In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Girobank N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde in verband met een geldleningsovereenkomst en een overtrekkingsfaciliteit. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 14 juli 2016 bij het Gerecht ingekomen is. De gedaagde heeft gedurende 35 maanden zijn betalingsverplichtingen niet nagekomen, wat leidde tot conservatoir beslag door de Girobank. De vordering van de Girobank omvatte een bedrag van NAf 907.379,57 uit hoofde van de overeenkomst, vermeerderd met rente, en een bedrag van NAf 166.075,16 uit hoofde van de rekening courant, eveneens vermeerderd met rente. De gedaagde voerde verweer op basis van schending van de zorgplicht door de bank, maar het Gerecht oordeelde dat de Girobank voldoende informatie had verstrekt en dat de gedaagde niet had aangetoond dat hij niet in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen. Het Gerecht heeft de vordering van de Girobank toegewezen, inclusief de incassokosten en proceskosten, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak vond plaats op 23 april 2018.