- per verzekeraar worden aangesproken, en het Gerecht heeft geoordeeld dat beide verzekeraars hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade van [naam minderjarig]. De vordering van [eiseres] is toegewezen, waarbij de verzekeraars zijn veroordeeld tot betaling van de gevorderde schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 7 mei 2018.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
VONNIS
[NAAM MINDERJARIG]
ten deze wettelijk vertegenwoordigd door [EISERES],
wonende in Silver Spring, Maryland, Verenigde Staten van Amerika,
eiseres,
gemachtigde: R.A.P.H. Pols,
tegen

1.de naamloze vennootschap

TRESTON INSURANCE COMPANY (CURAÇAO) N.V. ten deze vertegenwoordigd door haar gevolmachtigde SEGUROS BROUWER N.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde sub 1,
gemachtigde: mr. R. Conquet.
en

2.de naamloze vennootschap

NETHERLANDS ANTILLES & ARUBA ASSURANCE COMPANY (NA&A)
N.V., h.o.d.n. Citizens Insurance,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde sub 2,
gemachtigde: mr. Fa Si Oen,
Partijen zullen hierna worden aangeduid als [naam minderjarig], [eiseres] respectievelijk Citizens en Seguros Brouwer, beiden ook gezamenlijk aangeduid als verzekeraars.

1.Het procesverloop

1.1.
Voor het procesverloop wordt verwezen naar de volgende stukken:
- het vonnis in het cautio- en vrijwaringsincident d.d. 2 oktober 2017;
- de email van mr. Conquet van 8 december 2017 met stukken ten behoeve van de comparitie;
- de email van mr. Pols met aangehecht een usb-stick op 12 december 2017 overhandigd aan de front officie;
- het verzoek ex artikel 1:253 jo. 1:349 lid 1 BW ingediend door mr. Pols tijdens de comparitie van partijen;
- de pleitaantekeningen ten behoeve van de comparitie zijdens mr. Pols en mr. Conquet.
- de aantekeningen en het proces-verbaal van de comparitie van partijen d.d. 13 december 2017;
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 30 juli 2012 heeft een botsing plaatsgevonden tussen de auto [nummer A] van mevrouw [eiseres] (hierna: [eiseres]), verzekerd bij Treston ter zake vertegenwoordigd door Seguros Brouwer en de auto [nummer B]van [naam 1] (hierna: [naam 1]), verzekerd bij Citizens. De botsing vond plaats op de kruising van de Nijlweg en de Frater Radulphusweg.
2.2. [
naam minderjarig], minderjarig, was ten tijde van het ongeval inzittende in de auto bij [eiseres]. [naam minderjarig] heeft door het ongeval ernstig letsel opgelopen waarvoor zij tot heden medische interventie behoeft.
2.3.
Namens [naam minderjarig] zijn Seguros Brouwer en Citizens aansprakelijk gesteld voor haar schade ten gevolge van het ongeval. Tot op heden is de schade van [naam minderjarig] onvergoed gebleven.
2.4.
Tussen Citizens en Seguros Brouwer is een procedure aanhangig geweest bij het GEA (AR78066/2016). In die zaak heeft het Gerecht bij eindvonnis d.d. 19 juni 2017 een beslissing genomen over de onderlinge draagplicht van Citizens en Seguros Brouwer betreffende cascoschade van [eiseres]. Partijen hebben geen hoger beroep ingesteld tegen het vonnis, zodat het inmiddels onherroepelijk is geworden.

3.Het geschil

3.1. [
eiseres] vordert namens [naam minderjarig], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van:
- Seguros Brouwer tot betaling aan haar van een bedrag van NAf 150.000,- ten titel van immateriële schade, althans voor een door het Gerecht te bepalen deel aan immateriële schade met een restant aan materiële schade;
- Citizens tot betaling aan haar van een bedrag van NAf 150.000,- ten titel van immateriële schade, althans voor een door het Gerecht te bepalen deel aan immateriële schade met een restant aan materiële schade;
- vermeerderd met de wettelijke rente:
• hoofdelijk te voldoen door gedaagden over het door het Gerecht vast te stellen bedrag aan immateriële schade vanaf 30 juli 2012, zijnde de ongevalsdatum, tot de dag der algehele voldoening en wel des, dat de een betalende de ander tot het betaalde bedrag zal zijn bevrijd;
• en voorts over de materiële schade waartoe Citizens wordt veroordeeld, te voldoen door Citizens, gerekend vanaf de aanmaning d.d. 19 augustus 2013 tot de dag der algehele voldoening, althans over de materiele schade vanaf datum indiening van het verzoekschrift tot de dag der algehele voldoening;
• en voorts over de materiële schade waartoe Seguros Brouwer wordt veroordeeld, te voldoen door Seguros brouwer, gerekend vanaf de aanmaning d.d. 4 juni 2015 tot de dag der algehele voldoening, althans over de materiele schade vanaf datum indiening van het verzoekschrift tot de dag der algehele voldoening;
- ieder der gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling van de kosten buiten rechte van NAf 13.886,- te voldoen boven de contractueel overeengekomen maximaal verzekerde som en voorts kosten rechtens.
3.2. [
naam minderjarig] legt aan haar vordering ten grondslag dat beide automobilisten een verkeersfout hebben gemaakt en zo hebben bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval, waardoor beide LAM-verzekeraars op grond van artikel 6 lid 1 LAM hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de volledige schade van [naam minderjarig]. Nu de schade is begroot op drie miljoen gulden, kunnen beide verzekeraars afzonderlijk worden aangesproken voor de maximaal verzekerde som ad NAf 150.000,- .
3.3.
Citizens betwist dat [naam minderjarig] als inzittende een zelfstandig vorderingsrecht heeft jegens haar. Voorts heeft Citizens tot haar verweer gevoerd dat zij niet aansprakelijk is omdat haar verzekerde, [naam 1], ten aanzien van de aanrijding niets te verwijten valt. Het ongeval is volledig te wijten aan de verkeersfout van [eiseres] doordat zij geen voorrang heeft verleend aan het van rechts komende verkeer. Een verkeersfout zijdens [naam 1] door te hard te rijden leidt, gelet op de fout van [eiseres], niet tot medeschuld zijdens [naam 1]. [naam minderjarig] heeft voorts eigen schuld aan het ongeval omdat zij geen gordel droeg. Tenslotte plaatst Citizens enkele kanttekeningen bij de gevorderde schade en worden de buitengerechtelijke kosten en de rente betwist.
3.4.
Seguros Brouwer heeft tot haar verweer gevoerd dat zij niet aansprakelijk is jegens [naam minderjarig] omdat het ongeval enkel een gevolg is van een verkeersfout zijdens [naam 1] die te hard heeft gereden door de toegestane snelheid van 60 km/u aanzienlijk te overschrijden. Voor zover [eiseres] [naam 1] geen voorrang heeft verleend is dat een gevolg van de te hoge snelheid van [naam 1], waardoor ze hem niet heeft kunnen zien aankomen. Voorts betwist Seguros Brouwer de buitengerechtelijke kosten.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling van de vorderingen jegens Citizens en Seguros Brouwer

4.1.
Ter comparitie heeft [eiseres] een schriftelijk verzoek ingediend om namens [naam minderjarig] te mogen procederen. Het verzoek om machtiging ex artikel 1:253 juncto artikel 1:349 BW kan ook ter comparitie worden gedaan. Het verweer van gedaagden is om die reden gepasseerd en het verzoek is reeds ter comparitie gehonoreerd.
4.2.
Voor zover Citizens tot haar verweer heeft gevoerd dat [naam minderjarig] geen zelfstandig vorderingsrecht heeft op grond van de LAM, gaat het Gerecht daar aan voorbij gelet op het bepaalde in artikel 6 LAM dat de benadeelde jegens de verzekeraar door wie aansprakelijkheid volgens de LAM is gedekt, een eigen recht heeft op schadevergoeding.
4.3.
Zowel Citizens als Seguros Brouwer hebben zich ter afwering van hun aansprakelijkheid jegens [naam minderjarig] primair beroepen op de verkeersfout van de ander. Seguros Brouwer heeft daarbij gewezen naar hetgeen het Gerecht heeft bepaald in het vonnis van 19 juni 2017.
4.4.
Het Gerecht stelt voorop dat het vonnis voornoemd betrekking had op een procedure tussen Citizens en Seguros Brouwer over de cascoschade van [eiseres] als gevolg van het ook in onderhavig geding aan de orde zijnde ongeval. [naam minderjarig] is bij die procedure niet betrokken geweest, zodat de uitkomst daarvan mogelijk enige aanknopingspunten kan bieden, maar geen rechtskracht heeft in de verhouding tussen [naam minderjarig] enerzijds en Citizens en Seguros Brouwer anderzijds. Voorts geldt dat het Gerecht zich in die zaak heeft gebogen over de vraag in hoeverre beide verzekeraars in de onderlinge verhouding gehouden zijn in de cascoschade van [eiseres] bij te dragen. Een vraag betreffende de onderlinge draagplicht dus, waarbij het gedrag van [eiseres] moet worden beoordeeld in het licht van artikel 6:101 BW. Ondanks het gelijkluidende feitencomplex is de rechtsvraag in de onderhavige zaak een andere, namelijk of de beide verzekerden onrechtmatig jegens een derde, [naam minderjarig], hebben gehandeld. Met andere woorden, een vraag naar de medeschuld in de zin van artikel 6:102 BW.
4.5.
Ter comparitie hebben beide partijen erkend, althans onvoldoende gemotiveerd betwist, dan wel gerefereerd aan het oordeel van het Gerecht dat hun verzekerde een verkeersfout heeft gemaakt. [naam 1] heeft te hard gereden en [eiseres] heeft geen voorrang verleend. Ten aanzien van [naam 1] geldt dat het Gerecht in het vonnis voornoemd op basis van de beschikbare bewijsstukken en informatie heeft overwogen dat [naam 1] bijna twee keer harder heeft gereden dan was toegestaan. Hetgeen Citizens in de onderhavige procedure ten aanzien hiervan heeft aangevoerd, houdt geen voor bewijslevering vatbare met feiten onderbouwde betwisting in van de in het vonnis voornoemd bewezen verklaarde gedragingen van [naam1] voorafgaande aan het ongeval. Het Gerecht neemt derhalve aan dat [naam1] in strijd heeft gehandeld met de artikelen 45 en 47 Wegenverkeersverordening 2000.
4.6.
Ten aanzien van [eiseres] geldt dat als onbetwist vast staat dat de verkeerslichten ten tijde van het ongeval buiten werking waren en dat [eiseres]die de bocht naar links wilde maken op basis van de geldende verkeersregels voorrang diende te verlenen aan het van rechts komend rechtdoorgaande verkeer (artikel 41 Wegenverkeersverordening 2000). Nu [eiseres] met [naam 1], die van rechts kwam, in botsing is gekomen, staat vast dat zij geen voorrang heeft verleend.
4.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat zowel [naam 1] als [eiseres] een verkeersfout hebben gemaakt die, naar het oordeel van het Gerecht, kan worden aangemerkt als onrechtmatig jegens [naam minderjarig]. In beide gedragingen ligt immers een gevaarzettende overtreding van de Wegenverkeersverordening 2000 besloten die als onrechtmatig kan worden gekwalificeerd. Noch Citizens noch Seguros Brouwer heeft dat gemotiveerd betwist. Voor zover Seguros Brouwer ter zake heeft aangevoerd dat haar verzekerde geen voorrang heeft kunnen verlenen omdat zij [naam 1] door diens harde snelheid niet heeft aan zien komen, staat dat in de verhouding tot [naam minderjarig] niet aan aansprakelijkheid in de weg. Ook als aangenomen moet worden dat [naam 1] twee keer harder reed dan de toegestane snelheid, dan nog kan daaruit niet worden afgeleid dat [eiseres] in de onmogelijkheid verkeerde om hem te zien aankomen en daarop, bij voldoende voorzichtig en oplettend rijden, te anticiperen. Dat betekent dat (ook) [eiseres] schuld heeft aan het ontstaan van het ongeval. Hetzelfde geldt voor de stelling van [naam 1] dat zijn snelheid niet tot het ongeval heeft geleid, omdat het ongeval niet zou zijn gebeurd als [eiseres] hem voorrang had verleend. Dat laatste kan zo zijn, maar neemt uit de aard van de zaak niet weg dat (ook) [naam1] door zo hard in plaats van voldoende voorzichtig en oplettend te rijden van het ontstaan van het ongeval een verwijt moet worden gemaakt.
4.8.
Gelet op het hiervoor overwogene zijn [eiseres] en [naam 1] beiden aansprakelijk voor de schade van [naam minderjarig]. Er is derhalve sprake van medeschuld in de zin van artikel 6:102 BW. Bij medeschuld zijn beiden hoofdelijk verbonden tot vergoeding van dezelfde schade. Dat wil zeggen dat [naam minderjarig] beide verzekeraars voor het geheel kan aanspreken. Betaling van de schade door de een bevrijdt betaling door de ander ex artikel 6:7 BW. Beide verzekeraars hebben een verzekerde som van ieder maximaal NAf 150.000,-. Zij kunnen voor niet meer dan dat bedrag worden aangesproken. Aan een causale verdeling in die zin dat Citizens voor 90% aan vergoeding van de schade dient bij te dragen en Seguros Brouwer voor 10%, wordt in de interne verhouding tussen [naam minderjarig] enerzijds en de twee aansprakelijke verzekeraars anderzijds niet toegekomen. Die causale verdeling speelt enkel een rol in de externe relatie tussen verzekeraars ter bepaling van de onderlinge draagplicht en regardeert [naam minderjarig] als derde-benadeelde niet. De hoofdelijkheid van de aansprakelijkheid jegens haar staat daaraan in de weg.
4.9.
Voor zover Citizens heeft gesteld dat [naam minderjarig] zelf ook schuld heeft aan het ontstaan van haar schade nu zij geen gordel droeg, gaat het Gerecht daar aan voorbij. Het enkele feit dat uit de voorhanden bewijsstukken niet blijkt dat [naam minderjarig] een gordel droeg, is onvoldoende om aan te nemen dat zij geen gordel droeg. De deuk in de achterportier, waarnaar Citizens vervolgens verwijst, biedt zonder nadere toelichting en concrete onderbouwing geen aanknopingspunt voor de stelling dat [naam minderjarig] geen autogordel droeg, gelet op het feit dat beide auto’s ter hoogte van de rechter achterportier met elkaar in botsing zijn gekomen. Het Gerecht beschouwt de stelling van Citizens dan ook als onvoldoende gemotiveerd. Aan bewijslevering door Citizens wordt bij gebreke van enig aanknopingspunt ter onderbouwing van de stelling niet toegekomen. Ten overvloede merkt het Gerecht op dat de billijkheidscorrectie vergt dat, gelet op de jonge leeftijd van [naam minderjarig], een eventuele eigen schuld (als mocht blijken dat zij toch geen gordel droeg) tot nihil wordt gematigd.
4.10.
Ten aanzien van de gevolgen van het ongeval overweegt het Gerecht als volgt. Uit de brieven van medisch adviseur W.C.G. Blanken van 5 juni 2015 en 16 juni 2015 volgt dat bij [naam minderjarig], die ten tijde van het ongeval 8 jaar was, na het ongeval sprake is van een dwarslaesie met verlamming en hersenletsel met multiple problematiek onder meer in de vorm van ernstige neurologische uitvalverschijnselen. Thans is een medische eindsituatie bereikt, hoewel bepaalde organen in toekomst nog uitvalsverschijnselen kunnen gaan vertonen. Het percentage blijvende functionele invaliditeit ligt rond de 60-70% van de gehele persoon conform de AMA-criteria. Ook op de ter zitting getoonde foto’s en video’s is te zien dat [naam minderjarig] kampt met ernstige neurologische en lichamelijke problemen die waarschijnlijk voor de rest van haar leven medische interventies en begeleiding en ondersteuning in het dagelijks leven zullen vereisen. Dat daar een aanzienlijke materiële en immateriële schade bij hoort is evident, mede gelet op de jeugdige leeftijd van [naam minderjarig]. Voor die vaststelling is geen deskundigenbericht nodig. De stelling van Citizens dat er door tijdsverloop sprake zou kunnen zijn van externe factoren die gezondheidsklachten van [naam minderjarig] zouden hebben verergerd, is op geen enkele wijze onderbouwd, zodat het Gerecht daar aan voorbij gaat.
4.11. [
naam minderjarig] heeft haar totale schade begroot op NAf 3 miljoen gulden, waarvan een bedrag van NAf 300.000,- betreffende immateriële schade. De opgevoerde schadeposten passen op zichzelf bij het letsel van [naam minderjarig] en de aanzienlijke restverschijnselen. Over de hoogte van de diverse schadeposten is geen debat gevoerd, omdat de schade niet expliciet door partijen is betwist. Citizens heeft enkele kanttekeningen geplaatst bij diverse schadeposten. Het Gerecht gaat daar echter aan voorbij. Hoewel een uitgebreid debat over de schadeposten er mogelijk toe kan leiden dat enkele schadeposten lager uitvallen, is door Citizens geen enkel concreet en onderbouwd argument aangevoerd waaruit zou kunnen volgen dat de totale schade lager zal uitvallen dan de verzekerde sommen van beide verzekeraars van in totaal een bedrag van NAf 300.000,-. Reeds gelet hierop is er geen rechtens te respecteren belang bij een debat over de schade. Ook uit proces economisch oogpunt acht het Gerecht een intensief en langdurig debat over de omvang van de schade niet opportuun.
4.12.
Nu voldoende is gesteld en onvoldoende gemotiveerd is betwist dat de schade van [naam minderjarig] tenminste het totaal van beide verzekerde sommen overschrijdt en beide verzekeraars jegens [naam minderjarig] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor haar schade, zullen zij ieder afzonderlijk worden veroordeeld tot betaling aan [naam minderjarig] van de maximaal verzekerde som ad NAf 150.000,-. Van betaling van een keer de verzekerde som, omdat betaling van de een de ander bevrijdt, is geen sprake nu de totale schade tenminste het bedrag van de twee verzekerde sommen gezamenlijk overschrijdt.
4.13.
Ten behoeve van de gevorderde wettelijke rente zal het Gerecht uitgaan van datum ongeval, nu het toegewezen bedrag beloopt tot het bedrag van de gevorderde en niet betwiste immateriële schade ad NAf 300.000,-.
4.14.
Indien en voorzover Citizens reeds over is gegaan tot betaling van de cascoschade van [eiseres] waartoe zij door het Gerecht bij vonnis voornoemd is veroordeeld, is die betaling niet te goeder trouw geweest in de zin van artikel 6 lid 2 LAM. Ter comparitie is immers gebleken dat Citizens ten tijde van de procedure betreffende de cascoschade op de hoogte was van het bestaan van de letselschade. Dat zij meende daarvoor niet aansprakelijk te zijn, doet daaraan niet af. De betaling van de cascoschade strekt derhalve niet in mindering op de verzekerde som tot betaling waarvan Citizens in de onderhavige procedure wordt veroordeeld.
4.15.
Ook de buitengerechtelijke kosten komen voor vergoeding in aanmerking, nu voldoende is gebleken dat [naam minderjarig], mede door toedoen van beide verzekeraars, buiten rechte aanzienlijke kosten heeft moeten maken om haar schade vergoed te krijgen.
4.16.
Beide verzekeraars worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [naam minderjarig]. Tot de dag van de uitspraak kunnen die kosten worden begroot op gemachtigdensalaris: 3 punten x tarief 8 ad NAf 3.000,-: NAf 9.000,-, griffierecht: NAf 3.000,- en oproepingskosten: NAf 646,50 en NAf 286,50

5.De beslissing

Het Gerecht:

- veroordeelt Seguros Brouwer tot betaling aan [naam minderjarig] van een bedrag van NAf 150.000,- ten titel van schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2012, zijnde de ongevalsdatum, tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt Seguros Brouwer tot betaling aan [naam minderjarig] van een bedrag van NAf 150.000,- ten titel van schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2012, zijnde de ongevalsdatum, tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt ieder der gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan [naam minderjarig] van de kosten buiten rechte van NAf 13.886,- te voldoen boven de contractueel overeengekomen maximaal verzekerde som
- veroordeelt ieder der gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [naam minderjarig] tot op heden begroot op NAf 3.933,- aan verschotten en NAf 9.000,- aan gemachtigdensalaris,
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Christiaan rechter in het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2018.